Verzoeker fietste in de middag van 8 februari 2005 in een laan nabij zijn woning en sprak een aantal automobilisten aan op door hem geconstateerde verkeersovertredingen. Er ontstond discussie. Verzoeker sloeg een automobilist op een gegeven moment tegen zijn hoofd. Vier politieambtenaren kwamen ter plaatse. Zij stelden een onderzoek in en hielden verzoeker aan op verdenking van mishandeling. Verzoeker verzette zich tegen de aanhouding. De politieambtenaren gebruikten fysieke dwang om verzoeker in een klaar staande dienstauto te plaatsen. Zij pakten hem om zijn hals vast en duwden hem tegen de auto aan. Zij brachten hem ter voorgeleiding voor de (hulp)officier van justitie over naar een politiebureau.
Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaren onnodig veel geweld tegen hem hadden gebruikt.
De Nationale ombudsman overwoog dat een ieder behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen recht heeft op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Dit is onder meer neergelegd in artikel 11 Grondwet. Artikel 8, eerste lid Politiewet regelt het geweldgebruik door een politieambtenaar.
De politieambtenaren waren volgens de Nationale ombudsman in de rechtmatige uitoefening van hun bediening bij de aanhouding. Door verzoekers verzet was de toepassing van geweld gerechtvaardigd, terwijl er bovendien niet een minder ingrijpend geweldsmiddel voorhanden was om het verzet te breken.
De onderzochte gedraging was “behoorlijk”.
Verder: informatieverstrekking door de Klachtadviescommissie in de interne klachtprocedure