Verzoeker is jaren werkzaam geweest als docent aan de Politieacademie. Vanaf 2002 was hij examinator, welke functie hij vanaf 2004 als freelancer. In juni 2007 werd hem meegedeeld dat er diverse klachten waren over zijn optreden als examinator, terwijl zijn slagingspercentages significant hoger waren dan bij anderen. Op grond hiervan was besloten hem vanaf diezelfde maand niet meer in te zetten.
Verzoeker klaagt erover dat men hem niet eerst in staat heeft gesteld te reageren op de aantijgingen in verband met zijn functioneren.
De Nationale ombudsman geeft aan dat hier sprake was van een overeenkomst voor de uitvoering van diensten (art. 408, Boek 7 BW). Ook bij zo'n overeenkomst mag getoetst worden aan de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder dat van hoor en wederhoor. Dit geldt te meer nu ook privaatrechtelijk handelen is onderworpen aan het externe klachtrecht van de Nationale ombudsman en langs die weg relevant is of gehandeld is in strijd met een van de behoorlijkheidsnormen.
Verzoeker heeft nooit de kans gehad om daadwerkelijk en inhoudelijk te reageren op de gemelde incidenten rond verzoekers functioneren, noch om desgewenst zijn gedrag aan te passen. De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk wegens strijd met het vereiste van hoor en wederhoor. Hiermee is overigens geen oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de beëindiging van de freelance overeenkomst; evenmin kan worden vastgesteld of hoor en wederhoor tot een ander resultaat had moeten leiden. Een en ander is ter beoordeling aan de civiele rechter.
Overige klachtonderdelen
- termijnklacht
- voorwaarde aan klachtbehandeling stellen dat verzoeker de uitslag onvoorwaardelijk zou accepteren.