Verzoekers minderjarige zoon werd door de politie verhoord als verdachte.
verzoeker klaagt erover dat hij niet bij het (verdachte-)verhoor van zijn zoon werd toegelaten;
Het redelijkheidsvereiste houdt in dat bestuursorganen de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. Tegenover het belang van verzoekers zoon om tijdens zijn verhoor vergezeld te zijn van zijn vader stond het belang van de politie dat ermee was gediend dat het verhoor van verzoekers zoon zo ongestoord mogelijk zou verlopen.
De Nationale ombudsman stelt voorop dat er geen wettelijke bepaling is waaraan de ouders of voogd van een minderjarige verdachte het recht kunnen ontlenen om bij het politieverhoor van de minderjarige aanwezig te zijn.
In dit geval staat het belang van het verkrijgen van een zo zuiver mogelijke verdachtenverklaring tegenover het belang van een ouder om te allen tijde gezag over zijn kind te hebben. De Nationale ombudsman betrekt bij de belangenafweging dat het voorstelbaar is dat meer gewicht wordt gegeven aan een zo zuiver mogelijke verklaring in het kader van een opsporingsonderzoek. Immers, de kans bestaat dat een minderjarige tegenover zijn ouders op een eerder moment de zaak heeft ontkend en dit dan in aanwezigheid van de ouders bij het politieverhoor zal blijven doen.
Gelet op het voorgaande acht de Nationale ombudsman het niet onjuist dat de politie verzoekers minderjarige zoon buiten zijn aanwezigheid heeft verhoord. De politie heeft hiermee gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
Overige klachtonderdelen
geen aangifte opnemen,
mededeling over contact met de rechter-commissaris over het niet-toelaten bij het verhoor van verzoekers zoon,
dreigen zoon van bed te lichten als niet werd meegewerkt,
klachtafdoeningstermijn.