2007/091

Rapport

Verzoekers startten tegen hun buren een civielrechtelijke procedure. Er was namelijk sprake van een langlopend dispuut over het recht van overpad en voorgenomen grondruil.

Tijdens die civielrechtelijke procedure diende de tegenpartij twee mutaties uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie als processtuk in. Deze mutaties waren opgesteld door politieambtenaren. Tijdens de interne klachtprocedure keurde de korpsbeheerder die verstrekking af. Echter kwam niet vast te staan wie die mutaties had verstrekt.

Verzoekers klaagden bij de Nationale ombudsman erover dat de politie zich onvoldoende had ingespannen om de identiteit van de verstrekker te achterhalen.

De Nationale ombudsman stelde het volgende vast. Medewerkers van het Bureau Integriteit en Veiligheid van het betreffende korps hadden naast verzoeker, zijn advocaat en de buurman, ook een betrokken politieagent en zijn chef gehoord. Verder had men geprobeerd om contact te krijgen met de advocaat van de buurman van verzoekers die tegen zijn confrère zou hebben gezegd dat de buurman de mutaties van een politieagent had gekregen. De Nationale ombudsman overwoog dat de politie meer moeite had moeten doen om contact te krijgen met de advocaat van de buurman

De Nationale ombudsman toetste aan het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving en achtte de klacht gegrond.

Overig klachtonderdeel:

* verkeerde vermelding van de betrokkene in een mutatie.

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Onvoldoende ingespannen om erachter te komen wie mutaties uit bedrijfsprocessensysteem heeft verstrekt aan tegenpartij van verzoekers in civiele procedure; in mutatie van 24 oktober 2003 verzoeker als betrokkene vermeld terwijl dit verzoekster moest zijn.

Oordeel:

Gegrond