Verzoekster heeft bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in het kader van haar verblijfsrechtelijke procedure een beroep gedaan op het zogenoemde "buiten schuld"-beleid. Op grond van dit beleid kan een verblijfsvergunning worden verleend. Hiervoor moet worden aangetoond dat zij geen toestemming zal krijgen van de autoriteiten van haar eigen land om terug te keren. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) moet hierover een ambtsbericht uitgeven. De DT&V dient in het kader hiervan een bemiddeling te organiseren om te komen tot een oordeel over de mogelijkheid om terug te keren.
Verzoekster klaagt erover dat de DT&V sinds het contact in 2006 onvoldoende actie heeft ondernomen met betrekking tot de bemiddeling en presentatie om een reisdocument te verkrijgen.
De DT&V heeft gedurende de periode nadat de rechter opdracht heeft gegeven om een bemiddeling te organiseren, in 2007 een aantal acties ondernomen om verzoekster te presenteren.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat de DT&V in de periode vanaf mei 2007 deze bemiddelingen niet voorvarend ter hand heeft genomen. Er had bijvoorbeeld eerder gerappelleerd kunnen worden bij verzoekster, in verband met bepaalde stukken, en bij de desbetreffende autoriteiten voor de presentaties.
De DT&V handelde dan ook in strijd met het vereiste van voortvarendheid.