2009/207

Rapport

Dossiernummer: 2008.10543

Samenvatting

Verzoekers ontvingen een bijstandsuitkering. Bij de jaarlijkse controle door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bleek uit de door de Belastingdienst aangeleverde cijfers dat verzoekers een bedrag van ruim € 16.000 op een bankrekening hadden staan. Hiervan hadden zij geen melding gemaakt bij de gemeente van wie zij die uitkering ontvingen. Dit kan een strafbaar feit opleveren. Vandaar dat de sociale recherche in overleg met de officier van justitie een opsporingsonderzoek is gestart naar mogelijke fraude. Daarbij zijn bankrekeninggegevens van verzoekers bij hun bank opgevraagd. Uiteindelijk bleek dat het geld op de rekening was bestemd voor het eigen bedrijf dat verzoeker wilde opstarten. Verzoekers zijn van mening dat met het opvragen van de gegevens bij de bank een grote inbreuk op hun privacy is gemaakt. Volgens hen had de officier van justitie net zo goed bij henzelf deze bankrekeninggegevens kunnen opvragen. Hun belangen waren dan minder geschaad, stellen zij.

Door het niet melden van het bedrag op de bankrekening was er een verdenking ontstaan dat verzoekers zich schuldig maakten aan fraude. De officier van justitie is in die gevallen bevoegd om in belang van het onderzoek bankrekeninggegevens op te vragen bij de bank. De Nationale ombudsman overwoog dat de officier van justitie, wanneer hij overgaat tot het opvragen van die bankrekeninggegevens, een inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Voordat de officier van justitie die stap zet, dient hij zorgvuldig af te wegen of het noodzakelijk is die inbreuk te maken, of dat er andere manieren zijn om het doel te bereiken.

De minister gaf aan dat de officier van justitie geen andere (objectieve) manier had gezien om het gewenste inzicht in de mogelijke benadeling van de uitkeringsinstantie te krijgen. Verzoekers vonden dat die er wel was, namelijk die gegevens bij henzelf opvragen. De Nationale ombudsman overwoog dat de officier van justitie in redelijkheid had kunnen kiezen voor het toepassen van het (routinematig) opvragen van de gegevens bij de bank. Dit standpunt impliceert dat de Nationale ombudsman vindt dat verzoekers in redelijkheid niet kunnen verwachten dat voor het verschaffen van helderheid omtrent de herkomst en het doel van het geld op de bankrekening, de officier van justitie een beroep op hen zal doen. Daaraan ligt ten grondslag dat een officier van justitie niet op voorhand de goede wil van de verdachte kan inschatten om mee te werken aan het onderzoek en volledige openheid van zaken te geven met alle consequenties voor het onderzoek van dien. De beslissing van de officier van justitie bracht in dit geval niet met zich mee dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zoals verzoekers die hebben ervaren, in strijd was met het behoorlijkheidsvereiste dat grondrechten moeten worden gerespecteerd.

ZOEKWOORDEN

informatieverwerving

opsporingsonderzoek

persoonlijke levenssfeer

Instantie: Arrondissementsparket Utrecht

Klacht:

Betalingsgegevens bij verzoekers bank opgevraagd, terwijl deze minder ingrijpende middelen had kunnen inzetten om te achterhalen of er sprake was van uitkeringsfraude.

Oordeel:

Niet gegrond