Door verzoekers ex-echtgenote is aan het LBIO verzocht om de inning van de kinderalimentatie over te nemen, omdat volgens haar verzoeker niet het volledige bedrag betaalde.
Verzoeker klaagt erover dat het LBIO over het jaar 2004 een indexering heeft toegepast op de kinderalimentatie.
Verder klaagt verzoeker erover dat het LBIO in de periode augustus 2006 tot februari 2007:
niet voldoende heeft onderzocht of er een betalingsachterstand was, voordat het LBIO tot inning over ging;
niet voldoende informatie aan verzoeker heeft verstrekt over inningen en betalingsoverzichten.
De Nationale ombudsman overwoog dat het LBIO terecht de indexering over 2004 heeft toegepast, omdat verzoekers ex-echtgenote het LBIO hierom had gevraagd. Het LBIO handelde hiermee niet in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel overwoog de Nationale ombudsman dat het LBIO had gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Verzoeker had 21 dagen de tijd gekregen om door middel van betaalbewijzen aan te tonen dat er geen achterstand was in de kinderalimentatie. Voordat deze termijn was verstreken, liet verzoeker het LBIO weten een advocaat te zullen raadplegen, waardoor hij enkele dagen na het verstrijken van de termijn met een reactie zou komen. Het LBIO nam ondanks deze mededeling de inning van de kinderalimentatie over. Dit achtte de Nationale ombudsman in strijd met het eerder genoemde vereiste.
Tot slot oordeelde de Nationale ombudsman dat het LBIO voldoende informatie heeft verstrekt met betrekking tot de inningen en de betalingsoverzichten. Het LBIO had niet gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.