Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg Zuid zijn adresgegevens aan zijn ex-echtgenote heeft verstrekt.
Beoordeling
Bevindingen
Verzoeker verliet in 2004 de gezamenlijke woning omdat hij door zijn echtgenote werd mishandeld. Zijn nieuwe adres hield hij voor haar geheim. Een echtscheidingsprocedure volgde. Verzoeker werd vervolgens nog steeds door zijn ex-echtgenote telefonisch en op zijn werk lastig gevallen en deed aangifte van stalking. Naar aanleiding van de aangifte volgde een veroordeling door de Rechtbank en het Hof. Gezien de mishandelingen en bedreigingen door zijn ex-echtgenote wilde verzoeker zijn nieuwe adres nog steeds geheim houden en diende hij bij de gemeente een verzoek tot geheimhouding van zijn adres in. In het register van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) werd bij zijn adres vermeld dat het niet zonder toestemming aan derden, vrije derden en kerken mocht worden verstrekt.
Op of omstreeks 8 februari 2008 liep de boedelscheiding tussen partijen nog en deed de ex-echtgenote van verzoeker op het politiebureau aangifte van oplichting tegen verzoeker. Ze vermoedde dat haar ex-echtgenoot, buiten haar medeweten, in 2004 een bankrekening op haar naam had geopend en daar nu zonder haar toestemming een geldbedrag had afgehaald. Bij het doen van de aangifte vroeg de aangeefster ook op wiens naam de auto van haar ex-echtgenoot stond. De behandelend politieambtenaar B. raadpleegde daarop het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW) en gaf haar een uitdraai van die gegevens. Op die uitdraai stonden ook de adresgegevens van verzoeker. Toen verzoeker vernam dat de politie een uitdraai van het kentekenregister, waarop ook zijn adresgegevens waren vermeld, aan zijn ex-echtgenote had verstrekt was hij verontwaardigd en bang. Hij had juist een geheim-adresvermelding bij de gemeente aangevraagd uit vrees dat zijn ex-echtgenote hem op zijn nieuwe adres weer zou stalken. Verzoeker was van mening dat de politie onzorgvuldig had gehandeld en diende een klacht in.
Standpunt verzoeker
Verzoeker stelde dat zijn ex-echtgenote al eerder tevergeefs had geprobeerd zijn adres te achterhalen en was van mening dat zij het doen van een aangifte had gebruikt om zijn adresgegevens te verkrijgen. Hij gaf daarbij onder meer aan dat de politie deze gegevens niet uit het kentekenregister had mogen verstrekken.
Standpunt korpsbeheerder
In reactie op verzoekers klacht gaf de korpsbeheerder aan dat de behandelend ambtenaar van politie B. aan de ex-echtgenote van verzoeker bij het doen van een aangifte, de adresgegevens van haar ex-echtgenoot had verstrekt. Dit teneinde als benadeelde partij in rechte voor haar belangen op te kunnen komen. De korpsbeheerder was van oordeel dat ambtenaar B., nu zij wist dat er sprake was van een echtscheidingsprocedure en gezien het feit dat er een aangifte tegen verzoeker werd gedaan, zorgvuldiger had gehandeld als zij in deze situatie de gegevens eerst in het GBA-register had gecontroleerd. De gegevens hadden in het GBA-register immers de vermelding "geheim - niet zonder toestemming aan derden, vrije derden en kerken" verstrekken. De korpsbeheerder was dan ook van oordeel dat de gegevensverstrekking in de gegeven omstandigheden zorgvuldiger had gekund, maar hij achtte desondanks de klacht niet gegrond.
Verklaring betrokken ambtenaar B.
In de interne klachtenprocedure verklaarde de betrokken ambtenaar B. tegen de klachtencommissie kort weergegeven het volgende. De ex-echtgenote van verzoeker kwam aangifte doen van oplichting. Dit naar aanleiding van een geldbedrag dat haar ex-echtgenoot van een rekening, die hij op haar naam had geopend, had opgenomen. In het kader van de boedelscheiding tussen partijen meende zij aanspraak te kunnen maken op de helft van het opgenomen bedrag. Ook vroeg zij in het kader van de boedelscheiding op wiens naam de auto van haar ex-echtgenoot stond. Om op die vraag antwoord te kunnen geven had B. het kentekenregister geraadpleegd en op verzoek een uitdraai van de aangetroffen gegevens verstrekt. Op die uitdraai stonden ook de adresgegevens van verzoeker.
Verklaring privacy-functionaris D.
De privacy-functionaris D. verklaarde in de interne klachtenprocedure op de hoorzitting van de klachtencommissie onder meer het volgende. De ex-echtgenote van verzoeker kwam op het politiebureau aangifte doen ter zake van oplichting door haar ex-echtgenoot. Bij die gelegenheid kon zij als benadeelde partij naar aanleiding van een strafbaar feit beschikken over de adresgegevens van haar ex-echtgenoot. Verbalisant B. heeft niet het GBA-register geraadpleegd, maar het kentekenregister van de RDW. Dit omdat de ex-echtgenote van verzoeker aan verbalisant B. had gevraagd op wiens naam de auto stond. Verbalisant B. heeft daarop een uitdraai van het kentekenregister aan aangeefster verstrekt. De privacy-functionaris D. stelt dat het correcter was geweest als de verbalisant de gegevens uit het GBA-register had verstrekt, maar dat zij niet onjuist heeft gehandeld aangezien het geschiedde in het kader van het strafrechtelijke feit en deze conform de Wet Politiegegevens werden verstrekt. Nu de adresgegevens toch al zouden worden verstrekt, was het plausibel dat de verbalisant gebruik had gemaakt van het systeem dat op dat moment voorstond, aldus de privacy-functionaris.
Beoordeling
Het verbod van misbruik van bevoegdheid houdt in dat overheidsinstanties een bevoegdheid niet mogen gebruiken voor een ander doel dan waartoe die bevoegdheid is gegeven. De strekking van dit verbod is nauw verbonden met het doel en de strekking van de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid van een bestuursorgaan is gebaseerd.
In het kentekenregister dat door de RDW wordt beheerd, staan diverse gegevens, waaronder persoonsgegevens, van diegene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven. In het geval een particulier gegevens over een derde opvraagt krijgt de kentekenhouder op grond van artikel 11 lid 1 en 2 van het Kentekenreglement (zie achtergrond onder I.) daarvan bericht en kan hij aangeven of hij toestemming geeft voor het verstrekken van de gegevens.
Diverse organisaties, waaronder de politie, hebben de bevoegdheid gegevens uit het kentekenregister te raadplegen. De politie kan echter in tegenstelling tot particulieren zonder toestemming van de geregistreerde eigenaar/houder van het kenteken over de gegevens beschikken. Uit artikel 43 lid 1 jo 42 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 (zie achtergrond onder II.) volgt dat de politie over gegevens, die zij nodig heeft voor de uitvoering en handhaving van de Wegenverkeerswet 1994 en andere wetten die met voertuigen te maken hebben, uit het kentekenregister kan beschikken. In het onderhavige geval was de betrokken ambtenaar niet bezig met uitvoering of handhaving op grond van de Wegenverkeerswet 1994 of andere voertuig-gerelateerde wetgeving.
De betrokken ambtenaar B. had op de vraag van de ex-echtgenote van verzoeker dan ook niet het kentekenregister van de RDW behoren te raadplegen en al helemaal niet daar een uitdraai van mogen verstrekken aan de ex-echtgenote. Voor het opvragen van informatie omtrent een kenteken is voor een particulier een procedure vastgelegd waarbij de betrokkene zich rechtstreeks moet wenden tot de RDW. Daar had de betrokken ambtenaar naar moeten verwijzen.
Gezien het bovenstaande is de Nationale ombudsman van oordeel dat het door ambtenaar B. verstrekken van gegevens uit het kentekenregister van de RDW in strijd was met het verbod van misbruik van bevoegdheid.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid uit Maastricht, is gegrond wegens schenden van het verbod van misbruik van bevoegdheid.
Onderzoek
Op 8 oktober 2009 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Limburg Zuid.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Limburg Zuid verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd aan de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid om op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen of aan te vullen.
Informatieoverzicht
De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:
Verzoekschrift 7 oktober 2009.
Klachtdossier van de politie, met bijlagen, waaronder het advies van de klachtencommissie van 15 september 2009 en de beslissing van de korpsbeheerder van 18 september 2009.
Standpunt van de korpsbeheerder van 29 maart 2010.
Brief van verzoeker van 21 mei en 29 juli 2010.
Bevindingen
Zie onder Beoordeling.
Achtergrond
I. Artikel 11 Kentekenreglement (zoals dit luidde op 8 februari 2008)
"Artikel 11. Verstrekking van gegevens aan belanghebbenden als bedoeld in artikel 9, onderdeel a (particulieren)
1. Nadat een belanghebbende als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, een verzoek om verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens heeft ingediend, vraagt de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking in het kader van het kentekenregister schriftelijk toestemming voor de verstrekking van deze gegevens aan betrokkene. De houder geeft daarbij aan voor welke doeleinden de verstrekking is verzocht.
2. Het vragen van toestemming blijft achterwege indien uit het kentekenregister blijkt dat betrokkene zijn toestemming aan elke verstrekking aan belanghebbenden als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, heeft onthouden, dan wel indien het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft, blijkens door de Dienst Wegverkeer aangewezen bescheiden is betrokken bij een verkeersongeval waarbij aan de aanvrager schade is toegebracht."
II. Artikel 42 en 43 van de Wegenverkeerswet 1994
"1. De Dienst Wegverkeer houdt een register betreffende de opgave van kentekens.
2. In het kader van het register verwerkt de Dienst Wegverkeer gegevens omtrent motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor een kenteken is opgegeven, en de tenaamstelling van die kentekens, alsmede omtrent andere motorrijtuigen en aanhangwagens.
3. Het verzamelen van gegevens als bedoeld in het tweede lid, geschiedt voor de volgende doeleinden:
a. voor een goede uitvoering van deze wet en voor de handhaving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, of
b. voor een goede uitvoering van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen , de Wet bereikbaarheid en mobiliteit dan wel andere wettelijke regelingen ten aanzien van motorrijtuigen en aanhangwagens, en voor de handhaving van de bij of krachtens die wettelijke regelingen vastgestelde voorschriften.
4. De Dienst Wegverkeer mag strafrechtelijke gegevens, gegevens ter vaststelling van mogelijk strafbaar gedrag en gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag, verwerken voor zover dit verband houdt met de in het derde lid genoemde doeleinden.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de inrichting en het beheer van het register.
Artikel 43
1. Aan autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet dan wel de in artikel 42, derde lid, bedoelde wettelijke regelingen of die zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens deze wet dan wel de evenbedoelde wettelijke regelingen vastgestelde voorschriften, worden op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze desgevraagd uit het register de gegevens verstrekt die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.
2. Aan autoriteiten buiten Nederland en instellingen van volkenrechtelijke organisaties worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze uit het register gegevens verstrekt.
3. De autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden om in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst te bepalen wijze mededeling te doen van feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register."