De Economische Voorlichtingsdienst (EVD) heeft ten doel ondernemers en publieke organisaties te steunen bij het internationaal ondernemen en samenwerken. De EVD verstrekt onder meer informatie over buitenlandse markten. De EVD kan in het kader van de dienst “Business Promotion” de ondernemer persoonlijke begeleiding bieden door contacten te leggen met potentiële zakenpartners en relevante publieke organisaties in de markt of sector die de ondernemer wil betreden. In dit kader heeft de EVD onder andere de dienst “Individuele marktbewerking” (IM) ontwikkeld.
Verzoeker is directeur van een handelsbedrijf. Omdat hij geïnteresseerd is in uitbreiding van zijn afzetmarkt, wendde hij zich tot de EVD, ter oriëntatie op eventuele exportmogelijkheden.
Verzoeker klaagt erover dat de EVD hem niet (meer) wenst op te nemen in het traject Individuele Marktbewerking. Volgens verzoeker zijn de argumenten die de Algemeen directeur hiervoor aandroeg in zijn brief aan verzoeker van 12 september 2005, niet valabel.
De Nationale ombudsman acht de argumenten van de EVD van 12 september 2005 om aan verzoeker verder geen IM-traject aan te bieden, niet overtuigend. Immers, de EVD verweet verzoeker in algemene termen dan wel impliciet geen “duidelijke focus” op een “bepaalde markt” te hebben evenmin als “concrete plannen”, zonder daarbij uit te leggen waarom deze door de EVD gestelde gebreken geen belemmering waren geweest om in eerste instantie het IM-traject voor een bepaald land te starten en om vervolgens, na het niet-doorzetten van het IM-traject voor dat land, een stap te zetten richting een IM-traject voor een ander land.
Gelet op het voorgaande oordeelde de Nationale ombudsman dat de EVD in strijd had gehandeld met het motiveringsvereiste en achtte de onderzochte gedraging “niet behoorlijk”.
De Nationale ombudsman deed de minister van EZ twee aanbevelingen, kort gezegd :
- om de EVD (telefoon)notities te laten maken van de zakelijke gesprekken die het met cliënten voert en deze te bewaren zolang daarmee een redelijk doel kan zijn gediend;
- om, indien zou blijken dat een bepaald ingrediënt uit verzoekers producten in India ingevoerd mag worden, bij verzoeker te informeren naar zijn informatiebehoefte en, indien van toepassing, op een voor verzoeker kenbare en inzichtelijke wijze te beoordelen of verzoeker al dan niet op dat moment in aanmerking komt voor het IM-traject India.