Eind 2004 stelde de minister van Verkeer en Waterstaat in een zogeheten aanwijzingsbesluit regels vast over de exploitatie van de nabij Maastricht gelegen luchthaven. Tegen dat besluit werden diverse bezwaarschriften ingediend. In augustus 2006 werden die bezwaarschriften ongegrond verklaard. Daartegen werden - onder anderen namens verzoeker - beroepschriften bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingediend. Die verklaarde op 13 februari 2008 de beroepen gegrond en vernietigde de in augustus 2006 genomen beslissing. Dat bracht met zich mee dat onder opnieuw op de bezwaarschriften moet worden beslist.
De - door verzoeker op 17 juli 2009 bij de Nationale ombudsman ingediende - klacht houdt in dat de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer nog niet opnieuw hebben beslist op zijn bezwaarschrift.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er diverse redenen zijn voor de bij de nadere besluitvorming opgetreden vertraging. In 2010 is ook nog een nieuwe oorzaak van de vertraging opgetreden. Wat er van de oorzaken ook zij, de Nationale ombudsman is van mening dat de tijd die nodig is met de - op het moment van uitbrengen van het rapport nog steeds te nemen - hernieuwde beslissing op bezwaar niet meer in overeenstemming is met de redelijke termijn.
Daarmee is in strijd gehandeld met het vereiste van voortvarendheid.
De Nationale ombudsman heeft de betrokken ministers de aanbeveling gedaan nu op korte termijn opnieuw te beslissen op de bezwaarschriften en betrokkenen onverwijld mee te delen wanneer dat gaat gebeuren.