Verzoekster diende op 19 maart 2004 een bezwaarschrift in tegen de beschikking eigen bijdrage zorg zonder verblijf die het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten b.v. (CAK-BZ) op 27 februari 2004 aan verzoekster had gezonden. Gelet op de gronden van bezwaar koos het CAK-BZ ervoor om naar aanleiding van het bezwaarschrift eerst bij brief van 4 juni 2004 een schriftelijke toelichting te geven. Pas nadat verzoekster kenbaar maakte haar bezwaar te handhaven zond het CAK-BZ het bezwaarschrift op 23 juli 2004 ter behandeling door naar verzoeksters zorgverzekeraar, het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA). Op 11 oktober 2004 besliste het dagelijks bestuur van het IZA op verzoeksters bezwaarschrift van 19 maart 2004.
Verzoekster klaagde over de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift.
De Nationale ombudsman overwoog dat het dagelijks bestuur van het IZA het bestuursorgaan was dat bevoegd was om te beslissen op het bezwaarschrift. Gedragingen van het CAK-BZ in verband met de behandeling van verzoeksters bezwaarschrift werden aan het dagelijks bestuur van het IZA toegerekend. De Nationale ombudsman overwoog voorts dat de behandeling van bezwaarschriften aan wettelijke termijnen is gebonden. Ten slotte overwoog de Nationale ombudsman dat de stelling van het CAK-BZ dat in sommige situaties een bezwaarschrift door het CAK-BZ zelf kon worden afgedaan volgens de circulaire CARE/97031906 van 23 juli 1997 van de toenmalige Ziekenfondsraad, geen stand kon houden. In deze circulaire is geregeld dat indien een cliënt vragen heeft over de nota, die in beginsel door het CAK-BZ kunnen worden beantwoord. De behandeling van bezwaarschriften valt daar echter niet onder.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het CAK-BZ ten onrechte verzoeksters bezwaarschrift in behandeling had genomen. Niet juist was voorts dat het CAK-BZ pas op 23 juli 2004 het bezwaarschrift aan het IZA doorstuurde en dat deze pas op 11 oktober 2004 op het bezwaarschrift besliste. Al met al moest worden geoordeeld dat het CAK-BZ en het dagelijks bestuur van het IZA bij de behandeling van het bezwaarschrift hadden gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
Verdaging van de beslissing op het bezwaarschrift
Verdaging van de beslissing op de klacht.