De politie beschikte over informatie dat een rechts-extremistische groepering zich zou verzamelen in een café te Den Haag en vanuit daar mogelijk een demonstratie zou gaan houden. De politie stationeerde een mobiele eenheid (ME) in de nabijheid van het café omdat er vrees bestond voor gewelddadigheden. Verzoeker verliet die middag ditzelfde café en begaf zich naar zijn fiets. Na een korte woordenwisseling met enkele ME-leden, maakte verzoeker een Hitlergroet, stapte op zijn fiets werd en reed weg. Verzoeker werd aangehouden ter zake van belediging van een ambtenaar in dienst c.q. discriminatie.
Verzoeker klaagde erover dat een ambtenaar van de ME disproportioneel geweld had gebruikt door met zijn arm verzoekers nek te omklemmen. Verzoeker kwam hierbij ten val en brak een been.
De Nationale ombudsman overwoog ten eerste dat de betrokken ambtenaren verzoeker - gezien de door verzoeker gemaakte Hitlergroet - terecht konden aanhouden als verdachte van het aanzetten tot haat, belediging of van discriminatie. Vervolgens kwam de Nationale ombudsman toe aan de vraag of het geweld onder de gegeven omstandigheden disproportioneel was. Uit de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen kon niet worden afgeleid dat verzoeker zich aan de aanhouding trachtte te onttrekken. Volgens een van de betrokken ambtenaren reed verzoeker op een normale manier weg zonder om te kijken. Gelet hierop en gezien de aard van het delict waarvan verzoeker werd verdacht, te weten het brengen van de Hitlergroet, oordeelde de Nationale ombudsman dat de betrokken ambtenaar verzoeker tenminste had moeten waarschuwen alvorens geweld te gebruiken ter aanhouding. Er was geen sprake van dringende redenen of andere omstandigheden om af te zien van bedoelde waarschuwing. Om die reden had de politie in strijd met het evenredigheidsvereiste gehandeld en achtte de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman overwoog ten overvloede dat toepassing van een dergelijk ingrijpend geweldsmiddel in zo'n situatie, te weten de nekklem bij een wegrijdende fietser, een verhoogd risico met zich meebrengt. De politie dient in zo'n geval met de nodige voorzichtigheid te handelen.
