Verzoeker, die bij de gemeente een aanvraag indiende voor de legalisatie van de overkapping van zijn zwembad, is van mening dat een van de wethouders (verzoekers buurman) zich bij de behandeling van de aanvraag vooringenomen opstelde en zich ten onrechte niet onthield van besluitvorming.
Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zijn klacht over de handelwijze van de wethouder op alle acht onderdelen ongegrond had verklaard.
Ten aanzien van drie klachtonderdelen overwoog de Nationale ombudsman dat geen sprake was van gedragingen van de wethouder en dat de klachten daarmee feitelijke grondslag misten. Ten aanzien de klacht dat de wethouder een dagblad had gevraagd een artikel te rectificeren overwoog de Nationale ombudsman dat de wethouder niet onbehoorlijk had gehandeld nu het verzoek betrekking had op een vermelde onjuistheid. De Nationale ombudsman oordeelde dat de motivering van het college de beslissing om bovengenoemde klachten ongegrond te verklaren kon dragen en dat het college in overeenstemming met het motiveringsvereiste had gehandeld.
Ten aanzien van de klacht dat de vrijstellingsprocedure herhaaldelijk door de wethouder werd vertraagd, overwoog de Nationale ombudsman dat de beslissingen om de behandeling van het vrijstellingsverzoek aan te houden, beslissingen waren van het college. Het college had vanwege de actieve deelname van wethouder X aan de inhoudelijke beraadslagingen tijdens de vergadering op z'n minst de schijn gewekt de besluitvorming te willen vertragen. En het college had, door tijdens een vergadering te besluiten de besluitvorming aan te houden totdat wethouder X weer aanwezig was, de schijn gewekt niet tot besluitvorming te willen overgaan buiten aanwezigheid van wethouder X om. Gezien de betrokkenheid van wethouder X bij het vrijstellingsverzoek had het college op deze wijze gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid. Daarmee was in strijd gehandeld met het verbod van vooringenomenheid. De door het college gegeven motivering tot ongegrond verklaring van de klacht op deze onderdelen kon de beslissing dan ook niet dragen. Het college had gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste.
Ten aanzien van de klacht dat de wethouder tijdens de collegevergadering had deelgenomen aan de discussie over de aanvraag en de klacht over het aanwezig zijn van de wethouder bij het gesprek met het extern adviesbureau, overwoog de Nationale ombudsman dat niet gebleken is dat de wethouder op een partijdige wijze heeft deelgenomen aan het gesprek of aan de besprekingen. Gelet echter op het feit dat er sprake was van een persoonlijk belang van de wethouder bij de behandeling van de aanvraag, had hij alleen al door deelname aan het gesprek en aan de bespreking niet voorkomen dat - een objectief gerechtvaardigde - schijn van partijdigheid ontstond. De instemming van het college en diens wetenschap van het handelen van de wethouder, heeft het onbehoorlijke karakter aan het handelen van de wethouder niet ontnomen. Het college handelde in strijd met het motiveringsvereiste door de klacht op dit punt ongegrond te verklaren.