2001/377

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee de hem gedane toezegging dat hem een afschrift zou worden gestuurd van het in artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht bedoelde openbare verslag - over het jaar 1998 - niet is nagekomen.

Beoordeling

1. Bij brieven van 21 februari en van 26 maart 1999 vroeg verzoeker, van wie in die periode een klacht over de Koninklijke marechaussee om advies bij de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht lag, aan de Minister van Defensie om toezending van een exemplaar van het in artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht bedoelde openbare verslag over het jaar 1998 (zie Achtergrond). De Bevelhebber van de Koninklijke marechaussee deelde op 1 april 1999 aan verzoeker mee dat hij hem een exemplaar van het verslag zou doen toekomen zodra het gereed was.

2. Naar aanleiding van de vraag van verzoeker van 9 april 1999 naar de vermoedelijke verschijningsdatum van het jaarverslag antwoordde de bevelhebber op 23 april 1999 dat de secretaris van de klachtencommissie hem had meegedeeld dat het verslag naar verwachting de eerstkomende maanden nog niet gereed zou zijn.

3. Op 20 december 1999 deelde de bevelhebber, naar aanleiding van een rappel van verzoeker, aan verzoeker mee dat op dat moment niet kon worden overzien wanneer het jaarverslag gereed zou zijn.

4. Naar aanleiding van een op 30 december 1999 door verzoeker herhaald verzoek om toezending van het jaarverslag deelde de bevelhebber hem op 7 maart 2001 mee dat hij niet in staat was aan het verzoek te voldoen omdat hij nog geen jaarverslag had ontvangen van de onafhankelijke klachtencommissie.

5. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman deelde de Minister in eerste instantie mee dat van de onafhankelijke klachtencommissie nog geen jaarverslag was ontvangen zodat dit niet aan verzoeker ter beschikking kon worden gesteld. Hij voegde daar aan toe dat het jaarverslag, mede als gevolg van personeelsgebrek, nog niet gereed was.

In een tweede reactie erkende de Minister dat niet de klachtencommissie maar de Minister (dan wel een andere door de Minister als beheerder aangewezen persoon) verantwoordelijk is voor het jaarlijks publiceren van het openbare verslag, en dat aan de publicatieplicht van artikel 15 van de klachtenregeling nog niet was voldaan. Volgens de Minister was dit te wijten aan de personele onderbezetting bij de Staf van de Koninklijke marechaussee. Die staf zou worden uitgebreid, en volgens de Minister zou nog voor het eind van het jaar 2001 een functionaris kunnen worden aangesteld die zou worden belast met het opstellen van het jaarverslag.

6. Uit deze gang van zaken blijkt dat de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee in zijn brieven van 1 april 1999, van 23 april 1999, van 20 december 1999 en van 7 maart 2001 bij verzoeker de indruk heeft gewekt dat de klachtencommissie verantwoordelijk was voor het vervaardigen van het jaarverslag, én dat het verschijnen van het jaarverslag over 1998 een kwestie van tijd was.

7. In artikel 15 van de klachtenregeling is expliciet bepaald dat de "beheerder", dat wil zeggen de Minister van Defensie dan wel een andere door hem aangewezen persoon, verantwoordelijk is voor de registratie van de bij hem ingediende klachten en de daarop genomen beslissingen, en voor het ten minste eenmaal per jaar publiceren van de aldus verkregen gegevens in een openbaar verslag. Gezien de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de Minister op dit punt is het niet correct dat de bevelhebber bij verzoeker de indruk heeft gewekt dat de klachtencommissie verantwoordelijk was voor het opstellen van het jaarverslag.

Daarnaast is het gezien het feit dat er nog nooit een jaarverslag als bedoeld in artikel 15 was gepubliceerd en gezien het feit dat er op de momenten dat de bevelhebber verzoeker informeerde geen enkel zicht bestond op een verschijningsdatum, niet juist dat de bevelhebber bij verzoeker de indruk heeft gewekt dat het verschijnen van het verslag over het jaar 1998 een kwestie van tijd was.

8. Uit het voorgaande volgt dat de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee verzoeker niet correct heeft geïnformeerd.

De onderzochte gedraging is daarom niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, is gegrond.

Met instemming is kennisgenomen van de mededeling van de Minister dat naar verwachting nog voor het eind van het jaar 2001 bij de Staf van de Koninklijke marechaussee een functionaris kan worden aangesteld die wordt belast met het opstellen van een jaarverslag als bedoeld in artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht.

Onderzoek

Op 3 april 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Bunnik met een klacht over een gedraging van de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werden de Minister enkele specifieke vragen gesteld.

De reactie van de Minister gaf aanleiding tot het stellen van enkele nadere vragen.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Minister liet weten dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker diende bij brief van 18 mei 1998 aan de Algemene Verkeersdienst Rijkspolitie een klacht in over het rijgedrag van de (geüniformeerde) bestuurders van twee voertuigen. Deze voertuigen zouden de oorzaak zijn geweest van opspattend grind waardoor een van de koplampen van verzoekers auto was beschadigd. Het voorval had plaatsgevonden op de ochtend van 18 mei 1998 op de A-27. Van één van de betrokken voertuigen had verzoeker het kenteken genoteerd.

2. Het Korps landelijke politiediensten liet bij brief van 30 juni 1998 aan verzoeker weten dat uit onderzoek was gebleken dat de Koninklijke marechaussee de beheerder was van het voertuig waarvan verzoeker het kenteken had genoemd, en dat verzoekers klacht in verband daarmee was doorgestuurd naar de Koninklijke marechaussee.

3. Bij brief van 26 augustus 1998 bood de verantwoordelijke afdelingscommandant van de Koninklijke marechaussee verzoeker zijn excuses aan voor het weggedrag van de betrokken bestuurder. Hij deelde voorts het volgende mee:

"…De betreffende chauffeur heeft opdracht gekregen een Voertuig Ongeval Registratie formulier (V.O.R.), persoonlijk, op te maken, dat tezamen met uw aangifte ten spoedigste opgestuurd zal worden naar de Afdeling Claims (…) van het Ministerie van Defensie in Den Haag.

Deze instantie zal zorg dragen voor verdere afhandeling van uw koplampschade…"

4. Verzoeker stuurde de Koninklijke marechaussee op 2 september 1998 een "kostenbegroting koplampglas vervangen" van zijn garage waaruit bleek dat de schade f 180 bedroeg.

5. Het hoofd van de Afdeling Claims van het Ministerie van Defensie deelde vervolgens bij brief van 16 september 1998 namens de Minister aan verzoeker mee dat hij geen aansprakelijkheid kon erkennen, en dat verzoekers schade daarom niet zou worden vergoed.

6. Verzoeker stuurde de Afdeling Claims op 25 september 1998 een reactie op de brief van 16 september 1998. Daarnaast stuurde verzoeker de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee een brief met datering 24 september 1998, waarin hij de bevelhebber onder verwijzing naar zijn brief van 25 september 1998 verzocht die brief te beschouwen als een klacht over het verkeersgedrag en de daarop volgende handelwijze van de Koninklijke marechaussee.

7. Bij brief van 5 oktober 1998 verklaarde het hoofd van de Afdeling Claims zich namens de Minister alsnog bereid de door verzoeker geleden schade te vergoeden.

8. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee liet bij brief van 29 oktober 1998 aan verzoeker weten dat zijn klacht in behandeling zou worden genomen, en dat de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht van toepassing was op de behandeling van zijn klacht. In zijn brief aan verzoeker gaf hij nadere informatie over de procedure die zou worden gevolgd. Als bijlage bij zijn brief stuurde hij verzoeker een exemplaar van de klachtenregeling toe.

9. Verzoeker richtte zich bij brief van 7 november 1998 tot de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee met het verzoek de afhandeling van zijn aangifte van 18 mei 1998 en de behandeling van zijn klacht over te dragen aan "de onafhankelijke commissie". In dat verband wees hij erop geen vertrouwen meer te hebben in de afhandeling van zijn klacht door de Koninklijke marechaussee.

10. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee liet op 11 november 1998 onder meer aan verzoeker weten dat de Klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht een kopie van verzoekers brief van 7 november 1998 was toegestuurd.

11. De voorzitter van de klachtencommissie deelde bij brief van 8 december 1998 aan verzoeker mee dat de commissie naar aanleiding van zijn klachten van 18 mei en van 7 november 1998 onderzoek zou verrichten en omtrent de afdoening van die klachten advies zou uitbrengen aan de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee. De voorzitter wees verzoeker erop dat het onderzoek enige tijd kon duren.

12. De secretaris van de klachtencommissie berichtte verzoeker bij schrijven van 15 februari 1999 dat het onderzoek naar aanleiding van zijn klachten helaas nog niet was afgerond.

13. Verzoeker richtte zich bij brief van 21 februari 1999 tot de Minister van Defensie met het verzoek hem het in artikel 15 van de klachtenregeling bedoelde openbare verslag toe te zenden.

14. Bij brief van 26 maart 1999 herhaalde verzoeker zijn verzoek van 21 februari 1999. Hij maakte daarbij duidelijk dat het hem ging om het jaarverslag over 1998.

15. De bevelhebber der Koninklijke marechaussee liet bij schrijven van 1 april 1999 aan verzoeker weten dat zijn brieven van 21 februari en van 26 maart 1999 zouden worden aangeboden aan de Minister van Defensie.

Voorts werd verzoeker het volgende meegedeeld:

"…Ten aanzien van het verslag als bedoeld in artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht, deel ik U mede dat ik U een exemplaar zal aanbieden zodra dat verslag gereed is. Op dit moment kan ik daar nog niet aan voldoen aangezien de voorbereidingen voor publicatie nog niet zijn afgerond.

Middels een kopie van deze brief heb ik de Klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht van een en ander op de hoogte gebracht…"

16. Verzoeker reageerde bij brief van 9 april 1999. Hij schreef onder meer het volgende:

"Ten aanzien van uw inhoudelijk antwoord omtrent "het jaarlijks verslag als bedoeld in artikel 15" heb ik enkele nadere vragen:

a) komt de verslagperiode overeen met het kalenderjaar 1998?

b) kunt u mij (voor mijn beeldvorming) een exemplaar sturen van het laatst gepubliceerde verslag?

c) wanneer zijn naar verwachting de voorbereidingen voor publicatie afgerond?

d) wanneer kan ik naar verwachting een exemplaar van het nieuwste verslag tegemoet zien?

17. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee reageerde bij brief van 23 april 1999. Hij deelde in antwoord op verzoekers vragen het volgende mee:

"…Vraag a

Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend.

Vraag b

Het laatst gepubliceerde verslag i.c. het jaarverslag Koninklijke marechaussee 1997 treft U in de bijlage aan.

Vraag c en d

Het jaarverslag Koninklijke marechaussee 1998 wordt vervaardigd onder verantwoordelijkheid van de Directie Voorlichting van het ministerie van Defensie. Als gevolg van personele tekorten heeft, zo bleek bij navraag, de produktie van het jaarverslag vertraging opgelopen. Naar verwachting gaat het medio dit jaar worden gepubliceerd. Ik zal U daarna een exemplaar toesturen.

Ten aanzien van het door de Klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht op te maken verslag, deelde de secretaris mij mede dat het verslag, naar verwachting, de eerst komende maanden nog niet gereed zal zijn…"

18. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee deelde bij brief van 28 mei 1999 aan verzoeker mee dat hij het oordeel van de klachtencommissie over de gegrondheid van zijn klachten overnam. Dit oordeel kwam erop neer dat verzoekers klacht over het weggedrag op 18 mei 1998 gegrond was, en dat zijn klacht over de behandeling van zijn klacht van 18 mei 1998 deels gegrond en deels ongegrond was.

De behandeling van verzoekers klachten was daarmee afgerond.

19. Verzoeker herinnerde de Koninklijke marechaussee er bij brief van 10 december 1999 aan dat hij nog steeds in afwachting was van de toezending van het openbare verslag als bedoeld in artikel 15 van de klachtenregeling over het jaar 1998 én van het Jaarverslag Koninklijke marechaussee 1998.

20. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee reageerde bij brief van 20 december 1999 als volgt:

"…Bij mijn brief (van 23 april 1999; N.o.) deelde ik U mede dat U in het bezit gesteld zou worden van het jaarverslag Koninklijke marechaussee 1998. De verwachting was dat het jaarverslag medio dit jaar gepubliceerd zou worden. Echter, de minister van defensie heeft in september 1999 het besluit genomen dat de krijgsmachtonderdelen i.c. de Koninklijke marechaussee geen jaarverslagen meer mogen publiceren. Concreet betekent dit, dat in tegenstelling tot eerdere gedane schriftelijke toezegging, het jaarverslag Koninklijke marechaussee 1998 niet gepubliceerd zal worden en U derhalve niet in het bezit gesteld kunt worden van een exemplaar.

Ten aanzien van het verslag als bedoeld in artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht deel ik U mede dat ik, zodra dit gereed is en mij ter hand is gesteld, mijn eerder gedane schriftelijke toezegging daarover gestand zal doen. Thans valt niet te overzien wanneer dit zijn beslag zal krijgen…"

21. Verzoeker richtte zich bij brief van 30 december 2000 opnieuw tot de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee met het verzoek hem het verslag als bedoeld in artikel 15 van de klachtenregeling over het jaar 1998 toe te sturen.

22. De Bevelhebber der Koninklijke marechaussee deelde bij brief van 7 maart 2001 het volgende mee aan verzoeker:

"…Hierbij deel ik u mede dat ik tot op heden geen jaarverslag heb ontvangen van de onafhankelijke Klachtencommissie. Derhalve ben ik niet in staat aan uw verzoek te voldoen…"

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt MINISTER VAN DEFENSIE

1. De Minister reageerde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman bij brief van 27 juli 2001 als volgt:

"…Tot op heden is van de onafhankelijke klachtencommissie nog geen jaarverslag ontvangen, zodat dit aan (verzoeker; N.o.) ook niet ter beschikking gesteld kan worden.

De voorzitter van die commissie heeft de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee medegedeeld dat al geruime tijd wordt gewerkt aan een database, welke de klachten volgens verschillende criteria moet ontsluiten en die klachten aldus voor de jaarverslagen hanteerbaar moet maken. De daarmee gemoeide werkzaamheden zijn - ook door personeelsgebrek - nog niet voltooid…"

2. In antwoord op enkele nadere vragen van de Nationale ombudsman liet de Minister bij brief van 11 oktober 2001 het volgende weten:

“…Met u ben ik van mening dat ingevolge artikel 15 van de Klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht de beheerder zelf verantwoordelijk is voor het jaarlijks publiceren van het bedoelde openbare verslag en niet de klachtencommissie.

Aan de in voornoemd artikel neergelegde publicatieplicht is tot op heden tot mijn spijt niet voldaan. Dit is te wijten aan de personele onderbezetting bij de Staf van de Koninklijke Marechaussee. De Staf van de Koninklijke Marechaussee, waaronder ook het organisatieonderdeel dat is belast met de behandeling van klachten, zal op korte termijn worden uitgebreid. Naar verwachting kan nog voor het eind van dit jaar een functionaris worden aangesteld die wordt belast met het opstellen van een jaarverslag.

Voorts kan ik u meedelen dat alle door de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee ontvangen klachten alsmede de daarop genomen beslissingen worden geregistreerd…”

Achtergrond

Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht (regeling van de Minister van Defensie van 20 augustus 1997, Stcrt. 1997, 162)

Artikel 1:

“In deze regeling wordt verstaan onder:

(…)

b. beheerder: minister van Defensie, dan wel een andere door hem aangewezen persoon…”

Artikel 11, eerste lid:

“In het geval de aard van de klacht daartoe aanleiding geeft, kan de beheerder voor afdoening van de klacht advies vragen aan de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht.”

Artikel 13, eerste lid:

“De beheerder neemt een beslissing over de vraag of de wijze waarop de ambtenaar zich heeft gedragen al dan niet behoorlijk is geweest.”

Artikel 15:

“1. De beheerder registreert de bij hem ingediende klachten en de daarop genomen beslissingen. Hij publiceert de aldus verkregen gegevens ten minste eenmaal per jaar in een openbaar verslag.

2. De verslagen, bedoeld in het eerste lid, bevatten geen gegevens die tot individuele personen herleidbaar zin.

3. In de verslagen, bedoeld in het eerste lid, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de vraag in hoeverre bepaalde klachten wijzen op structurele tekortkomingen in het functioneren van de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, en, indien nodig, aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen.“

De Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht is op

28 augustus 1997 in werking getreden.

Instantie: Bevelhebber Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Toezegging niet nagekomen dat verzoeker een afschrift zou worden toegestuurd van openbaar verslag over 1998, zoals bedoeld in art. 15 van de Klachtregeling politietaken Koninklijke marechaussee/ krijgsmacht.

Oordeel:

Gegrond