2005/021

Rapport

Verzoeker klaagde erover dat enkele ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden disproportioneel geweld tegen hem hadden gebruikt en niet hadden onderkend dat hij invalide was. Verzoeker was op 6 mei 2003 aangehouden ter zake belediging van een ambtenaar in functie, werd na zijn voorgeleiding ingesloten in een politiecel en werd korte tijd later vervoerd naar een ander bureau. De agenten die de opdracht kregen om verzoeker te vervoeren waren niet uit eigen ervaring bekend met verzoekers invaliditeit. Verzoeker klaagde over het geweld dat had plaatsgevonden in de eerste politiecel, voorafgaand aan zijn vervoer.

De korpsbeheerder liet in reactie op de klacht weten dat het gedrag van verzoeker aanleiding was geweest tot het optreden en achtte de klacht niet gegrond.

De Nationale ombudsman overwoog dat het gebruik van geweld uitgeoefend op personen een inbreuk betekent op het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, welk recht in artikel 11 Grondwet is neergelegd. Bij of krachtens de wet kunnen beperkingen op dit grondrecht worden gemaakt. Op grond van artikel 8, eerste lid Politiewet is een politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening bevoegd geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt (het proportionaliteitsvereiste) en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt (het subsidiariteitsvereiste). Nu de betrokken ambtenaren niet uit eigen ervaring bekend waren met verzoeker, verzoeker niets had vermeld over eventuele invaliditeit en daarnaast bevestigde dat hij verzet had gepleegd, achtte de Nationale ombudsman dat hen geen verwijt trof dat zij verzoekers invaliditeit niet hadden onderkend. In zoverre was de onderzochte gedraging behoorlijk.

Met betrekking tot het toegepaste geweld bleek dat de lezingen uit elkaar liepen. Gelet op de verklaring van verzoeker dat hij wel verzet had gepleegd, gesteld tegenover de gelijkluidende verklaringen van drie betrokken ambtenaren, achtte de Nationale ombudsman dat meer betekenis kon worden gehecht aan hun verklaringen over de wijze waarop verzoeker onder bedwang was gebracht, de wijze waarop de boeien waren aangelegd en hetgeen had plaatsgevonden tijdens het vervoer naar het hoofdbureau. De Nationale ombudsman ging ervan uit dat er geen disproportioneel geweld was aangewend en achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Wijze van optreden jegens verzoeker: zijn invaliditeit niet onderkend, disproportioneel geweld gebruikt.

Oordeel:

Niet gegrond