Casus
Op 18 mei 2006 werd er ingebroken in verzoekers woning. Daarbij werden bankpassen en pincodes gestolen. Met de bankpassen werd geld opgenomen. Verzoeker deed op 19 mei 2006 aangifte van inbraak bij de politie. Naar aanleiding daarvan stelde de politie een onderzoek in. Verzoeker was niet tevreden over dit onderzoek en de telefonische bejegening door de politie tijdens dit onderzoek.
Schending vereiste van actieve en adequate informatieverwerving
De Nationale ombudsman was van oordeel dat de politie in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving had gehandeld door niet uit eigen beweging beeldopnamen bij de banken op te vragen. Pas na verzoekers melding dat ook geld was opgenomen in Rotterdam, nam de politie contact op met de betrokken bank om beeldopnamen veilig te stellen. De politie had echter in het belang van het onderzoek zo spoedig mogelijk na verzoekers melding van diefstal van de bankpassen uit eigen beweging contact moeten opnemen met de betrokken banken om na te gaan of en, zo ja, waar er transacties hadden plaatsgevonden met de gestolen bankpassen. Videobeelden van de transacties konden immers informatie geven over de daders van de inbraak in verzoekers woning. Ook had de politie de officier van justitie zo spoedig mogelijk om een vordering moeten verzoeken om de beelden te verkrijgen.
Geen schending
Anders dan verzoeker stelde, gaf de politie wel (direct) prioriteit aan de zaak, bekeek de politie de op 20 juli 2006 ontvangen beeldopnamen dezelfde dag of de dag erop en deed de politie voldoende onderzoek naar de beeldopnamen.
Geen oordeel telefonische bejegening
Over de telefonische bejegening gaf de Nationale ombudsman geen oordeel. De lezingen van verzoeker en de betrokken politieambtenaar stonden immers lijnrecht tegenover elkaar. De Nationale ombudsman was verder niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan één van de lezingen meer waarde diende te worden gehecht dan aan de andere.