Verzoeker werd aangehouden wegens belediging van een politieambtenaar.
Hij klaagde erover dat de politie zijn auto had geparkeerd op een plaats waar een stopverbod gold en dat geld en zijn (taxi)vergunning in de auto waren blijven liggen.
De Nationale ombudsman overwoog over het parkeren het volgende. Alhoewel het de voorkeur verdient dat de politie zich aan de verkeersregels houdt, was in dit geval voldoende aannemelijk geworden dat zij weloverwogen de auto - naar het zich liet aanzien: voor een beperkte periode - op de plek in kwestie had geparkeerd. De politie had de auto anders verder weg moeten zetten, waar die niet meer in het zicht stond. Gesteld noch gebleken was dat het een verkeersgevaarlijke plek was, terwijl verzoeker er ook geen nadelige gevolgen van had ondervonden. Al met al had de politie gehandeld in overeenstemming met het vereiste van correcte bejegening. De Nationale ombudsman vond de onderzochte gedraging behoorlijk.
Over het niet veiligstellen van spullen uit verzoekers auto overwoog de Nationale ombudsman dat van de politie had mogen worden verwacht dat zij ofwel aan verzoeker had gevraagd of er nog spullen uit zijn auto moesten worden gehaald of zelf op voor de hand liggende plekken had gekeken of er kostbaarheden in de taxi lagen. Zeker bij een taxi ligt het voor de hand om het advies dat vaak te zien is bij parkeerterreinen: "op slot, buit eruit" na te leven. Nu de politie dit niet had gedaan, had zij gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
- boeien te strak
- te hard rijden met politieauto
