2007/261

Rapport

Verzoeker werd door het gerechtshof veroordeeld tot onder meer een geldboete. Daarbij bepaalde het gerechtshof de vervangende hechtenis die verzoeker zou moeten ondergaan als hij de geldboete niet zou betalen. Na de veroordeling heeft het openbaar ministerie (verder: OM) het arrest in verband met de tenuitvoerlegging daarvan gestuurd naar het CJIB. Het OM had toen het adres van verzoeker niet geverifieerd. Verzoeker ging tegen zijn veroordeling in cassatie bij de Hoge Raad. Door de uitspraak van de Hoge Raad werd het arrest van het gerechtshof onherroepelijk. Het OM berichtte dat vervolgens aan het CJIB. Verzoeker werd in het opsporingsregister geplaatst om de aan de geldboete gekoppelde vervangende hechtenis te ondergaan. Verzoeker werd op een gegeven moment op zijn werk aangehouden.

Verzoeker klaagde bij de Nationale ombudsman erover dat het CJIB zijn adresgegevens niet had geverifieerd voordat zijn gegevens door het CJIB ter signalering werden aangeboden.

De Nationale ombudsman constateerde dat het CJIB verantwoordelijk was voor de juistheid van de gegevens die in het opsporingsregister werden geplaatst. Toen het OM de zaak aan het CJIB had overgedragen en toen het OM het CJIB had gemeld dat het arrest van het gerechtshof onherroepelijk was geworden door de uitspraak van de Hoge Raad, had het OM bij het CJIB geen adres aangeleverd. Het CJIB had het adres daarom moeten verifiëren voordat tot signalering van verzoeker werd overgegaan. Bovendien waren het moment van overdracht en het moment van executie niet hetzelfde. Dit maakte het volgens de Nationale ombudsman des te meer noodzakelijk dat het CJIB vóór signalering het adres van verzoeker had geverifieerd. Doordat het CJIB dit niet had gedaan, had het verzoeker ten onrechte als een veroordeelde zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland beschouwd. Omdat verzoeker wel degelijk in de GBA stond ingeschreven had het CJIB niet de vervangende hechtenis mogen ten uitvoer leggen zonder dat daaraan de wettelijk voorgeschreven waarschuwing en daarop volgende wachttijd waren voorafgegaan. Overigens was toepassing van vervangende hechtenis wellicht helemaal niet aan de orde geweest indien het CJIB verzoeker via het bij verificatie aangetroffen adres had verzocht en voor zover nodig aangemaand tot betaling van de geldboete.

De Nationale ombudsman toetste aan het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving en achtte de klacht gegrond.

Andere klachtonderdelen:

informatieverwerving door het OM;

informatieverstrekking door twee penitentiaire inrichtingen.

Instantie: Centraal Justitieel Incassobureau

Klacht:

Adresgegevens niet geverifieerd voordat deze door CJIB ter signalering werden aangeboden.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Penitentiaire Inrichting Veenhuizen

Klacht:

Tijdens verzoekers detentie niet geïnformeerd over mogelijkheid de opgelegde geldboete alsnog te betalen .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Huis van Bewaring Arnhem

Klacht:

Niet geïnformeerd over mogelijkheid de aan verzoeker opgelegde geldboete alsnog te betalen om daarmee detentie te voorkomen.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Ressortsparket Arnhem

Klacht:

Adresgegevens niet geverifieerd voordat het ressortsparket het CJIB opdracht heeft gegeven tot inning en incasso van de aan verzoeker opgelegde geldboete.

Oordeel:

Niet gegrond