Verzoekers wonen buiten de bebouwde kom van een dorp, nabij een T-kruising, waar een zijweg is aangesloten op een doorgaande hoofdweg. De weg is in beheer bij het hoogheemraadschap. In het kader van het landelijke project “Duurzaam Veilig” was op de T-kruising nabij verzoekers woning een voorziening ter verbetering van de verkeersveiligheid getroffen, bestaande uit een verhoging van het wegdek (een zgn. verkeersplateau).
Verzoekers klaagden meer dan eens bij het hoogheemraadschap over de overlast als gevolg van dat plateau, met name de trillings- en geluidsoverlast van dag en nacht passerende vrachtauto's en auto's met aanhanger, waarbij het “klappen” van een voertuig op het op- en afrijgedeelte tot hoge geluidspieken leidde. Volgens het hoogheemraadschap was onderzoek gedaan en gebleken, dat geen sprake was van een overschrijding van de wettelijke normen voor geluidhinder. Het hoogheemraadschap achtte de klachten ongegrond.
Verzoekers klaagden erover dat het hoogheemraadschap hun klacht onvoldoende zorgvuldig had behandeld.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer dat weliswaar geen sprake was van een overschrijding van de wettelijke normen voor geluidhinder voor wegverkeer, maar dat deze normen zijn gebaseerd op een gemiddelde van het in een bepaalde periode optredend geluid. In het geval van verzoekers ging het om een piekbelasting.
Blijkens de geschiedenis van totstandkoming van de Wet geluidhinder is met betrekking tot de vraag naar een nog toelaatbare hinder overwogen, dat de sterkte van geluiden in dB(A) in het algemeen niet voldoende zegt over die hinder en dat er ook nog andere factoren zijn. Belangrijk daarbij is, of die geluiden in de desbetreffende omgeving eigenlijk wel of niet passen. De hinder in het geval van verzoekers was niet eigen aan normaal passerend wegverkeer.
Ten aanzien van het standpunt van het hoogheemraadschap dat er geen alternatief zou zijn voor de getroffen maatregel, oordeelde de Nationale ombudsman dat dit standpunt geen steun vindt in de richtlijn, nu is gesteld dat een verkeersplateau veelal, dus niet in alle gevallen, een goede oplossing zal zijn. Ook de gemeente, op wier grondgebied de desbetreffende wegen liggen, had op alternatieven gewezen. Het CROW, het adviesinstituut dat de richtlijnen heeft opgesteld, verklaarde, dat er in een situatie als deze een alleszins aanvaardbaar, en ten minste gelijkwaardig alternatief is, bestaande uit een combinatie van een voorrangsregeling en het verkeersplateau, dat door een verlenging, alsmede een afvlakking van de op- en afrijgedeelten kan worden aangepast.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het onderzoek van het hoogheemraadschap naar de feiten en omstandigheden van het geval en naar mogelijke alternatieven in dit geval onvoldoende was geweest. Hij achtte de ondeerzochte gedraging niet behoorlijk, wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving.
Het hoogheemraadschap werd in overweging gegeven zijn besluit te heroverwegen en met inachtneming van de overwegingen van de Nationale ombudsman een nieuw besluit te nemen.