2006/227

Rapport

Bij een alcoholcontrole werd verzoeker aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed van alcohol. Bij die aanhouding escaleerde de situatie zodanig dat er door politieambtenaren geweld te tegen verzoeker werd gebruikt. Verzoeker liep als gevolg van de geweld ernstig letsel in de vorm van een gebroken arm op.

Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaren nodeloos en excessief geweld tegen hem hadden gebruikt. Hij bracht in dit kader naar voren dat een van de politieambtenaren hem van achteren had beetgepakt en met een soort tacklebeweging op de grond had gesmeten.

De Nationale ombudsman stelde vast dat verzoeker zich agressief had opgesteld tegenover een van de politieambtenaren. Daarop was hij door een andere politieambtenaar inderdaad van achteren beetgepakt en naar de grond gewerkt. De Nationale ombudsman achtte het evenwel niet aannemelijk dat die politieambtenaar verzoeker had getackeld en ging er vanuit dat deze had geprobeerd om verzoeker op een gecontroleerde wijze met behulp van de daartoe bestemde techniek naar de grond te brengen. Daarbij waren de politieambtenaar en verzoeker echter uit balans geraakt en zodanig ten val gekomen dat verzoeker zijn arm brak. Die gang van zaken viel op zich te betreuren, maar deed niet af aan de juistheid van het optreden van de politieambtenaar.

Naar het oordeel van de Nationale ombudsman had de politieambtenaar dan ook niet gehandeld in strijd met het recht op onaantastbaarheid van het lichaam.

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Nodeloos en excessief geweld tegen verzoeker gebruikt.

Oordeel:

Niet gegrond