Verzoeker werd door ambtenaren van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond staande gehouden wegens een verkeersovertreding. Vervolgens is de situatie uit de hand gelopen en werd verzoeker aangehouden en geboeid overgebracht naar het politiebureau.
Verzoeker klaagde er onder meer over dat de politieambtenaren een verkeerde inschatting hebben gemaakt van de situatie door de politiearts in te schakelen wegens een "zelfmoordrisico", omdat hij opmerkingen had geplaatst over het beëindigen van zijn leven en dat "het allemaal niet meer hoefde", terwijl duidelijk had moeten zijn dat hij met deze opmerkingen niet serieus bedoelde dat hij zelfmoord wilde plegen.
De Nationale ombudsman overwoog dat, gezien de toestand waarin verzoeker verkeerde tijdens zijn aanhouding en de rit naar het bureau en zijn opmerkingen over het beëindigen van zijn leven en dat het voor hem allemaal niet meer hoefde, de politie geen verwijt kan worden gemaakt dat zij een arts heeft ingeschakeld. Dat de politie hiermee juist heeft gehandeld blijkt ook wel uit het feit dat de politiearts het nodig vond verzoeker nader onderzocht diende te worden door het RIAGG.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat het regionale politiekorps overeenkomstig het vereiste van bijzondere zorg heeft gehandeld. De onderzochte gedraging was op dit punt behoorlijk.
- op hardhandige wijze omdoen van de handboeien;
- op de grond in een plas water gooien;
- wegnemen van het rijbewijs