Verzoeker, directeur van een b.v., en surveillant bij de vrijwillige politie had met een toenmalige werknemer in verband met een reïntegratiegesprek een afspraak in het kantoor van de b.v. De werknemer liet zich daarbij toen onaangekondigd vergezellen door zijn broer. Omdat verzoeker de broer in eerste instantie niet bij het gesprek aanwezig wilde hebben en hij ondanks diverse vorderingen van verzoeker weigerde het kantoor te verlaten, toonde verzoeker zijn politielegitimatiebewijs met het doel de broer uit het kantoor te verwijderen. De broer diende op 21 juli 2004 bij de politie een klacht in over het gebruik van het politielegitimatiebewijs door verzoeker.
Verzoeker klaagde erover dat in de klachtafdoening aan de klager stond vermeld dat met verzoeker een corrigerend gesprek zou worden gevoerd.
De Nationale ombudsman overwoog dat gelet op het feit dat verzoeker in zijn functie van ambtenaar van de regiopolitie in deze zaak was betrokken en gelet op de betreffende klachtenregeling waarin is bepaald dat de klager met een afdoeningsbrief in kennis wordt gesteld van de conclusies die aan de klachtafdoening worden verbonden en gelet op het feit dat niet was meegedeeld welke verdere arbeidsrechtelijke gevolgen er aan dit corrigerende gesprek werden verbonden, kon de politie in redelijkheid klager meedelen dat er een corrigerend gesprek met verzoeker zou worden gehouden. Van strijd met het vereiste van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer was geen sprake. De onderzochte gedraging was op dit punt behoorlijk.
Overige klachtonderdelen
klachtbehandeling; wijze van horen, slordigheden in rapportage, een mutatie verkeerd geïnterpreteerd,
afdoening klacht; verzoeker slechts een kopie van de afdoening aan klager ontvangen, intrekking klacht niet meegenomen in beslissing, gegrondverklaard en mededeling aan verzoeker tijdens gesprek over klacht
Geen reactie op klacht door korpsbeheerder