Verzoeksters dochter werd in het kader van een uithuisplaatsing 's ochtends om 10.00 uur door de politie opgehaald. Zij werd meegenomen naar het politiebureau en werd om 19.00 uur opgehaald door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), waarna ze naar de jeugdinrichting werd gebracht.
Verzoekster klaagde erover dat DV&O van het Ministerie van Justitie haar minderjarige dochter op 10 november 2005 gedurende lange tijd op een politiebureau heeft laten wachten alvorens haar naar de jeugdinrichting te vervoeren.
De Nationale ombudsman overwoog dat uit de circulaire Vervoer jeugdig ingeslotenen niet duidelijk blijkt dat de jeugdige zich al op het politiebureau moet bevinden op het moment dat de transportaanvraag wordt gedaan. Indien er vanuit gegaan wordt dat niet aan deze eis hoeft te worden voldaan, betekent dat dat verzoeksters dochter niet zo vroeg door de politie had hoeven worden opgehaald. De transportaanvrager moet dan wel op de hoogte zijn van het geplande tijdstip dat een jeugdige door DV&O wordt opgehaald. De Nationale ombudsman oordeelde dat het in de rede ligt dat op het moment dat DV&O een (spoed)aanvraag ontvangt, DV&O contact opneemt met de transportaanvrager om deze te informeren over het geplande tijdstip van het vervoer, zodat de minderjarige eventueel op een later tijdstip naar het politiebureau kan worden gebracht. Het is niet juist dat DV&O dat niet heeft gedaan. Klacht gegrond.
Het feit dat verzoekster reeds op het politiebureau was, houdt verband met de interpretatie van genoemde circulaire en de ketenproblematiek tussen de verschillende organisaties. Dit gaf aanleiding tot het doen van een aanbeveling.
De minister van Justitie heeft gehandeld in strijd met het vereiste van bijzondere zorg.
De Nationale ombudsman gaf de minister van Justitie in overweging ervoor zorg te dragen dat de circulaire Vervoer jeugdig ingeslotenen wordt aangevuld om te voorkomen dat jeugdigen onnodig lang op het politiebureau verblijven.