2004/311

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat een medewerker van de Dienst Vervoer & Ondersteuning hem op 22 augustus 2002 onheus heeft bejegend. Verzoeker klaagt er met name over dat:

- de betreffende medewerker, toen verzoeker van de penitentiaire inrichting te Haarlem naar het gerechtshof te Amsterdam op transport moest, heeft opgemerkt dat hij alleen besliste wat verzoeker al dan niet mee mocht nemen tijdens het transport en;

- de betreffende medewerker heeft beslist dat verzoeker alleen de dossierstukken op transport mocht meenemen.

Voorts klaagt verzoeker erover dat de Dienst Vervoer & Ondersteuning zijn verzoek om vergoeding van de door hem geleden schade niet heeft gehonoreerd.

Beoordeling

I. Algemeen

Op 22 augustus 2002 werd verzoeker door de Dienst Vervoer & Ondersteuning vanaf de penitentiaire inrichting in Haarlem overgebracht naar het gerechtshof in Amsterdam. Verzoeker werd samen met andere gedetineerden vervoerd. Het transport werd verricht door betrokken ambtenaren K. en H. van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (verder te noemen DV&O). Betrokken ambtenaren K. en H. waren respectievelijk transportgeleider en hoofd transportgeleider. Aangezien verzoeker van de penitentiaire inrichting in Haarlem op dezelfde dag werd overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting in Almere, werd de reis vanaf het gerechtshof in Amsterdam vervolgd richting de penitentiaire inrichting in Almere.

II. Ten aanzien van de bevoegdheid om te beslissen

1. Verzoeker klaagt erover dat een medewerker van de DV&O hem op 22 augustus 2002 onheus heeft bejegend. Verzoeker klaagt er met name over dat de betreffende medewerker, toen verzoeker van de penitentiaire inrichting te Haarlem naar het gerechtshof te Amsterdam op transport moest, heeft opgemerkt dat hij alleen besliste wat verzoeker al dan niet mee mocht nemen tijdens het transport.

2. De minister van Justitie acht de klacht niet gegrond. De minister merkt op dat uit de Vervoersinstructie Dienst Vervoer & Ondersteuning (verder te noemen Vervoersinstructie) duidelijk blijkt dat het aan het betrokken DV&O-personeel is te beoordelen welke goederen de gedetineerde als handbagage onder zijn direct bereik tijdens het transport mag meenemen. De minister heeft verder aangegeven dat verzoeker moeilijk kan aanvaarden niet zelf te mogen beslissen over de vraag welke goederen hij mocht meenemen. Dit laatste is, aldus de minister, eigen aan de detentiesituatie. In een detentiesituatie dient men zich op last van anderen te beperken in zaken die in de vrije maatschappij vanzelfsprekend tot de vrijheid van het individu behoren.

3. Verzoeker heeft aangegeven dat een van de betrokken ambtenaren hem heeft gezegd dat alleen hij besliste wat verzoeker wel of niet mocht meenemen. Betrokken ambtenaar K. heeft gedurende de interne klachtbehandeling een verklaring afgelegd. Uit deze verklaring blijkt dat het betrokken ambtenaar H. is geweest die het gesprek met verzoeker heeft gevoerd. De Nationale ombudsman acht het daarom aannemelijk dat het betrokken ambtenaar H. is geweest die tegen verzoeker heeft gezegd dat hij alleen besliste wat verzoeker wel of niet mocht meenemen. Verder is gedurende het onderzoek vast komen te staan dat betrokken ambtenaar H. hoofd transportgeleider was.

4. De Nationale ombudsman overweegt als volgt. In artikel 3.1, eerste lid, van de Vervoersinstructie (zie Achtergrond; onder 1.4) is bepaald dat tijdens het transport uitsluitend bagage wordt meegenomen die door de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een voorgeschreven bagagedoos. De Vervoersinstructie bepaalt voorts dat het is toegestaan dat een gedetineerde lijfsieraden en beperkte handbagage tijdens het transport bij zich houdt. Echter, dit laatste is ter beoordeling van de wagencommandant (zie Achtergrond, onder 1.6). Volgens artikel 1.8 van de Vervoersinstructie is degene die hoofd transportgeleider is ook de wagencommandant (zie Achtergrond, onder 1.2).

5. Verder overweegt de Nationale ombudsman het volgende. Betrokken ambtenaar H. was gedurende het transport van verzoeker de wagencommandant. In de Vervoersinstructie staat dat een gedetineerde lijfsieraden en beperkte handbagage tijdens het transport bij zich mag houden als dit door de wagencommandant is toegestaan. Zoals eerder onder punt II.3 opgemerkt, is gebleken dat betrokken ambtenaar H. tegen verzoeker heeft gezegd dat alleen hij mag beslissen wat verzoeker wel of niet mocht meenemen. Aangezien in de Vervoersinstructie is bepaald dat de wagencommandant beslist of een gedetineerde gedurende het transport lijfsieraden dan wel beperkte handbagage tijdens het transport bij zich mag houden, acht de Nationale ombudsman het niet onjuist en in overeenstemming met de Vervoersinstructie dat betrokken ambtenaar H. aan verzoeker heeft gezegd dat alleen hij besliste wat verzoeker wel of niet op transport mocht meenemen.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

III. Ten aanzien van de mee te nemen goederen

1. Voorts klaagt verzoeker erover dat een medewerker heeft beslist dat verzoeker alleen de dossierstukken op transport mocht meenemen.

2. De minister van Justitie acht de klacht niet gegrond. De minister merkt hierbij op dat een gedetineerde op grond van de Vervoersinstructie (zie Achtergrond, onder 1.) in beginsel is toegestaan alleen die bagage mee te nemen die door de inrichting in een voorgeschreven bagagedoos wordt meegegeven. Per te vervoeren persoon is één bagagedoos toegestaan. Lijfsieraden en een beperkte handbagage kunnen ter beoordeling van de wagencommandant tijdens het transport bij de te vervoeren gedetineerde worden gelaten.

De minister geeft de gang van zaken als volgt weer. Toen verzoeker voor het transport werd opgehaald, gaf hij aan de betrokken transportgeleider te kennen, naast de toegestane bagagedoos, tevens een aantal blikjes en flesjes met frisdrank of water, een stapeltje kranten, tijdschriften en wat dossierstukken als handbagage op transport mee te willen nemen. De minister geeft hierbij aan dat het aan de betrokken wagencommandant is om te bepalen welke - beperkte - handbagage een gedetineerde tijdens het transport bij zich mag houden. De omstandigheden waaronder het transport zal plaatsvinden worden op deze wijze zo overzichtelijk mogelijk gehouden om zodoende de veiligheid van het transport te garanderen. Verder merkt de minister op dat in de woordenwisseling tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar van de DV&O over de bij het transport van verzoeker mee te nemen handbagage, het verzoeker is geweest die expliciet heeft aangegeven uitsluitend de dossierstukken op transport mee te willen nemen en de overige bagage, waaronder de bagagedoos, in de inrichting achter te laten. De bagagedoos is later nagezonden.

3. Betrokken ambtenaar K. heeft gedurende de interne klachtbehandeling verklaard dat verzoeker zou worden overgebracht van de penitentiaire inrichting in Haarlem naar die in Almere. Deze overplaatsing zou niet rechtstreeks plaatsvinden omdat verzoeker eerst naar Amsterdam zou worden vervoerd, zodat hij voor het gerechtshof aldaar kon verschijnen. Voorts heeft betrokken ambtenaar K. verklaard dat verzoeker de voorgeschreven bagagedoos, bestemd voor zijn overplaatsing, dermate vol had gestopt dat deze doos niet meer aan de voorgeschreven afmeting voldeed. Verder had verzoeker diverse blikjes en flesjes drinken los bij zich alsmede een aantal tijdschriften en kranten. Betrokken ambtenaar H. heeft, aldus betrokken ambtenaar K., verzoeker toen meegedeeld dat dit niet was toegestaan en dat hij alleen datgene kon meenemen wat in de voorgeschreven bagagedoos paste. Verder heeft betrokken ambtenaar H., aldus betrokken ambtenaar K., aan verzoeker kenbaar gemaakt dat de doos op een normale manier moest worden afgesloten. Verzoeker werd hierop geïrriteerd en heeft toen gezegd dat hij het niet eens was met de gang van zaken. Tevens gaf verzoeker aan dat hij de dossierstukken wilde meenemen. Vervolgens heeft betrokken ambtenaar H. aan verzoeker duidelijk gemaakt dat zijn dossier los kon worden meegenomen en dat de doos aan de gestelde eisen moest voldoen. H. heeft hierbij opgemerkt dat de rest wat niet mee kon, zou worden nagestuurd. Verzoeker was het hier niet mee eens en begon met nog meer stemverheffing te praten. Betrokken ambtenaar H. heeft toen opgemerkt dat hij de regels niet had gemaakt maar dat hij alleen het beleid uitvoerde. Na enige discussie heeft H., aldus betrokken ambtenaar K., verzoeker meegedeeld dat hij zijn spullen alleen op de voorgeschreven manier kon meenemen. Dat was in een op voorgeschreven wijze gesloten bagagedoos. Verder mocht verzoeker zijn dossierstukken meenemen. Vervolgens heeft betrokken ambtenaar H. aan verzoeker gevraagd wat hij wilde; de spullen mee of niet. Hierop heeft verzoeker, aldus betrokken ambtenaar K., aan de betrokken ambtenaren kenbaar gemaakt dat hij het niet eens was met de gang van zaken en dat hij op deze manier niets wilde meenemen. Betrokken ambtenaar K. heeft ten slotte aangegeven dat het de vrije keus van verzoeker is geweest dat hij de bagagedoos niet heeft meegenomen.

4. Verzoeker heeft gedurende het onderzoek de hierboven weergegeven lezing van betrokken ambtenaar K., met uitzondering van de stemverheffing, betwist. Verzoeker stond die ochtend op tijd gereed voor het transport met bagage op de juiste wijze verpakt in een voorgeschreven bagagedoos. Hij stelt zich op het standpunt dat er op geen enkel moment een discussie is geweest over de omvang van de bagagedoos. Hij heeft verder verklaard dat voordat hij een woord gezegd had, hem meteen te kennen werd gegeven dat hij behalve de gereedstaande bagagedoos niets mocht meenemen. Verzoeker heeft verder opgemerkt dat hij als handbagage het volgende bij zich had: een lunchpakket, twee flesjes AA-drank, een krant, een tijdschrift, een studieboek en enkele dossierstukken voor de zitting. Volgens verzoeker deed de discussie zich voor over het lunchpakket, een studieboek, een tijdschrift, de dossierstukken en twee flesjes AA-drank. Verzoeker heeft toen opgemerkt dat hij vele malen eerder met een transport vervoerd is om zittingen bij te wonen en dat het nooit een probleem is geweest om een lunchpakket mee te nemen en iets te lezen.

5. De Nationale ombudsman overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, van de Vervoersinstructie (zie Achtergrond; onder 1.4) uitsluitend bagage wordt meegenomen die door de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een voorgeschreven bagagedoos. Verder is bepaald dat per persoon niet meer dan één voorgeschreven bagagedoos wordt meegenomen. Voor de juiste uitvoering en vlotte voortgang van het transport, wordt de inrichting geacht erop toe te zien dat de bagage die wordt meegegeven, is verpakt in een voorgeschreven bagagedoos (zie Achtergrond, onder 2.). Voorts ziet de inrichting erop toe dat de bagagedozen die aan de vrachtdienst DV&O worden aangeboden, de bagagedozen van vreemdelingen die worden vervoerd in het kader van hun uitzetting en de bagagedozen van gedetineerden verblijvende op een politiebureau deugdelijk zijn verpakt en voorzien van een label met daarop de gegevens van de gedetineerde.

Wat betreft de op transport mee te nemen handbagage, geeft artikel 3.3. van de Vervoersinstructie (zie Achtergrond; onder 1.6) aan dat lijfsieraden en een beperkte handbagage ter beoordeling van de wagencommandant tijdens het transport bij de te vervoeren gedetineerde kunnen worden gelaten.

Over de op transport mee te nemen etenswaren, bepaalt artikel 4.1 van de Vervoersinstructie het volgende (zie Achtergrond; onder 1.7). Is te voorzien dat de gedetineerde tijdens het transport een maaltijd moet gebruiken, dan ziet de wagencommandant erop toe dat vanuit de inrichting van vertrek een lunchpakket en drinken wordt meegegeven. Verder wordt in artikel 4.1 bepaald dat het niet is toegestaan dat het lunchpakket en drinken is verpakt in glas of blik. In de richtlijn bestemd voor de inrichting staat vermeld dat door de inrichting een lunchpakket en drinken wordt meegeven als de duur van het transport dit rechtvaardigt (zie Achtergrond, onder 2.). In de richtlijn wordt ook vermeld dat de inrichting erop toeziet dat het lunchpakket en drinken niet is verpakt in glas en/of blik.

6. Verder overweegt de Nationale ombudsman het volgende. Het is komen vast te staan dat verzoeker de volgende goederen op transport wilde meenemen: een bagagedoos, een lunchpakket, drinken, een krant, een tijdschrift, een studieboek en enkele dossierstukken voor de zitting.

7. Ten aanzien van de bagagedoos, overweegt de Nationale ombudsman het volgende. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat verzoeker zelf de keuze heeft gemaakt om de bagagedoos niet mee te nemen. Verzoeker heeft gedurende het onderzoek aangegeven dat de discussie ging over het lunchpakket, twee flesjes drank, een krant, een tijdschrift, een studieboek en enkele dossierstukken en dus niet over de bagagedoos. Verder heeft betrokken ambtenaar K. verklaard dat zijn collega H. en hij niet hebben geweigerd de bagagedoos mee te nemen, maar aan verzoeker hebben gezegd dat deze aan de gestelde afmeting dient te voldoen. Wat niet in de bagagedoos paste, zou worden nagestuurd. De Nationale ombudsman acht het daarom aannemelijk dat verzoeker zelf de keuze heeft gemaakt om de bagagedoos niet mee te nemen. Dat de bagagedoos van verzoeker niet op transport is gegaan, kan de betrokken ambtenaren om die reden niet worden verweten.

8. Naast de bagagedoos wilde verzoeker de volgende goederen als handbagage op transport meenemen: een lunchpakket, twee flesjes drank, een krant, een tijdschrift, een studieboek en enkele dossierstukken. De Nationale ombudsman stelt voorop dat het aan betrokken ambtenaar H. was om te beslissen of verzoeker de hiervoor genoemde goederen tijdens het transport bij zich mocht houden. Betrokken ambtenaar H. was gedurende het transport van verzoeker de wagencommandant. In de Vervoersinstructie is bepaald dat de wagencommandant beslist of een gedetineerde gedurende het transport lijfsieraden dan wel beperkt handbagage tijdens het transport bij zich mag houden (zie Achtergrond, onder 1.6). De vraag dient te worden beantwoord of het gezien de omstandigheden van het geval redelijk kan worden geacht dat betrokken ambtenaar H. aan verzoeker heeft gezegd dat hij de hiervoor genoemde handbagage niet op transport mocht meenemen.

Ten aanzien van het lunchpakket overweegt de Nationale ombudsman als volgt. Ten eerste waren de betrokken ambtenaren op de hoogte van het feit dat verzoeker niet rechtstreeks van de penitentiaire inrichting in Haarlem naar de penitentiaire inrichting in Almere zou worden vervoerd. Zij wisten dat verzoekers reis in Amsterdam zou worden onderbroken omdat hij daar voor het gerechtshof moest verschijnen. Het was derhalve te voorzien dat verzoeker tijdens het transport een maaltijd zou gebruiken (zie Achtergrond, onder 1.7). De Nationale ombudsman acht het daarom niet redelijk dat betrokken ambtenaar H. tegen verzoeker heeft gezegd dat het niet was toegestaan een lunchpakket mee te nemen.

Wat betreft de drinkwaren overweegt de Nationale ombudsman als volgt. De Nationale ombudsman stelt voorop dat de door een gedetineerde mee te nemen drinkwaren niet mochten worden verpakt in glas of blik (zie Achtergrond, onder 1.7). Verzoeker stelt dat hij twee AA-drankjes wilde meenemen. Gedurende het onderzoek is gebleken dat de winkel van de penitentiaire inrichting te Haarlem geen AA-drank maar Extran-drankjes verkoopt. Of verzoeker drank van het merk AA dan wel Extran wilde meenemen, maakt in deze niet uit aangezien de Nationale ombudsman het een feit van algemene bekendheid acht dat dit type drankjes in plastic flesjes wordt verpakt en dus niet in glas of blik. Hier staat echter tegenover dat betrokken ambtenaar K. heeft verklaard dat het door verzoeker mee te nemen drinken in blikjes én flesjes was verpakt. De lezing van verzoeker en die van betrokken ambtenaar K. staan tegenover elkaar. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die op dit laatste punt de ene lezing aannemelijker maken dan de andere. De Nationale ombudsman zal zich daarom onthouden van een oordeel.

Wat betreft de krant, het tijdschrift en het studieboek overweegt de Nationale ombudsman als volgt. De Nationale ombudsman is van mening dat het zelf niet mogen beslissen over de vraag welke goederen een gedetineerde mag meenemen, eigen is aan de detentiesituatie. Echter, gegeven de omstandigheid dat verzoeker ter zitting van het gerechtshof moest verschijnen, waarna hij naar een andere inrichting zou worden overgeplaatst, had de betrokken medewerker oog moeten hebben voor het geestelijk welbevinden van verzoeker. Het zou derhalve redelijk zijn geweest als het was toegestaan dat verzoeker een klein deel van het hierboven genoemde leesmateriaal bij zich mocht houden.

De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk.

IV. Ten aanzien van de schade

1. Tot slot klaagt verzoeker erover dat de Dienst Vervoer & Ondersteuning zijn verzoek om vergoeding van de door hem geleden schade niet heeft gehonoreerd.

2. Gedurende het onderzoek heeft verzoeker verklaard dat de door hem gestelde geleden schade gerelateerd is aan de bagagedoos. Volgens verzoeker wilden de berokken ambtenaren de bagagedoos niet meenemen. Verzoeker heeft aangegeven dat zijn echtgenote reiskosten heeft gemaakt omdat zij de bagagedoos in de penitentiaire inrichting in Haarlem moest ophalen en naar verzoeker die toen al in de penitentiaire inrichting in Almere zat, moest brengen. Verder heeft verzoeker opgemerkt dat hij in de penitentiaire inrichting in Almere toiletspullen heeft moeten kopen omdat zijn toiletspullen in zijn bagagedoos zaten.

3. De minister van Justitie acht de klacht niet gegrond. De minister stelt zich op het standpunt dat het verzoeker zelf is geweest die de keuze heeft gemaakt om de op grond van artikel 3.1 van de Vervoersinstructie toegestane bagagedoos niet mee te nemen. De gevolgen van deze beslissing zijn, aldus de minister, geheel aan verzoeker toe te rekenen. Een grond voor een vergoeding van de door verzoeker gestelde schade ontbreekt, aldus de minister, dan ook geheel.

4. De Nationale ombudsman overweegt als volgt. In verband met de terughoudende opstelling van de Nationale ombudsman waar het besluiten inzake schadevergoeding betreft die aan de burgerlijke rechter kunnen worden voorgelegd, is hier slechts aan de orde de vraag of de aanspraak van verzoeker zo evident juist is dat de DV&O niet in redelijkheid het verzoek om schadevergoeding heeft kunnen afwijzen (zie Achtergrond, onder 3.). Uit de overweging onder punt III.7 volgt dat geenszins vast staat dat schade is ontstaan als gevolg van (onrechtmatig) handelen van de betrokken ambtenaren van het DV&O. Verzoeker heeft gedurende het onderzoek aangegeven dat de discussie met de betrokken ambtenaren ging over zijn studieboek, een tijdschrift, de dossierstukken en de drinkwaar en dus niet over de bagagedoos. Verder heeft betrokken ambtenaar K. verklaard dat zij niet hebben geweigerd de bagagedoos mee te nemen maar aan verzoeker hebben gezegd dat deze aan de gestelde afmeting dient te voldoen. Gezien deze feiten en omstandigheden staat geenszins vast dat er schade is ontstaan als gevolg van het onrechtmatig handelen van de betrokken ambtenaren van het DV&O. Het staat de minister van Justitie vrij de gestelde aansprakelijkheid te betwisten.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Vervoer & Ondersteuning, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, is

ten aanzien van de beslissingsbevoegdheid niet gegrond;

ten aanzien van de bagagedoos niet gegrond;

ten aanzien van het lunchpakket gegrond;

ten aanzien van de krant, het tijdschrift en het studieboek gegrond;

ten aanzien van de schadevergoeding niet gegrond.

Ten aanzien van de drinkwaar onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.

Onderzoek

Op 6 januari 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer P. te X, met een klacht over een gedraging van de Dienst Vervoer & Ondersteuning. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werden de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. De betrokken ambtenaren maakten van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de minister van Justitie en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan de minister van Justitie een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De minister van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 22 augustus 2002 moest verzoeker worden vervoerd vanuit de penitentiaire inrichting te Haarlem naar het gerechtshof te Amsterdam.

2. Bij brief van 24 augustus 2002 diende verzoeker een klacht in over de Dienst Vervoer & Ondersteuning. Deze klacht hield onder meer het volgende in:

"Hiermee wil ik u verzoeken deze klacht verder te geleiden aan de instantie verantwoordelijk voor de personen werkzaam voor de DV&O.

Op 22 augustus jl. werd ik vervoerd van P.I. Haarlem naar het Gerechtshof te Amsterdam. Vanwege een overplaatsing zou ik na afloop van de zitting doorgaan naar P.I. Almere.

Hoewel ik al enige tijd gedwongen meedraai in het justitiële circuit, is het lang geleden dat ik op zo onfrisse wijze geschoffeerd geworden ben als door de transportgeleider van het transport van Haarlem naar Amsterdam.

Conform de richtlijnen stond ik die ochtend op tijd gereed voor het transport met bagage verpakt in de binnen de DJI voorgeschreven bagagedoos. Als handbagage had ik een lunchpakket, een krant, een tijdschrift, een studieboek en enkele dossierstukken voor de zitting.

Bij het zien van de handbagage werd mij door de dienstgeleider toegeblaft dat ik niets mee mocht nemen, behalve de bagagedoos. Ik probeerde uit te leggen dat ik al zeker twintig keer eerder met een transport vervoerd ben om zittingen bij te wonen, en dat het nooit een probleem geweest is een lunchpakket mee te nemen, en iets te lezen. Dagen bij het gerechtshof kunnen lang duren; vaak is men pas 's avonds terug in de inrichting. Hij antwoordde dat als ik zoveel boeken gelezen had, dat ik dan ook wel gelezen moest hebben dat ik niets mee mocht nemen op transport. Bovendien beviel mijn toon hem niet; en enkel hij besloot over wat ik wel en niet mee mocht nemen, en nu mocht ik dus helemaal niets meer meenemen. Uiteindelijk heb ik enkel de dossierstukken meegenomen. Een Marokkaanse medepassagier vroeg de man waarom deze zo provocerend bezig was, en of deze niet op een normale wijze kon communiceren. Hij kreeg te horen dat hij hem onderweg wel even doormidden zou breken.

In de DJI-doos zit evenwel de hoogstnoodzakelijke bagage om na een overplaatsing de eerste dagen door te komen. Ik arriveerde in P.I. Almere met niet meer dan de kleding die ik aanhad. Van donderdag tot dinsdag heb ik geen schone kleding, ondergoed, sokken of toiletspullen tot mijn beschikking gehad. Daarnaast heb ik niet kunnen studeren.

Mijn echtgenote heeft een dag vrij moeten nemen van haar werk om de doos op te halen bij P.I. Haarlem en alsnog naar Almere te brengen. Verder heb ik nieuwe toiletspullen moeten bestellen, aangezien deze wel bij een overplaatsing maar niet van buiten ingevoerd kunnen worden.

Naast deze schade heb ik de rechtszitting moeten bijwonen terwijl ik nog vol frustratie zat van de schofferende en vernederende behandeling door de transportgeleiders.

Naar mijn mening is het niet aanvaardbaar dat dergelijke personen menen zich zulk provocerend en machtswellustig gedrag te kunnen permitteren nu zij gedetineerden tegenover zich hebben die aan hun willekeur zijn overgeleverd. Daarbij lijkt het mij enigszins zorgelijk dat deze persoon een gewoonte gemaakt lijkt te hebben van dit soort gedrag daar waar juist conflictvoorkomend gedrag gewenst is. Gedetineerden die op weg zijn naar een rechtszitting zijn reeds gefrustreerd door hun gevangenschap en de spanning. Provocaties en vernederingen van justitiële medewerkers kunnen leiden tot gevaarlijke situaties. Ik hoop dat deze persoon op zijn gedrag aangesproken zal worden hoewel deze naar mijn mening niet geschikt lijkt voor de verantwoording die dit werk met zich meebrengt.

Verder verzoek ik u tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de weigering mijn bagage te transporteren. Deze schade bestaat uit de reiskosten van mijn echtgenote alsmede de aanschaf van nieuwe toiletspullen met een totaal van € 80."

3. Naar aanleiding van verzoekers klacht heeft betrokken ambtenaar K. op 27 september 2002 onder meer het volgende verklaard:

"Op 22 augustus 2002, waren wij, K. en H., respectievelijk transportgeleider en hoofd transportgeleider, en beiden werkzaam op de unit Almere, belast met het uitvoeren van gedetineerdentransport, tevens waren wij in uniform gekleed. Wij moesten vanaf de P.I. HaarIem een aantal gedetineerden ophalen waaronder (verzoeker; N.o). (Verzoeker; N.o) zou vanaf de P.I. Haarlem door ons worden overgebracht naar het gerechtshof te Amsterdam en van daaruit zou hij worden overgeplaatst naar de P.I. Almere. Op het moment dat wij ons op de visitatie afdeling van de P.I. Haarlem bevonden, zagen wij dat (verzoeker; N.o) een voorgeschreven verhuisdoos bestemd voor zijn overplaatsing dermate vol had gestopt dat deze doos niet meer aan de voorgeschreven afmeting voldeed.

Tevens zagen wij dat (verzoeker; N.o) diverse blikjes en flesjes drinken los mee wilde nemen alsmede een aantal tijdschriften en kranten.

Mijn collega H. gaf aan dat dit niet was toegestaan en dat hij alleen datgene mee kon nemen wat in de voorgeschreven verhuisdoos paste en dat deze dan op een normale manier moest worden afgesloten. (Verzoeker; N.o) werd hierop geïrriteerd en gaf aan dat hij het niet eens was met de gang van zaken.

Hij deed dit op een dusdanige manier dat hij met stemverheffing begon te praten.

Tevens gaf (verzoeker; N.o) aan dat hij zijn dossier wilde meenemen.

Mijn collega H., gaf aan dat zijn dossier los mee genomen kon worden en dat zijn verhuisdoos aan de gestelde eisen moest voldoen en dat de rest wat niet mee kon zou worden nagestuurd.

Hij was het hier nog steeds niet mee eens en begon nog meer met stemverheffing te praten. Mijn collega gaf aan dat hij de regels niet had gemaakt en alleen het beleid uitvoerde.

Na enige discussie gaf mijn collega aan dat (verzoeker; N.o) zijn spullen op de voorgeschreven manier kon meenemen en dat was een gesloten verhuisdoos en zijn dossier. Vervolgens vroeg mijn collega wat (verzoeker; N.o) wilde of de spullen mee of niet mee!

Hierop gaf gedetineerde aan dat hij het niet eens was met de gang van zaken en dat hij op deze manier niets wilde meenemen. Hierop hebben wij de gedetineerden ingeladen en hebben onze rit vervolgd.

Dat wij geen verhuisdoos hebben meegenomen is de vrije keus geweest van (verzoeker; N.o), wij hebben dit niet geweigerd, maar hebben verteld dat wij alleen verhuisdozen meenemen die aan de voorgeschreven eisen voldoen."

4. Bij brief van 7 oktober 2002 schreef de Dienst Vervoer & Ondersteuning onder andere het volgende:

"Aangaande de klacht van (verzoeker; N.o.), zijnde weigering door personeel van de Dienst Vervoer & Ondersteuning van medeneming goederen tijdens transport op 22 augustus 2002, bericht ik u aangaande deze het volgende.

Na nader onderzoek betreffende deze casus en gelezen hebbende het op ambtseed opgemaakte rapport van de betreffende transportgeleiders alsmede bestudering van de Vervoersinstructie van de Dienst Vervoer & Ondersteuning kan geconcludeerd worden, dat deze transportgeleiders gehandeld hebben conform deze Vervoersinstructie.

Informatie.

"Tijdens het transport wordt uitsluitend bagage meegenomen die door de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een binnen de DJI voorgeschreven bagagedoos.

Per persoon wordt niet meer dan één voorgeschreven bagagedoos meegenomen".

Het is echter toegestaan dat sieraden en beperkte handbagage van de gedetineerde tijdens het transport niet worden ingenomen.

Zulks ter beoordeling van de wagencommandant.

De overige goederen van een gedetineerde kunnen dan middels de vrachtdienst van de Dienst Vervoer & Ondersteuning overgebracht worden naar de Penitentiaire Inrichting waar betreffende gedetineerde is ingesloten.

Door de transportgeleiders is de gedetineerde in de gelegenheid gesteld om een keuze te maken aangaande de mede te nemen goederen.

De gedetineerde heeft toen aangegeven, dat hij op deze manier niets wilde meenemen.

Over de in de brief van de gedetineerde gestelde wijze en toon waarop hij te woord gestaan is door de transportgeleiders, kan geen oordeel gegeven worden daar dit een persoonlijke beleving is en dus niet geheel vrij is van subjectiviteit.

Tevens wordt deze bewering niet onderbouwd of bevestigd door overige aan mij ten dienste staande schriftelijke bescheiden."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Bij brief van 1 maart 2003 deelde verzoeker onder meer het volgende aan de Nationale ombudsman mee:

"De reiskosten van mijn echtgenote bestaan uit de kosten welke zij gemaakt heeft voor het per autovervoer reizen van haar woonplaats X naar P.I. Haarlem voor het ophalen van de bagagedoos, waarna zij deze naar P.I. Almere gebracht heeft, om vervolgens terug te reizen naar X. Daarnaast heeft zij voor deze onverkwikkelijke situatie een halve dag vrij moeten nemen van haar werk. (…)

Bijgesloten treft U een winkellijst aan van de P.I. Almere Binnen, waarbij de toiletspullen welke door mij ter vervanging aangeschaft werden, gemarkeerd zijn."

3. Uit de winkellijst blijkt dat verzoeker 11 goederen heeft aangeschaft in de winkel van de penitentiaire inrichting te Almere, te weten scheerproducten, zeep, shampoo, tandpasta, tandenborstel, deodorant, bodylotion en vitaminepillen. De totale kosten bedragen € 38,82.

C. Standpunt minister van Justitie

De minister van Justitie reageerde bij brief van 20 mei 2003 onder meer als volgt op de klacht:

"1. Toepasselijke voorschriften

Transport bij overplaatsing van gedetineerden geschiedt in de regel door medewerkers en met materieel van de Dienst Vervoer & Ondersteuning, op grond van de Vervoersinstructie Dienst Vervoer & Ondersteuning (circulaire van 4 februari 1998, nr. (…), verlengd bij circulaire van 26 maart 2002, nr. (…); bijgevoegd en verder te noemen Vervoersinstructie). In het bijzonder is van belang hoofdstuk 3 Bagage en preciosa.

2. Feiten en omstandigheden

Op 22 augustus 2002 is verzoeker op transport gesteld in verband met zijn overplaatsing vanuit de penitentiaire inrichtingen Midden Holland/locatie Haarlem naar de penitentiaire inrichtingen Flevoland/locatie Almere Binnen.

Aangezien verzoeker die dag tevens voor het gerechtshof te Amsterdam diende te verschijnen, werd de reis naar Almere te Amsterdam onderbroken.

Het transport werd verricht door twee medewerkers en met materieel van de Dienst Vervoer & Ondersteuning van het Ministerie van Justitie.

3. Naar aanleiding van de geformuleerde klachten

3.1. In uw bovenvermelde brief zijn drie klachten geformuleerd. Over de eerste twee klachten, te weten dat

- de betreffende medewerker (van de DV&O) heeft opgemerkt dat hij alleen besliste wat verzoeker al dan niet mee mocht nemen tijdens het transport en

dat

- deze medewerker heeft beslist dat verzoeker alleen de dossierstukken op transport mocht meenemen, merk ik het volgende op.

Bij een transport als dit is het op grond van de genoemde Vervoersinstructie de gedetineerde in beginsel toegestaan alleen die bagage mee te nemen die door de inrichting in een voorgeschreven bagagedoos wordt meegegeven. Per te vervoeren persoon is één bagagedoos toegestaan (zie artikel 3.1., hoofdstuk 3 van de Vervoersinstructie). Lijfsieraden en een beperkte handbagage kunnen tijdens het transport bij de te vervoeren gedetineerde worden gelaten, zulks ter beoordeling van de wagencommandant (zie artikel 3.3., hoofdstuk 3, van de Vervoersinstructie). Uit deze voorschriften blijkt duidelijk dat het aan het betrokken DV&O personeel is te beoordelen welke goederen de gedetineerde als handbagage onder zijn direct bereik tijdens het transport mag meenemen.

3.2. Ten aanzien van de derde klacht dat de DV&O het verzoek van klager om vergoeding van de geleden schade niet heeft gehonoreerd merk ik op dat, zoals uit de brief van 7 oktober 2002 van de DV&O aan de directeur van de locatie Almere Binnen van de P.I. Flevoland blijkt, het verzoeker zelf is geweest die heeft gekozen af te zien van het mee op transport nemen van de op grond van artikel 3.1. van de Vervoersinstructie toegestane bagagedoos. De gevolgen van deze beslissing zijn daarom geheel aan verzoeker toe te rekenen. Een grond voor een vergoeding van door verzoeker beweerdelijk geleden schade ontbreekt dan ook geheel.

3.3. Ook stelt u in uw brief de vraag welke redenen aan de beslissing om alleen de dossierstukken op transport toe te laten ten grondslag hebben gelegen.

Toen verzoeker voor het transport werd opgehaald, gaf hij aan de betrokken transportgeleider te kennen, naast de toegestane ene bagagedoos, tevens een aantal blikjes en flesjes met frisdrank of water, een stapeltje kranten en tijdschriften en een bundel processtukken als handbagage mee te willen nemen op transport. Zoals hierboven reeds werd gesteld (punt 3.1.), is het aan de betrokken wagencommandant te bepalen welke - beperkte - handbagage een gedetineerde bij zich mag houden tijdens het transport. Deze bepaling ziet erop de omstandigheden waaronder het transport zal plaatsvinden zo overzichtelijk mogelijk te houden om zodoende de veiligheid daarvan te garanderen (zie in dat verband ook hoofdstuk 5 Algemene beveiliging van de Vervoersinstructie en de Richtlijnen bestemd voor de inrichtingen aangaande vervoer).

In de woordenwisseling die volgde tussen verzoeker en de betrokken medewerker van de DV&O over de bij het transport van verzoeker mee te nemen handbagage, is het verzoeker geweest die expliciet heeft aangegeven uitsluitend het bewuste strafdossier mee op transport te willen nemen - hetgeen werd toegestaan - en de overige voorhanden bagage, daaronder begrepen de op grond van artikel 3.1. van de Vervoersinstructie toegestane bagagedoos, voorlopig in de inrichting te willen achterlaten, in de wetenschap dat deze hem op een later tijdstip zou worden nagezonden.

4. Conclusie

Gelet op de voorhanden gegevens acht ik het gedrag van de betrokken personeelsleden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning correct en de klachten van verzoeker zoals in uw bovenvermelde brief geformuleerd, ongegrond."

d. Reactie verzoeker

Verzoeker reageerde bij e-mailbericht van 24 november 2003 onder meer als volgt:

"De rapportage van de transportgeleiders van DV&O van 7 september 2002 is niet in overeenstemming met hetgeen zich heeft voorgevallen die dag.

Er heeft zich op geen enkel moment een discussie voorgedaan over de omvang van de verhuisdoos: deze stond geheel volgens voorschriften ingepakt en afgesloten om meegenomen te worden. De regelgeving omtrent het gevangenentransport is mij meer dan bekend. Tijdens drie jaar van detentie heb ik meer dan dertig zittingen bij de rechtbank meegemaakt, en meerdere overplaatsingen waarbij ik door DV&O vervoerd ben.

Tijdens al deze transporten ben ik nooit zo geschoffeerd als tijdens het transport waarop deze klacht betrekking heeft.

De discussie deed zich voor over mijn studieboek, tijdschrift, processtukken en twee flesjes AA-drank: voordat ik een woord gezegd had, werd mij meteen te kennen gegeven dat ik behalve de gereedstaande verhuisdoos niets mocht meenemen.

Vanzelfsprekend heb ik hiertegen bezwaar gemaakt. Niet alleen was het voor mij van belang over mijn processtukken te kunnen beschikken tijdens de zitting, ook is het gebruikelijk te drinken en eten mee te nemen. De dagen in de rechtbank kunnen zeer lang zijn: soms duurt het meer dan tien uur alvorens men terugkeert. Normaal gesproken geeft de inrichting zelf een lunchpakket mee. Deze wordt dan ingenomen door de transportgeleiders, en bij aankomst in de rechtbank of gerechtshof weer aan de gedetineerde teruggegeven. Ik heb nooit anders meegemaakt.

Nu kreeg ik meteen op een schofferende wijze te horen dat ik niets mocht meenemen. Met beleid heeft dit weinig te maken, wel met machtsmisbruik: de transportgeleider mag namelijk bepalen wat meegenomen wordt.

Het is een juiste observatie dat ik geïrriteerd was over de wijze van bejegening. Dat deze irritatie in mijn stem te horen was, is zeer wel mogelijk. Mijn kracht in de jaren van detentie is echter altijd geweest om op dit soort momenten van vernedering rustig te blijven spreken: men heeft mij nooit kunnen betrappen op een onvertogen woord, en ben nooit onderwerp geweest van disciplinaire sancties. Ook deze ambtenaren zijn door mij op een correcte wijze te woord gestaan, ondanks de wijze waarop ik benaderd werd.

Indien het mogelijk is de gevangene van Marokkaanse afkomst die tegelijk met mij vervoerd werd te traceren, dan kan deze bevestigen wat ik hier verklaar. Zelfs hij was verbijsterd over de onbeschofte manier waarop ik benaderd werd, en probeerde de transportgeleiders er zelfs op te wijzen dat zij zich enorm onbeschoft opstelden. Maar zoals ik in mijn klacht al zei, moest hij zijn mond houden, want anders zouden ze hem onderweg wel doormidden breken.

Ook het personeel van de inrichting was getuige van dit incident, maar wilde zich er niet in mengen. Tegen mijn echtgenote - die de verhuisdoos later ophaalde - zei men nog dat ik zeer onbehoorlijk behandeld was door deze personen.

Ik zou het op prijs stellen indien u het onderzoek vervolgt. Dit soort personen zijn niet geschikt om dit werk met de daarbij behorende verantwoordelijkheden te verrichten. Helaas ontbreekt een behoorlijk toezichtapparaat en beklagmogelijkheid op deze dienst.

Dat de afgelegde verklaringen van beide politieambtenaren niet overeenstemmen met de waarheid verbaast mij niet, hoe triest dit ook mag zijn. Het thema ''liegende politieambtenaren'' maakt niet voor niets deel uit van het onderwerp waarop ik ben afgestudeerd."

e. Nadere reactie minister van justitie

De minister van Justitie reageerde bij brief van 3 februari 2004 onder meer als volgt:

"Uit verzoekers reactie blijkt vooral hoe hij de bejegening door de betrokken DV&O-medewerker heeft ervaren. Aan de irritatie die het voorgevallene bij hem wekte, zal hebben bijgedragen de omstandigheid dat hij op de dag van het transport in verband met zijn strafzaak ter zitting diende te verschijnen, wat hem niet onberoerd zal hebben gelaten.

Duidelijk is dat hij op dat moment emotioneel moeilijk kon aanvaarden niet zelf te mogen beslissen over de vraag welke goederen hij mee mocht nemen.

Dit laatste nu is eigen aan de detentiesituatie: men dient zich op last van anderen te beperken in zaken die in de vrije maatschappij vanzelfsprekend tot de vrijheid van het individu behoren.

Tenslotte merk ik nog op, dat verzoekers commentaar niet rechtstreeks raakt aan de klacht, zoals die de door de Nationale ombudsman werd geformuleerd."

F. Nadere informatie

1. Op 19 april 2004 deelde een medewerker van de penitentiaire inrichting te Haarlem aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman mee dat er in de winkel van de penitentiaire inrichting te Haarlem geen AA-drankjes worden verkocht maar wel Extran-drankjes. De Extran-drankjes worden in plastic flesjes verkocht.

2. Op 22 april 2004 deelde een medewerker van de penitentiaire inrichting te Haarlem aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman mee dat in de gevallen waarin een gedetineerde een bagagedoos op transport meeneemt, deze bagagedoos in de transportwagen wordt geplaatst in een daarvoor bestemde ruimte. Deze ruimte is niet dezelfde als de ruimte waarin de gedetineerden plaatsnemen.

Achtergrond

1. Vervoersinstructie Dienst Vervoer & Ondersteuning (circulaire van 4 februari 1998, nr. 675240/98/DJI, verlengd bij circulaire van 26 maart 2002, nr. 5157041/02/DJI):

1.1 Artikel 1.4:

"Begrip transportgeleider

Deze instructie verstaat onder 'transportgeleider':

Een medewerker in dienst van het Ministerie van Justitie/DJI, werkzaam bij de DV&O, uitdrukkelijk belast met het toezicht, de beveiliging, de begeleiding en het transport van de gedetineerden."

1.2 Artikel 1.8:

"Begrip wagencommandant

Deze instructie verstaat onder 'wagencommandant':

Bij de uitvoering van een transport met één voertuig de transportgeleider die door of vanwege de dienstleiding daartoe is aangewezen, dan wel degene met de hoogste rang of bij gelijkheid in rang, degene me de meeste dienstjaren bij DV&O."

1.3 Artikel 2.1, eerste lid:

"De eindverantwoording van het transport

1. Bij een transport met één voertuig berust de eindverantwoordelijkheid bij de wagencommandant."

1.4 Artikel 3.1, eerste lid:

"Gebruik bagagedoos

Tijdens het transport wordt uitsluitend bagage meegenomen die door de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een binnen de DJI voorgeschreven bagagedoos. Per persoon wordt niet meer dan één voorgeschreven bagagedoos meegenomen."

1.5 Artikel 3.2:

"Het controleren van de bagagedoos

De wagencommandant controleert of de bagagedoos voorzien is van een label, met daarop vermeld de naam van de rechthebbende gedetineerde alsmede de plaats van bestemming."

1.6 Artikel 3.3:

"Voorwerpen door gedetineerden gedragen

Behoudens het bepaalde in artikel 5.3 van deze instructie is het toegestaan dat sieraden en beperkte handbagage van de gedetineerde tijdens het transport niet worden ingenomen. Zulks ter beoordeling van de wagencommandant."

1.7 Artikel 4.1:

"Het gebruik van lunchpakketten

1. Is te voorzien dat de gedetineerde tijdens het transport een maaltijd moet gebruiken, dan ziet de wagencommandant erop toe dat vanuit de inrichting van vertrek een lunchpakket en drinken wordt meegegeven.

2. Het is niet toegestaan dat het lunchpakket en/of het drinken is verpakt in glas en/of blik"

1.8 Artikel 5.3

"Het fouilleren van de gedetineerde

1. Alvorens het transport aanvangt, overtuigt de wagencommandant zich ervan dat de te vervoeren gedetineerde gefouilleerd is. Is dit naar zijn oordeel niet of onvoldoende het geval dan vindt de fouillering alsnog plaats.

2. Bij fouillering dient in het bijzonder gelet te worden op:

a. alle voorwerpen die naar het redelijk oordeel van de wagencommandant als gevaarlijk kunnen worden beschouwd.

b. t.a.v. suïcidale gedetineerden, op broekriem, bretels, veters etc.

3. De voorwerpen genoemd in dit artikel die bij de fouillering zijn ingenomen worden in een precosiazak gedaan. Bij het ontbreken van een precosiazak wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een enveloppe of een andere af te sluiten voorwerp.

4. Bij aankomst of de overdracht van de gedetineerde worden de ingenomen artikelen overgedragen aan de verantwoordelijke functionaris. Indien mogelijk wordt in aanwezigheid van betrokken gedetineerde de bij de fouillering ingenomen artikel op volledigheid gecontroleerd.

5. Goederen die bij de fouillering worden aangetroffen, waarvan het bezit een strafbaar feit oplevert, worden in beslaggenomen en overgedragen aan personeel van de inrichting van vertrek. Hiervan wordt door de wagencommandant een rapport (…) opgemaakt."

2. Richtlijnen bestemd voor de inrichtingen aangaande het vervoer (als bijlage gevoegd bij de Vervoersinstructie Dienst Vervoer & Ondersteuning)

2.1 Aanhef, artikel 5 en artikel 9:

"Voor de juiste uitvoering en vlotte voortgang van het transport t.b.v. gedetineerden dienen de Penitentiaire inrichtingen, Jeugd- en TBS inrichtingen de volgende richtlijnen in acht te nemen:

(…)

Artikel 5:

1. De gedetineerde, wordt als de duur van het transport dit rechtvaardigt, een lunchpakket en drinken meegegeven.

2. Het lunchpakket en drinken mag niet zijn verpakt in glas en/of blik.

Artikel 9 :

1. Voor de gedetineerde wordt de bagage meegegeven, verpakt in één binnen de DJI voorgeschreven bagagedoos.

2. Goederen die niet in één bagagedoos kunnen worden verpakt, kunnen op aanvraag vervoerd worden door de vrachtdienst DV&O.

3. De goederen die aan de vrachtdienst DV&O worden aangeboden zijn ook verpakt in de binnen DJI voorgeschreven bagagedozen (groot model) en zijn voorzien van een sticker, vermeldend de gegevens van de gedetineerde en de lokatie van bestemming.

4. De bagage van vreemdelingen, die worden vervoerd t.b.v. hun uitzetting, behoeft niet te zijn verpakt in de voorgeschreven bagagedoos.

5. De bagage van gedetineerden verblijvende op een politiebureau behoeft niet te zijn verpakt in de voorgeschreven DJI bagagedoos.

6. De bagage van gedetineerden die na hun eerste voorgeleiding bij de Rechter-Commissaris worden vervoerd, behoeft niet te zijn verpakt in de voorgeschreven DJI bagagedoos.

7. De bagage bedoeld in lid 3, 4 en 5 van dit artikel is deugdelijk verpakt en voorzien van een label, vermeldend de gegevens van de gedetineerde."

3. Beleid van de Nationale ombudsman bij de beoordeling van besluiten van bestuursorganen op verzoeken om schadevergoeding:

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.

Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden. Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.

In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman er vanuit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Betrokken ambtenaar stelde dat hij alleen besliste wat verzoeker al dan niet mee mocht nemen tijdens transport naar andere penitentiaire inrichting; niet toegestaan bagagedoos mee te nemen; verzoek om schadevergoeding niet gehonoreerd;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Niet toegestaan lunchpakket, krant, tijdschrift en studieboek mee te nemen;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Niet toegestaan drinkwaar mee te nemen.

Oordeel:

Geen oordeel