2007/069

Rapport

De vriendin van verzoeker verliet op 30 november met de kinderen de gezamenlijke woning. De vriendin liet een brief achter voor verzoeker waarin zij schreef dat zij en de kinderen waren vertrokken naar een onbekend adres. De politie werd op 1 december door de leerplichtambtenaar op de hoogte gesteld dat de vriendin en de kinderen zich in een Blijf van mijn lijf-Huis bevonden.

Verzoeker nam op 4 december contact op met de politie om aangifte van vermissing van zijn kinderen te doen. De dienstdoende ambtenaar vertelde hem dat zijn kinderen zich op een veilige plek bevonden. Verzoeker klaagde erover dat de politie heeft verzuimd, direct nadat bekend was geworden dat zijn kinderen veilig waren, hem op de hoogte daarvan te stellen.

De Nationale ombudsman overwoog dat uit de gegevens van het onderzoek bleek dat de politie niet op een eerder moment aanleiding had moeten vinden verzoeker te verwittigen. De politie besliste terecht geen gegevens over de verblijfplaats aan verzoeker te verschaffen, mede gezien de eerdere meldingen omtrent relatieproblemen en mogelijk geweld binnen de relatie.

Daarbij bleek niet dat verzoeker in de periode tussen 1 december en 4 december telefonisch contact heeft gehad met de politie om te informeren naar de verblijfplaats van de kinderen. Uit het verslag van de hoorzitting van de klachtbehandeling door de politie bleek tevens dat verzoeker de politie niet had gevraagd hem te bellen als zij iets te weten zouden komen. De politie handelde niet in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De Nationale ombudsman achtte de gedraging dan ook behoorlijk.

Overig: informatieverstrekking met betrekking tot bezoek van vriendin aan de gezamenlijke woning.

Instantie: Regiopolitie Hollands Midden

Klacht:

Niet geïnformeerd over verzoekers vriendin, die hem had verlaten, en hun twee kinderen; niet vooraf ingelicht over ophalen van eigendommen vriendin uit hun woning.

Oordeel:

Niet gegrond