2008/216

Rapport

Na verbreking van de relatie verliet de man de gezamenlijke woning en ging bij zijn ouders wonen. Wel kwam men schriftelijk overeen dat en onder welke voorwaarden hij de woning binnen mocht gaan. Hierover ontstond onenigheid en de vrouw liet andere sloten op de woning zetten. Op een gegeven moment lieten de man en diens vader - verzoekers - het slot van de voordeur uitboren. De politie kwam ter plaatse en sommeerde hen hiermee te stoppen.

Verzoekers klagen erover dat de politie zich heeft bemoeid met wat volgens hen een civiele kwestie is; de man had eenvoudig het recht zijn huis binnen te gaan en de politie heeft dus in wezen partij gekozen voor de vrouw.

De Nationale ombudsman merkte op dat duidelijk was dat de man zijn feitelijke verblijfplaats niet meer in de woning in kwestie had en dat zijn handelen was aan te merken als een daad van eigen richting, die de politie terecht heeft doen stoppen. De politie kon er voorts redelijkerwijs vanuit gaan dat de woning slechts feitelijk werd gebruikt door de vrouw, die recht op bescherming in haar huisrecht had. Er was dus tevens een redelijke verdenking van (poging tot) het plegen van huisvredebreuk. Ook vanuit dat oogpunt lag het voor de hand dat de politie de man niet verder zijn gang liet gaan. De politie had overigens verder bemiddeld tussen man en vrouw, met als resultaat dat de man zijn doel - controle van spullen en het nemen van foto's van de inboedel - alsnog bereikte. De politie heeft niet gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid.

- klacht over niet opnemen aangifte

- klacht over onjuiste informatieverstrekking

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Ten onrechte gesommeerd te stoppen met uitboren van slot van pand X.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

In strijd met de waarheid gezegd dat mevrouw N. geen aangifte had gedaan; pas na veel moeite van verzoekers aangifte opgenomen.

Oordeel:

Gegrond