Op 20 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Ellecom, met een klacht over een gedraging van het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe te Apeldoorn.
Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker, rentmeester van een landgoed, klaagt er over dat het waterschap Veluwe te Apeldoorn:
1. hem heeft genoodzaakt namens het landgoed bezwaarschriften in te dienen tegen de aanslagen waterschapslasten over 1997, 1998 en 1999, door bij het opleggen van de aanslagen geen rekening te houden met de beslissingen op de bezwaarschriften tegen de aanslagen over 1995 en 1996.
2. medio december 1999 nog op geen enkele wijze had gereageerd op de bezwaarschriften die hij op respectievelijk 27 mei en 30 september 1999 had ingediend tegen de aanslagen over 1998 en 1997.
Achtergrond
1. Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959, Stb. 301)
Artikel 25, eerste en tweede lid:
"1. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doet de inspecteur binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop.
2. In afwijking van artikel 7:10, derde lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht kan de inspecteur met schriftelijke toestemming van Onze Minister de uitspraak voor ten hoogste een jaar verdagen."
2. Waterschapswet (Wet van 6 juni 1991, Stb. 444)
Artikel 120, zevende lid:
"Met betrekking tot de bepaling van de heffingsmaatstaf (…) kan het algemeen bestuur een verordening vaststellen, waarin omslagklassen voor onroerende zaken worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen. (…)"
Artikel 123, tweede en derde lid:
"2. Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde geschieden de heffing en de invordering van waterschapsbelastingen met inachtneming van de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
3. Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde, gelden de bevoegdheden en verplichtingen van de hierna vermelde, in de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen genoemde functionarissen, met betrekking tot de waterschapsbelastingen voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:
a. Onze Minister van Financiën, het bestuur van 's Rijksbelastingen en de directeur: het dagelijks bestuur;
b. de inspecteur: de daartoe aangewezen ambtenaar van het waterschap;
(…)"
3.1. Wet Nationale ombudsman (Wet van 4 februari 1981, Stb. 35)
Artikel 16:
De Nationale ombudsman is niet bevoegd een onderzoek (…) in te stellen of voort te zetten:
(…)
c. zolang ten aanzien van de gedraging een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat, (…) of ingevolge een zodanige voorziening een procedure aanhangig is;
(…)
f. in aangelegenheden betreffende belastingen en andere heffingen, indien ten aanzien van de gedraging een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening heeft opengestaan;
(…).
3.2. Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan in eerste instantie een bezwaarschrift worden ingediend tegen een belastingaanslag. Worden de bezwaren afgewezen, dan kan beroep worden ingesteld bij de belastingkamer van het gerechtshof. Ingevolge artikel 16, aanhef en sub c en f, van de Wet Nationale ombudsman brengt dit met zich mee dat het de Nationale ombudsman niet is toegestaan om de inhoud van belastingaanslagen te toetsen.
4. In rapport 97/278 van 2 juli 1997 overwoog de Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"1. Verzoeker, assistent rentmeester van een landgoed, klaagt er in de eerste plaats over dat het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe te Apeldoorn (verder: het waterschap) nog niet heeft beslist op de bezwaarschriften die op 4 juli 1995 en 3 juli 1996 door/namens de eigenaar van het landgoed werden ingediend tegen de aanslagen waterschapslasten 1995 en 1996.
2. Uit artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met artikel 123, lid 2 van de Waterschapswet (…) volgt dat terzake van bezwaarschriften tegen aanslagen waterschapslasten binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak dient te worden gedaan, en dat de uitspraak met ten hoogste één jaar kan worden verdaagd.
Blijkens de geschiedenis van totstandkoming van deze termijnbepalingen (…) heeft de wetgever in verband met de ingewikkeldheid van een groot aantal belastingbeschikkingen de beslistermijn in fiscale zaken langer willen stellen dan de algemene termijn.
Kennelijk zijn deze termijnbepalingen dus niet gegeven voor de gevallen waarin andere oorzaken dan de complexiteit van de zaak zelf in de weg staat aan het nemen van een beslissing binnen de algemene termijn.
3. De Belastingdienst stelt zich ten doel om, niettegenstaande de jaartermijn, in normale zaken bezwaarschriften binnen een termijn van zes weken af te doen. In 1995 en 1996 was deze termijn nog drie maanden. De Nationale ombudsman beschouwt de door de Belastingdienst gehanteerde termijn als redelijk. Niet valt in te zien waarom een dergelijke termijn niet eveneens als richtsnoer moet worden gehanteerd bij de afhandeling van bezwaarschriften ter zake van belastingzaken die bij andere overheden (zoals het waterschap) zijn ingediend.
4. De bezwaarschriften van 4 juli 1995 en 3 juli 1996 waren eind mei 1997 nog niet afgehandeld. Daarmee is de voor deze bezwaarschriften redelijk te achten afhandelingstermijn van drie maanden ruim overschreden. Ten aanzien van het bezwaarschrift tegen de aanslag waterschapslasten 1995 is ook de wettelijke jaartermijn ver overschreden terwijl geen sprake is van een beslissing van het dagelijks bestuur van het waterschap om de uitspraak te verdagen, of van een machtiging daartoe door het algemeen bestuur.
Het waterschap liet weten dat een nieuwe kostentoedeling die in 1995 op grond van de Waterschapswet is gemaakt veel bezwaren had opgeleverd en dat werkzaamheden in verband met de fusie van waterschappen in Gelderland veel tijd en energie hebben gekost. De omstandigheden die het waterschap heeft aangevoerd kunnen wel als verklaring dienen voor enige overschrijding van de termijn van drie maanden, maar zijn niet toereikend als rechtvaardiging van een zo lange behandelingsduur als in deze zaak. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden (complexiteit van de materie) die kunnen rechtvaardigen dat de afdoening van de bezwaarschriften niet plaatsvond binnen de redelijk te achten termijn van drie maanden.
Terecht heeft het waterschap opgemerkt dat het beginsel van zorgvuldigheid en de geldende wettelijke voorschriften niet voldoende in acht zijn genomen.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk."
5.1. In Jaarverslag 1997, pagina 393 e.v., van de Nationale ombudsman is onder meer het volgende vermeld:
"Voorafgaand aan de behandeling van de afzonderlijke onderwerpen op het terrein van de waterschappen wordt hier alvast gewezen op een drietal punten waarvoor de Nationale ombudsman, bij wijze van aanbeveling in dit jaarverslag, de meer algemene aandacht vraagt van de kring van waterschappen, verenigd in de Unie van Waterschappen. Het betreft het gebruik van de wettelijke termijn voor de behandeling van bezwaarschriften (zie nader § 22.2.1) (…).
22.2.1 Behandelingsduur bezwaarschriften
(…)
In dit verband verdient de situatie bij de Belastingdienst de aandacht. Sinds 1 januari 1997 is de Belastingdienst op eigen initiatief "Awb-conform" gaan werken. Dit betekent in algemene woorden dat de Belastingdienst in beginsel geen beroep meer doet op afwijkingen van de bepalingen van de Awb in voor de Belastingdienst gunstige zin, met name de Algemene wet inzake rijksbelastingen (…). Dit heeft ertoe geleid dat de Belastingdienst zich sinds 1 januari 1997 ten doel stelt om, niettegenstaande de ruimte die de jaartermijn formeel biedt, in normale gevallen bezwaarschriften af te handelen binnen een termijn van zes weken. In 1996 was deze termijn nog ruimer, namelijk drie maanden. De Nationale ombudsman beschouwde in 1997 deze laatste door de Belastingdienst gehanteerde termijn als redelijk. Niet valt in te zien waarom een dergelijke termijn niet eveneens als richtsnoer moet worden gehanteerd bij de afhandeling van bezwaarschriften ter zake van heffingen die bij andere overheden (zoals een waterschap) zijn ingediend, tenzij er sprake is van een bijzondere ingewikkeldheid.
In zoverre komt aan de Belastingdienst een voorbeeldfunctie toe. Het zou passend zijn wanneer het punt van de termijnen in het perspectief van deze voorbeeldfunctie onderwerp zou worden van overleg in de kring van de waterschappen, bijvoorbeeld binnen het verband van de Unie van Waterschappen."
5.2. In Jaarverslag 1998 van de Nationale ombudsman, op (eveneens) pagina 393 e.v., staat onder meer het volgende:
Bij brief van 9 juli 1998 zond de algemeen directeur van de Unie van Waterschappen aan de Nationale ombudsman een afschrift van de aan de leden waterschappen gerichte brief van 8 juli 1998. In deze zogenoemde ledenbrief van 8 juli 1998 deelde het dagelijks bestuur van de Unie van Waterschappen onder meer mee dat het algemeen bestuur op 12 juni 1998 had ingestemd met de aanbevelingen van de Nationale ombudsman. Het dagelijks bestuur adviseerde de leden-waterschappen om overeenkomstig de genoemde aanbevelingen te handelen en het beleid hierop af te stemmen."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe (verder: het waterschap Veluwe) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen het waterschap Veluwe en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd het waterschap Veluwe een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Het waterschap Veluwe deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Verzoeker berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. In een verzoekschrift, dat hij in februari 1997 bij de Nationale ombudsman indiende, maakte verzoeker er onder meer bezwaar tegen dat het waterschap Veluwe nog niet had beslist op de bezwaarschriften die waren ingediend tegen de aanslagen waterschapsbelasting die over 1995 en 1996 waren opgelegd aan de eigenaar van het landgoed, waarvan hij rentmeester is.
In rapport 97/278 van 2 juli 1997 oordeelde de Nationale ombudsman dat verzoekers klacht gegrond was (zie achtergrond, onder 4.).
2. In twee uitspraken van 18 juli 1997 besliste het waterschap Veluwe op de bezwaarschriften tegen de aanslagen over 1995 en 1996. In de beslissingen werd aangegeven dat het landgoed ten onrechte was aangeslagen voor de waterkeringslasten over diverse percelen te Dieren en te Brummen, alsmede dat het over één perceel te Dieren gedeeltelijk ten onrechte was aangeslagen. Tevens werd bepaald dat het landgoed terecht was aangeslagen voor één perceel te Brummen en drie percelen te Dieren.
3. Met een aanslagbiljet met dagtekening 31 mei 1999 sloeg het waterschap de eigenaar van het landgoed aan voor de waterschapsomslag over het jaar 1998. De aanslag betrof zeven percelen ongebouwd en één perceel gebouwd.
In een bezwaarschrift, gedateerd 27 mei 1999, maakte verzoeker bezwaar tegen de aanslag. Daarbij verwees verzoeker naar de uitspraak op het bezwaarschrift over 1995. Meer in het bijzonder wees verzoeker er op dat het landgoed over 1998 opnieuw omslag in rekening werd gebracht voor enkele percelen ongebouwd, ten aanzien waarvan in de uitspraak over 1995 was bepaald dat er geen omslag voor verschuldigd was. Tevens wees verzoeker er op dat het perceel gebouwd, waarvoor het landgoed werd aangeslagen, een perceel betrof ten aanzien waarvan was bepaald dat er geen omslag voor verschuldigd was.
Met een aanslagbiljet met dagtekening 30 september 1999 werd het landgoed terzake van het hiervoor bedoelde perceel gebouwd aangeslagen over het jaar 1997. Verzoeker maakte op 30 september 1999 bezwaar tegen de aanslag. In zijn bezwaarschrift gaf verzoeker (opnieuw) aan dat het object in kwestie staat op één van de percelen, ten aanzien waarvan in de uitspraak over 1995 was bepaald dat het landgoed niet terecht was aangeslagen.
B. Standpunt verzoeker
1. het standpunt van verzoeker is in het kort weergegeven in de klachtformulering onder klacht.
2. In zijn verzoekschrift merkte verzoeker onder meer het volgende op:
"Na publicatie van Uw rapport, heeft het Waterschap Veluwe snel en grondig gereageerd op de bezwaarschriften waterschapslasten 1995 en 1996. De sindsdien opgelegde aanslagen waterschapslasten 1997, 1998 en 1999, corresponderen echter niet met de bevindingen van het Waterschap zelf in hun uitspraak op de bezwaarschriften 1995 en 1996.
Daarom is wederom bezwaar aangetekend onder verwijzing naar die eerdere uitspraken. Op deze bezwaarschriften wordt echter in het geheel niet gereageerd, terwijl de aanslagen nog steeds binnenkomen."
C. Standpunt waterschap Veluwe
1. Het waterschap Veluwe gaf in reactie op de klacht van verzoeker aan dat het deze ongegrond achtte. In de reactie merkte het waterschap onder meer het volgende op:
"Waterschap Veluwe is op 1 januari 1997 ontstaan uit een fusie tussen de voormalige waterschappen Oost en Noord Veluwe en het zuiveringsschap Veluwe.
Voor de fusie viel (het landgoed; N.o.) in het beheersgebied van het voormalige Waterschap Oost-Veluwe. Bij de afhandeling van de bezwaren over de jaren 1995 en 1996 is derhalve uitgegaan van de classificatie van het voormalig Waterschap Oost-Veluwe. Na onderzoek is gebleken dat de classificatie op een aantal punten onjuistheden bevatte. Als gevolg hiervan zijn een aantal percelen van (het landgoed; N.o.) ten onrechte in de heffing waterschapslasten 1995 en 1996 betrokken. De betreffende percelen zijn in de uitspraken van 18 juli 1997 vervolgens vrijgesteld van de heffing waterschapslasten.
Bij de fusie tussen de waterschappen Oost en Noord Veluwe tot het nieuwe all-in Waterschap Veluwe heeft een nieuw onderzoek naar de kostentoedeling en de omslagklassen plaatsgevonden. Tijdens het fusieproces bleken de definitie van de omslagklassen en de begrenzing daarvan niet naadloos op elkaar aan te sluiten. Bij het onderzoek naar de omslagklasse voor het gehele Waterschap Veluwe zijn derhalve nieuwe classificatiekaarten gemaakt, waarbij de situatie van de oude waterschappen Oost en Noord Veluwe zo optimaal als mogelijk op elkaar is afgestemd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de Classificatieverordening Waterschap Veluwe. De verordening is door het algemeen bestuur van Waterschap Veluwe d.d. 6 januari 1997 vastgesteld en d.d. 7 januari 1997 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd onder nummer MW97.617-6082008.
Bij het opmaken van de classificatie voor Waterschap Veluwe is tevens gekeken naar het gebied waarin zich de percelen van (het landgoed; N.o.) bevinden. Uit dit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de percelen, welke in eigendom toebehoren aan (het landgoed; N.o.), overeenkomstig de uitspraak betrekking hebbend op de bezwaren over de jaren 1995 en 1996 vrijgesteld dienen te worden van waterschapsomslagen. Een drietal percelen Brummen (…), Dieren (…) en Dieren (…) dient echter in tegenstelling tot de uitspraak op de bezwaren tegen de aanslagen waterschapslasten 1995 en 1996 op grond van de Classificatieverordening Waterschap Veluwe 1997 wel geheel of gedeeltelijk aan de heffing waterschapsomslagen te worden onderworpen.
De percelen Brummen (…), Dieren (…) en Dieren (…) zijn derhalve op grond van de Classificatieverordening Waterschap Veluwe 1997 terecht in de heffing waterschapsomslagen betrokken."
2. Verder deelde het waterschap mee dat de Algemene wet bestuursrecht voor bezwaarschriften een algemene beslistermijn kent van zes weken, maar dat deze niet geldt voor fiscale zaken. Voorts wees het waterschap op het volgende. Artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat de inspecteur in beginsel binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift moet beslissen. Ingevolge artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet worden waterschapsbelastingen geheven met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In artikel 123, derde lid, van de Waterschapswet worden daartoe bevoegdheden van functionarissen van de rijksbelastingdienst getransporteerd naar functionarissen van het waterschap.
Het waterschap gaf aan dat, nu de bezwaarschriften waren ingediend op 27 mei en 30 september 1999 en de termijn voor het afhandelen daarvan één jaar na ontvangst bedraagt, de termijn waarbinnen de bezwaarschriften afgehandeld dienden te worden nog niet was verstreken.
3. Het waterschap voegde bij de reactie onder meer plattegronden waarop de classificatie van twee percelen te Dieren was aangegeven.
D. Reactie verzoeker
1. Naar aanleiding van de reactie van het waterschap liet verzoeker onder meer het volgende weten:
"Uit de reactie van het waterschap blijkt dat onzorgvuldig is gehandeld en dat geen rekening is gehouden met de uitspraak op de bezwaarschriften 1995/1996.
Het verweer van het waterschap dat inmiddels een nieuwe classificatieverordening en -kaart waren opgesteld en men dus geen rekening hoefde te houden met de uitspraak 1995/1996, getuigt van vergaande onzorgvuldigheid omdat de aanpassing van de oude classificatiekaart vrijwel gelijktijdig plaatsvond met de opstelling van de nieuwe classificatiekaart, terwijl de uitgangspunten voor belastingheffing per 1 januari 1997 niet wezenlijk veranderd zijn.
Toelichting:
Uit de reactie van het waterschap maak ik op dat de bezwaarschriften 1995/1996 zijn behandeld aan de hand van de oude classificatiekaarten van het waterschap Oost-Veluwe.
Bij uitspraak van 18 juli 1997 is vervolgens door het waterschap zelf geconstateerd dat deze oude classificatie onjuist was. Bij de uitspraak was een nieuwe kaart gevoegd (…) die dus door moest gaan voor de aangepaste versie van de oude classificatiekaart.
Deze bijgewerkte classificatiekaart is kort voor 18 juli 1997 opgesteld. Op 20 mei 1997 bericht het waterschap immers aan U: "Wij zullen op korte termijn de afhandeling van de bezwaarschriften ter hand nemen" (…). (Dit is vermeld in rapport 97/278; N.o.)
De onzorgvuldigheid van het waterschap komt duidelijk tot uiting in de eerstvolgende aanslag waterschapslasten met dagtekening 30 september 1997 (…), slechts twee maanden na de uitspraak op basis van de bijgewerkte oude classificatiekaart, waarin voor het eerst de nieuwe classificatiekaart is gebruikt.
Dat dit de nieuwe kaart betreft, blijkt overigens uit de aangeslagen oppervlakte van perceel Dieren (…), groot (…). Het betreft hier zgn. onverdeeld eigendom dat naar rato van de nieuwe belaste oppervlakte en eigendomsaandelen wordt aangeslagen.
Omdat het bijwerken van de oude kaart destijds enig onderzoek vereiste (i.v.m. controleren hoogtematen kade en maaiveld), is de nieuwe kaart definitief tot stand gekomen, nadat de oude kaart is bijgewerkt. In de nieuwe kaart zijn nl. de bevindingen van hetzelfde onderzoek verwerkt.
De verschillen tussen bijgewerkte oude kaart en nieuwe kaart zijn dus toe te schrijven aan onzorgvuldigheden bij het bijwerken van de oude kaart en/of onzorgvuldigheden bij het opstellen van de nieuwe kaart. De verschillen zijn in ieder geval niet toe te schrijven aan de nieuwe classificatieverordening d.d. 6/7 januari 1997 omdat de uitgangspunten (hoogtematen kade en maaiveld) gelijk zijn gebleven en de bij de verordening behorende kaart pas later is opgesteld."
2. Verzoeker voegde bij zijn reactie verscheidene kopieën van stukken en plattegronden.
E. Reactie Waterschap
1. Naar aanleiding van een aantal specifieke vragen van de Nationale ombudsman deelde het waterschap onder meer het volgende mee:
"(Verzoeker; N.o.) is naar aanleiding van zijn telefonisch verzoek op 6 april 2000 gehoord. Tijdens de hoorzitting is onder andere ingegaan op het feit waarom de percelen Brummen (…) Dieren (…) en Dieren (…) in tegenstelling tot de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag waterschapslasten 1995 en 1996 in 1997 weer op het aanslagbiljet staan vermeld.
Op grond van door het Waterschap Veluwe tijdens de hoorzitting overlegde classificatiekaarten betrekking hebbende op de classificatie van het voormalig Waterschap Oost-Veluwe en de classificatie van Waterschap Veluwe alsmede op grond van een door het voormalig Waterschap Oost-Veluwe aan (verzoeker; N.o.) opgestuurde kaart blijkt dat de percelen ook in 1995 en 1996 geheel dan wel gedeeltelijk belang hebben gehad bij de waterkeringstaak. (…)
De uitspraak op het bezwaar is derhalve aangaande dit punt niet juist. De classificatie is op dit punt dan ook niet aangepast.
(…)
Op grond van het beleidsplan Heffen en Invorderen streeft Waterschap Veluwe ernaar bij haar binnengekomen bezwaarschriften zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een termijn van drie maanden af te handelen. Naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman kenmerk 97/278 en de ledenbrief van 8 juli 1998 van de Unie van Waterschappen heeft Waterschap Veluwe in haar Meerjarenbeleidsbegroting 2001-2005 besloten de termijn waarbinnen de bij haar binnengekomen bezwaren afgehandeld dienen te worden terug te brengen van drie maanden naar zes weken.
Gebleken is echter dat de nu gehanteerde termijn van drie maanden niet in alle gevallen haalbaar is. Met name bezwaren gericht tegen de classificatie vergen beduidend meer tijd. Bij de afhandeling van deze bezwaren wordt gelet op de mogelijke verstrekkende gevolgen, zoals het (gedeeltelijk) aanpassen van de classificatie, advies ingewonnen bij een onafhankelijke organisatie (…). Het advies wordt voordat het wordt opgenomen in de uitspraak op het bezwaar van de afdeling Belastingen bekeken op haar technische aspecten door de afdeling Watersystemen van Waterschap Veluwe. De afdeling Watersystemen is verantwoordelijk voor de technische aspecten van de classificatie. Gemaakte op- en aanmerkingen van deze afdeling worden vervolgens in het advies verwerkt.
Ook met betrekking tot het bezwaar ingesteld door (verzoeker; N.o.) namens (het landgoed; N.o.) is door Waterschap Veluwe advies ingewonnen bij (de hiervoor bedoelde onafhankelijke organisatie; N.o.). Waterschap Veluwe heeft gemeend bij de afhandeling van het bezwaarschrift niet aan te kunnen sluiten bij de uitspraak op het bezwaar gericht tegen de aanslagen 1995 en 1996 daar de classificatie van het voormalige waterschap Oost-Veluwe in 1997 naar aanleiding van de fusie tot het all-in Waterschap Veluwe vervangen is door de huidige. Nadat het advies van (…) door de afdeling Watersystemen van het waterschap nader is bekeken is (verzoeker; N.o.) door Waterschap Veluwe op eigen verzoek uitgenodigd voor een hoorzitting.
Gelet op de zorgvuldigheid welke Waterschap Veluwe bij de afhandeling van de classificatie bezwaren in acht wenst te nemen is Waterschap Veluwe van mening dat overschrijding van de door haar gestelde drie maanden termijn gerechtvaardigd is."
2. Bij de reactie voegde het waterschap onder meer een exemplaar van het beleidsplan heffen en invorderen van 3 februari 1998. In het beleidsplan is onder meer het volgende vermeld:
"6.3 Bezwaar-/beroepschriften
Wettelijk moeten inkomende bezwaarschriften binnen een jaar worden afgewikkeld. Het waterschap streeft er naar om bezwaarschriften zo spoedig mogelijk te behandelen. Als uiterste termijn wordt drie maanden gehanteerd. Gezien de aanloopproblemen wordt deze overigens voor de aanslagen 1997 niet voor alle bezwaarschriften gehaald."
3. Tevens voegde het waterschap bij de reactie een exemplaar van de Meerjarenbeleidsbegroting 2001-2005 en enkele kopieën van plattegronden en stukken.
F. Nadere reactie verzoeker
Verzoeker liet onder meer weten dat volgens hem uit de reactie van het waterschap bleek dat de classificatieverordening en de classificatiekaart nauwelijks waren aangepast.
G. Nadere reactie Waterschap
In telefoongesprekken van 4 september 2000 en 12 oktober 2000 met een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, liet een medewerker van het waterschap Veluwe onder meer weten dat nog geen beslissing was genomen op de bezwaarschriften van verzoeker en dat niet bekend was wanneer dat wel zou gebeuren.
In laatstgenoemde telefoongesprek gaf de medewerker van het waterschap voorts aan dat het advies over verzoekers bezwaarschrift, dat was ingewonnen bij een externe organisatie, was aangevraagd en ontvangen in augustus 1999.
Tevens liet hij weten dat het waterschap bij ontvangst van een bezwaarschrift in de regel een ontvangstbevestiging verzendt, en dat dit bij verzoekers bezwaarschriften ook was gebeurd. De ontvangst van het bezwaarschrift van 30 september 1999 was bevestigd op 6 oktober 1999. De datum van de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift van 27 mei 1999 viel niet meer te achterhalen. Verder was er, aldus de medewerker van het waterschap, met verzoeker telefonisch contact geweest over de behandeling van zijn bezwaarschriften.
Verzoeker was echter niet schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van zijn bezwaarschriften.
Beoordeling
I. Ten aanzien van het noodzaken om bezwaarschriften in te dienen tegen de aanslagen over 1997, 1998 en 1999 door onvoldoende rekening te houden met beslissingen op bezwaarschriften inzake 1995 en 1996
1. Verzoeker, rentmeester van een landgoed, klaagt er in de eerste plaats over dat het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe (verder: het waterschap) hem genoodzaakt heeft om bezwaarschriften in te dienen tegen de aanslagen waterschapslasten die het landgoed waren opgelegd over 1997, 1998 en 1999, door bij het opleggen van de aanslagen geen rekening te houden met de beslissingen die waren genomen op de bezwaarschriften tegen de aanslagen over 1995 en 1996.
2. Gegeven het feit dat de Nationale ombudsman de inhoud van belastingaanslagen niet mag toetsen (zie achtergrond, onder 3.), kan hij op dit punt alleen komen tot het oordeel dat het waterschap niet behoorlijk heeft gehandeld wanneer vaststaat dat het waterschap bij het opleggen van de aanslagen 1997, 1998 en 1999 in redelijkheid niet kon afwijken van de beslissingen op de bezwaarschriften tegen de eerdere aanslagen.
3. Het algemeen bestuur van een waterschap heeft de mogelijkheid om de onroerende zaken, terzake waarvan belasting (waterschapsomslag) wordt geheven, bij verordening in te delen in verschillende klassen, die van invloed zijn op het tarief van de verschuldigde belasting (zie achtergrond, onder 2.).
Het waterschap heeft laten weten dat bij de afhandeling van de bezwaren tegen de aanslagen over 1995 en 1996 werd uitgegaan van de classificatie van het voormalige waterschap Oost-Veluwe en dat bij het opleggen van de aanslagen over 1997, 1998 en 1999 werd uitgegaan van de Classificatieverordening Waterschap Veluwe 1997. Aangezien er in 1997 een nieuwe classificatieverordening van kracht is geworden, was de situatie met betrekking tot de heffing van waterschapsomslag over de jaren 1995 en 1996 niet (noodzakelijkerwijze) hetzelfde als die met betrekking tot de heffing van waterschapsomslag over de daaropvolgende jaren.
Daarbij komt dat het waterschap heeft meegedeeld dat op 6 april 2000 een hoorzitting is gehouden inzake de bezwaarschriften van verzoeker en dat op deze hoorzitting aan het licht is gekomen dat de uitspraken op de bezwaarschriften over 1995 en 1996 op een bepaald punt niet juist zijn.
Gezien hetgeen het waterschap heeft aangevoerd, staat niet zonder meer vast dat het waterschap bij het vaststellen van de aanslagen over 1997, 1998 en 1999 rekening diende te houden met de uitspraken op de bezwaarschriften over 1995 en 1996.
De onderzochte gedraging op dit punt is dan ook behoorlijk.
II. Ten aanzien van het uitblijven van een reactie op verzoekers bezwaarschriften
1. Verder klaagt verzoeker er over dat het waterschap medio december 1999 nog op geen enkele wijze had gereageerd op de bezwaarschriften die hij op respectievelijk 27 mei en 30 september 1999 namens het landgoed had ingediend tegen de aanslagen waterschapslasten over 1998 en 1997.
2. Het waterschap heeft in reactie op de klacht aangegeven ernaar te streven bezwaarschriften binnen een termijn van drie maanden af te handelen. Het waterschap heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit geval, gelet op de zorgvuldigheid die het bij de afhandeling van classificatiebezwaren in acht wenst te nemen, een overschrijding van de behandelingstermijn van drie maanden gerechtvaardigd is.
Het waterschap heeft tevens laten weten dat verzoeker ontvangstbevestigingen zijn toegezonden naar aanleiding van de ontvangst van zijn bezwaarschriften en dat er met verzoeker telefonisch contact is geweest over de behandeling van zijn bezwaarschriften.
3. Het waterschap heeft verder meegedeeld dat in augustus 1999 bij een externe organisatie om advies is gevraagd over verzoekers bezwaarschriften en dat het gevraagde advies in diezelfde maand is ontvangen. Verzoeker is op 6 april 2000 gehoord over zijn bezwaren. Medio oktober 2000 werd van de zijde van het waterschap aangegeven dat nog niet op de bezwaren van verzoeker was beslist, alsmede dat nog niet duidelijk was wanneer wel een beslissing kon worden genomen.
4. Zoals hiervoor onder 2. al is opgemerkt, acht het waterschap een overschrijding van de behandelingstermijn van drie maanden ten aanzien van verzoekers bezwaarschriften gerechtvaardigd. Echter, nu het waterschap heeft aangegeven dat over verzoekers bezwaarschriften al in augustus 1999 advies is ingewonnen bij een externe organisatie, welk advies inmiddels door de afdeling watersystemen van het waterschap is bekeken, waarna op 6 april 2000 een hoorzitting heeft plaatsgevonden, tijdens welke hoorzitting door het waterschap inhoudelijk op verzoekers bezwaren is ingegaan (zie bevindingen, onder E.1.), valt niet in te zien waarom er medio oktober 2000 nog geen beslissing op de bezwaarschriften was genomen. Dit geldt temeer nu inmiddels ook de wettelijke jaartermijn (zie achtergrond, onder 1. en 2.) is overschreden. Dit geeft aanleiding om in dit rapport een aanbeveling op te nemen.
5. Voorts is tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman niet gebleken dat verzoeker door middel van (schriftelijke) tussenberichten ervan op de hoogte is gesteld dat de bezwaarschriften niet binnen de in het algemeen beoogde termijn van drie maanden konden worden afgehandeld. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd.
De onderzochte gedraging op dit punt is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe is gegrond wat betreft het uitblijven van een beslissing op de bezwaarschriften van verzoeker en niet gegrond wat betreft het noodzaken om bezwaarschriften in te dienen door geen rekening te houden met beslissingen op eerdere bezwaarschriften.
Aanbeveling
Het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe wordt in overweging gegeven om het ertoe te leiden dat alsnog zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen op verzoekers bezwaarschriften, alsmede om in algemene zin maatregelen te treffen waardoor wordt bevorderd dat bezwaarschriften in situaties als de onderhavige in de toekomst binnen de streeftermijn kunnen worden afgehandeld.