Op 31 maart 2006 hoorde politieambtenaar D. verzoekster als getuige naar aanleiding van een door haar gedane aangifte van diefstal van goederen uit haar auto. Politieambtenaar D. meende de goederen van verzoekster te hebben teruggevonden en wilde om hier zeker van te zijn verzoekster nog een aantal vragen stellen. Het verhoor tussen verzoekster en politieambtenaar D. verliep zeer stroef. Verzoekster stelde dat politieambtenaar D. haar tijdens het gesprek had uitgescholden en kleinerende opmerkingen tegen haar had gemaakt. Op 25 april 2006 ontving verzoekster nogmaals een schriftelijke uitnodiging om zich op 4 mei 2006 aan het politiebureau te melden voor het afleggen van een verklaring. Toen verzoekster zich op 4 mei 2006 aan het bureau meldde, werd zij aangehouden en vervolgens als verdachte van oplichting verhoord. Verzoekster klaagde over de manier waarop zij door politieambtenaar D. was bejegend tijdens het gesprek dat op 31 maart 2006 had plaatsgevonden. Zij klaagde tevens over de vaststelling van de klachtencommissie in het advies aan de korpsbeheerder dat zij tijdens het gesprek dat op 31 maart 2006 plaatsvond een negatieve houding had en niet meewerkte en over het feit dat in de uitnodigingsbrief van 25 april 2006 niet duidelijk was weergegeven wat het doel en de status van het gesprek van 4 mei 2006 was.
Ten aanzien van de klacht over de bejegening onthield de Nationale ombudsman zich van een oordeel, nu hier sprake was van twee tegenover elkaar staande verklaringen. Ten aanzien van de inhoud van de uitnodigingsbrief oordeelde de Nationale ombudsman dat het gelet op de waarheidsvinding behoorlijk was dat in de brief het doel en de status van het gesprek niet stond vermeld. Er waren aanwijzingen bij de politie dat verzoekster mogelijk betrokken was bij de strafzaak en zij wilde voorkomen dat zij haar verklaring zou afstemmen op de verklaringen van de medeverdachten. Tenslotte was de Nationale ombudsman van mening dat de klachtencommissie niet onbehoorlijk had gehandeld door vast te stellen dat verzoekster tijdens het gesprek een negatieve houding had.
Vereiste van correcte bejegening, geen oordeel.
Redelijkheidsvereist, behoorlijk
Verbod van vooringenomenheid, behoorlijk