Verzoeker was tijdens zijn werk op de politieacademie het slachtoffer geworden van een kwalijke actie. Kort daarna werd verzoeker uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor de functie van schietbaanbeheerder op de politieacademie. Voordat verzoeker het gesprek had, raadde zijn leidinggevende hem aan om geen antwoord te geven op vragen die betrekking hadden op het eerdergenoemde incident. Het Bureau Interne Veiligheid had deze kwestie volgens de leidinggevende namelijk in behandeling.
Verzoeker klaagde erover dat politieambtenaar S. van de Politieacademie tijdens het sollicitatiegesprek aan verzoeker vragen over het incident vragen had gesteld terwijl er in de beleving van verzoeker een vertrouwelijk disciplinair onderzoek liep.
Het evenredigheidsvereiste brengt met zich mee dat politieambtenaren die wetenschap hebben van het gegeven dat er nog een disciplinair onderzoek loopt of zou kunnen lopen, tijdens een sollicitatiegesprek in beginsel geen vragen stellen aan een sollicitant die rechtstreeks betrekking hebben op de feiten waarnaar tijdens het lopende disciplinaire onderzoek nog onderzoek wordt verricht en waarbij de sollicitant, in welke hoedanigheid dan ook, rechtstreeks betrokken is.
De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat politieambtenaar S., middels het stellen van vragen over het incident, bij verzoeker een natuurlijke reactie wilde ontlokken om de standvastigheid van verzoeker uit te testen. Het ging S. erom dat verzoeker weerstand zou bieden door stelselmatig beantwoording van die vragen te weigeren. De Nationale ombudsman vond het in deze context niet onaanvaardbaar dat S. deze vragen stelde omdat het ging om een functie waarin bijzondere eisen aan de standvastigheid werden gesteld. De Nationale ombudsman achtte de klacht derhalve niet gegrond.