Verzoekster maakte met een aantal andere welzijnsorganisaties samenwerkingsafspraken over de kinderopvang in hun regio. De organisaties waren nog maar kort geleden uit een volledige gesubsidieerde marktsituatie overgegaan naar marktwerking. Zij vroegen zich af of hun afspraken de toets van de Mededingingswet (Mw) konden doorstaan. Verzoekster nam daarom met de Infolijn van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) telefonisch contact op. Zij kreeg te horen dat zij de stukken op moest sturen om een antwoord op haar vragen te krijgen. Meer dan drie maanden later vertelden twee medewerkers van de NMa haar tijdens een bedrijfsbezoek dat een onderzoek naar overtreding van artikel 6 van de Mw was gestart. Zij kreeg de cautie en werd op dat moment verwezen naar een gespecialiseerde advocaat. Het onderzoek van de NMa naar deze overtreding werd twee jaar later met een toezeggingsbesluit beëindigd.
Verzoekster klaagde over de manier waarop de NMa met haar verzoek om informatie was omgegaan. De NMa had haar direct moeten meedelen dat haar vraag te complex was voor beantwoording door de Informatielijn en haar op een eerder tijdstip moeten doorverwijzen naar een gespecialiseerde advocaat. Ook had de NMa haar eerder moeten laten weten dat haar vragen tot een onderzoek naar overtreding van de Mw zou leiden. Verder vond verzoekster dat het onderzoek van de NMa te lang geduurd had en te belastend voor haar was geweest.
De Nationale ombudsman concludeerde dat de NMa tekort was geschoten in de informatievoorziening over zijn toezichthoudende taak. Ook vond hij dat de NMa direct had moeten verwijzen naar een gespecialiseerde advocaat en dat de NMa bij zijn besluit om een onderzoek te starten niet genoeg rekening had gehouden met de belangen van verzoekster.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het vereiste van fair play hierdoor geschonden was. Hij achtte de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk
Verzoeker klaagde er daarnaast over dat het persbericht dat de NMa had doen uitgaan nadat het toezeggingsbesluit genomen was suggestief was en imagoschade had veroorzaakt. De Nationale ombudsman toetste aan het vereiste van professionaliteit en oordeelde dat dit niet geschonden was.
