Verzoekster was in april 2008 een week gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwersluis. Toen zij in vrijheid werd gesteld, bleek dat twee brieven, die zij vanuit de inrichting aan haar advocaat had gestuurd, haar advocaat niet hadden bereikt. Ook kwam verzoekster erachter dat zij een aan haar gerichte kaart nooit had ontvangen, die een vriend naar de inrichting had gestuurd. Verzoekster diende hierover een klacht in bij de inrichting, welke zij naar eigen zeggen teruggestuurd heeft gekregen zonder dat haar klacht in behandeling was genomen.
Verzoekster klaagde over de wijze waarop haar klachtbrief door de inrichting was afgehandeld.
Verzoekster kon na haar detentie geen beklag meer indienen bij de Commissie van Toezicht. In tegenstelling tot hetgeen de minister van Justitie beweerde, betekende dit dat de directeur van de penitentiaire inrichting verzoeksters klachten over het niet verzenden en niet uitreiken van post conform de Algemene wet bestuursrecht in behandeling had moeten nemen.
Nu niet vast was komen te staan of de inrichting verzoeksters klachtbrief had ontvangen, onthield de Nationale ombudsman zich van het geven van een oordeel.
De penitentiaire inrichting had gehandeld in strijd met het vereiste van fair play.
Verzoekster klaagde tevens over het niet verzenden en niet uitreiken van verzoeksters post. De Nationale ombudsman onthield zich van het geven van een oordeel.