De politie riep verzoeker op om op het bureau te verschijnen. politieambtenaar F. hoorde verzoeker die dag als getuige van een strafbaar feit. Verzoeker vroeg vervolgens om een afschrift van het proces-verbaal van zijn getuigenverklaring. F. weigerde hiervan een afschrift aan verzoeker mee te geven. Verzoeker diende hierover een klacht in de politie.
Verzoeker klaagde erover dat F. heeft geweigerd hem het kopie te verstrekken. Voorts klaagt verzoeker er onder meer over dat zowel de brief van het hoofd van de politieafdeling als de brief van de korpsbeheerder waren behandeld door dezelfde persoon. Hij achtte dit niet onafhankelijk.
De No overwoog dat vast staat dat F. had geweigerd om verzoeker een afschrift te verstrekken. Verzoeker heeft hierover geklaagd bij het afdelingshoofd, die verzoeker hierop gemotiveerd heeft geïnformeerd over de reden van het niet-verstrekken. Echter, de grond van de motivering, namelijk de verwijzing naar de Instructie van het College van procureurs-generaal, is niet juist geweest, omdat deze instructie slechts betrekking heeft op verklaringen van verdachten en niet op die van getuigen. De politieambtenaar had verzoeker moeten verwijzen naar de korpsbeheerder, bij wie hij op grond van de Wet Politieregisters een verzoek om verstrekking had kunnen indienen. F. had gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste. De No achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Verder overwoog de No dat was komen vast te staan dat zowel de brief van het hoofd van de politie als de brief van de korpsbeheerder is opgesteld door politieambtenaar K. Hierdoor is echter geen sprake van strijd met artikel 9:7 Awb, omdat K. niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking had; namelijk het niet verstrekken van de verklaring. Er is dan ook gehandeld conform het verbod van vooringenomenheid. De No achtte de gedraging behoorlijk.