2008/101

Rapport

Op 23 juli 2006 verdronk het driejarige zoontje van verzoekster. Voordat hij in het water werd gevonden, werd er verschillende malen met de politie gebeld om te melden dat verzoekster zoontje vermist werd. Om 23.00 uur werd de politie voor het eerst geïnformeerd over de vermissing. De eerste politie-eenheid was om 23.22 uur ter plaatse.

Verzoekster klaagde erover dat naar aanleiding van haar melding van vermissing van haar driejarige zoon op 31 juli 2006 het te lang heeft geduurd voordat politieambtenaren ter plaatse waren en hulp hadden kunnen bieden.

De Nationale ombudsman oordeelde dat medewerkers van de meldkamer van politie er te lang over hadden gedaan om de melding door te geven aan een politie-eenheid. Daardoor vond de Nationale ombudsman dat het te lang heeft geduurd voordat de eerste politie-eenheid ter plaatse was.

De achtte de klacht van verzoekster gegrond, wegens schending van het vereiste van voortvarendheid.

Overige klacht:

Het moeten betalen van € 4,50 om het dossier van verzoekster in te zien (klacht gegrond wegens strijd met het redelijkheidsvereiste)

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Naar aanleiding van melding van vermissing van verzoeksters driejarige zoontje te lang geduurd voordat politieambtenaren ter plaatse waren; €4,50 aan verzoekster in rekening gebracht om dossier in te zien.

Oordeel:

Gegrond