Verzoeker, vredesactivist, bevond zich op 18 januari 2003 op vliegbasis Volkel als deelnemer aan een demonstratie tegen kernwapens. Aan deze demonstratie deden ongeveer twee honderd mensen mee.
Er werd gedemonstreerd op de basis zelf, die niet open is voor het publiek.
Om die reden werd verzoeker door de Koninklijke Marechaussee (KMar) aangehouden om 13.30 uur. Om 19.55 uur werd hij voorgeleid aan een (hulp) officier. Na verhoor werd hij om 21 .50 uur heengezonden. Naast verzoeker werden nog 103 demonstranten aangehouden die middag.
Verzoeker klaagt erover dat de KMar hem na zijn aanhouding niet ten spoedigste heeft geleid voor een (hulp) officier van Justitie.
In dit geval werd verzoeker ruim zes uur na zijn aanhouding voorgeleid voor een (hulp) officier van Justitie en twee uur later heengezonden. Op grond van de wet dient de voorgeleiding ten spoedigste plaats te vinden (artikel 53 Wetboek van Strafvordering). Verzoeker was in dit geval één van de 104 aangehouden personen. De voorgeleiding duurde zo lang omdat de aanwezige capaciteit aan (hulp) officieren, aanvankelijk twee en later vier, tekortschoot voor een snelle behandeling van dit aantal aangehouden demonstranten. Doordat in het draaiboek dat de KMar voor deze dag had opgesteld in verband emt de demonstratie niet was voorzien in de aanhouding van zoveel mensen en het draaiboek ook niet voorzag in het nemen van maatregelen voor het geval het aantal aanhoudingen erg hoog was, was de voorbereiding door de KMar niet adequaat.
Van een zo spoedig mogelijke voorgeleiding na aanhouding kan niet gesproken worden.
De periode van ruim acht uren overschrijdt ook nog de maximaal toegestane termijn (eerste lid van artikel 61 Wetboek van Strafvordering ) van zes uren voor het ophouden voor verhoor.
Door verzoeker zo laat voor te geleiden en zo lang op de houden voor verhoor is gehandeld in strijd met het verbod van onrechtmatige vrijheidsbeneming.