De voorwaarden voor de inzet van diensthonden door de politie zijn niet omschreven in de zogenaamde Ambtsinstructie voor de politie. Dit constateert de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, naar aanleiding van een klacht van een man die in zijn been was gebeten door een diensthond. Omdat het geven van een bijtopdracht aan een hond een zwaar geweldsmiddel is dat ernstige gevolgen kan hebben voor een burger, heeft de ombudsman aan de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd om de regels voor de inzet van deze honden vast te leggen.
Na een avond uit werd de man door een diensthond van de politie in zijn been gebeten. Dat gebeurde toen de uitgaansgelegenheid sloot en er veel mensen tegelijk op straat kwamen. De politie die aanwezig was, probeerde de menigte een bepaalde richting uit te dirigeren. De man is aangehouden en naar het politiebureau overgebracht. Voor zijn verwondingen is hij naar het ziekenhuis gebracht. De man is uiteindelijk niet vervolgd vanwege de ernst van de verwondingen, de geringe ernst van het gepleegde feit en omdat hij geen strafblad had. Uiteindelijk klaagt hij bij de Nationale ombudsman dat de politie ten onrechte een diensthond tegen hem heeft ingezet en dat hij door de hond is gebeten.
In het kader van het onderzoek naar deze klacht hebben de man, een getuige en de betrokken politiemensen verklaringen afgelegd bij de Nationale ombudsman. De ombudsman constateert in zijn rapport dat de lezingen over het voorval uiteenlopen. Maar geen enkele lezing rechtvaardigt volgens de ombudsman dat zo'n zwaar geweldmiddel is gebruikt als het laten bijten door een hond.
De Nationale ombudsman constateert verder dat de Ambtsinstructie voor de politie niet beschrijft wanneer en onder welke voorwaarden diensthonden ingezet kunnen worden. Volgens Brenninkmeijer is het geven van een bijtopdracht aan een diensthond een zwaar geweldsmiddel dat ernstige gevolgen kan hebben. Hij pleit er daarom bij de minister van Binnenlandse Zaken voor om de regels voor de inzet van diensthonden wel vast te leggen.
