2005/327

Rapport

Op 10 maart 2004 vond in de woonplaats van verzoeker een zogenaamde rooidag plaats. Op een dergelijke dag bezoekt de politie, in samenwerking met medewerkers van woningbouwverenigingen en stroomleveranciers, diverse locaties waar de aanwezigheid van een hennepkwekerij wordt vermoed. De politie bezocht deze dag ook de woning van verzoeker. De hulpofficier van justitie had een schriftelijke machtiging afgegeven tot binnentreden in verzoekers woning, waarin was bepaald dat de machtiging niet mocht worden gebruikt bij afwezigheid van de bewoner(s). Verzoeker werd gewaarschuwd op zijn werk en was bij het binnentreden in zijn woning aanwezig. In de woning werd geen hennepkwekerij aangetroffen.

Verzoeker klaagt erover dat de politie die dag is opgetreden op grond van de Opiumwet, zonder dat sprake was van een redelijke verdenking. De Nationale ombudsman stelde vast dat in deze zaak was opgetreden op grond van een (anonieme) melding en omdat bij de woning van verzoeker de geur van hennepplanten was waargenomen.

De Nationale ombudsman acht bovengenoemde omstandigheden niet voldoende om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen en daarmee een vergaande inbreuk op het recht op eerbiediging van het privé-leven als bedoeld in artikel 10 van de Grondwet toe te staan.

Van de politie had, zeker nu de te doorzoeken plaats een woning betrof, mogen worden verwacht dat zij ter plaatse eerst nader onderzoek had verricht. Dit is in strijd met het evenredigheidsvereiste; de onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

3. Verzoeker klaagt er verder over dat de hulpofficier van justitie een machtiging heeft afgegeven voor het binnentreden van zijn woning. Nu de Nationale ombudsman de omstandigheden op grond waarvan is binnengetreden niet voldoende acht om een redelijk vermoeden in de zin van artikel 9 Opiumwet aan te nemen, moet hij vaststellen dat de hulpofficier van justitie in deze zaak niet in redelijkheid had kunnen beslissen een machtiging tot binnentreden van verzoekers woning af te geven. Het is in strijd met het evenredigheidsvereiste dat dit toch is gebeurd.

4. Voorts is verzoeker van mening dat een onevenredig groot aantal politieambtenaren is ingezet.

De Nationale ombudsman kan verzoeker niet volgen in deze klacht, en achtte deze niet gegrond.

5. Ook klaagt verzoeker erover dat de beheerder van het regionale politiekorps heeft geweigerd de schade te vergoeden die is ontstaan door gemeld politieoptreden. De Nationale ombudsman oordeelde, dat, nu verzoeker stelde schade te hebben geleden, van hem had mogen worden verwacht dat hij deze schade aannemelijk zou maken en het verzoek nader zou onderbouwen. Van de korpsbeheerder behoefde niet te worden verwacht dat hij nader onderzoek zou doen naar de mogelijk door verzoeker geleden schade als gevolg van het optreden.

De betwisting van de schadeclaim is dus niet zo evident onjuist dat de korpsbeheerder niet in redelijkheid tot afwijzing daarvan had kunnen komen.

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

Naar aanleiding van optreden politie op grond van de Opiumwet: opgetreden zonder dat sprake was van redelijke verdenking, machtiging afgegeven voor binnentreden woning verzoeker;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

Onevenredig groot aantal politiemensen ingezet; geweigerd schade te vergoeden die is onstaan naar aanleiding van het binnentreden.

Oordeel:

Niet gegrond