Verzoeker klaagt erover dat het uitvoeringsorgaan en de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4, tot het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, nog niet hebben beslist op zijn klachten over het uitvoeringsorgaan en de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A 16 en A4 betreffende de behandeling van zijn verzoek om schadevergoeding en het uitblijven van een beslissing op dat verzoek.
Beoordeling
1. Verzoeker klaagt erover dat het uitvoeringsorgaan en de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (het Schap), tot het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, nog niet hebben beslist op zijn klachten over het uitvoeringsorgaan en het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A 16 en A4 betreffende de behandeling van zijn verzoek om schadevergoeding en het uitblijven van een beslissing op dat verzoek.
2. Bij brief van 30 september 2003 stuurde de Nationale ombudsman de van verzoeker ontvangen klacht en de daarbij behorende bijlagen aan het Schap, met het verzoek om verzoekers klacht, die hij oorspronkelijk reeds had ingediend bij het Schap op 23 juli 2003, alsnog overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te behandelen. Ook indien de termijnen van artikel 9:11 Awb naar analogie worden gehanteerd, wordt geconcludeerd dat de in dit geval van toepassing zijnde afdoeningstermijn
- 10 weken in geval van een klachtadviesprocedure, zoals bedoeld in afdeling 9.3 - was verstreken op het moment dat verzoeker zich wendde tot de Nationale ombudsman. Pas bij brief van 2 april 2004 is verzoekers klacht afgedaan.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het uitvoeringsorgaan van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 en de klacht over de onderzochte gedraging van de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16
en A4, die wordt aangemerkt als een gedraging van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4, zijn gegrond.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van het feit dat verzoeksters klacht alsnog is afgedaan bij brief van 2 april 2004.
Onderzoek
Op 31 december 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 24 december 2003, van de heer V. te Berkel en Rodenrijs, met een klacht over een gedraging van het uitvoeringsorgaan van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 en een gedraging van de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4. Naar deze gedragingen, waarvan die van de voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 wordt aangemerkt als een gedraging van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werden het uitvoeringsorgaan van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 en het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van het Schadevergoedingschap HSL-Zuid, A16 en A4 gaf in tegenstelling tot de reactie van verzoeker aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker verzocht het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bij brief van 17 april 2000 om de door hem als gevolg van de aanleg van de hogesnelheidslijn naar Parijs geleden en te lijden schade te compenseren.
2. Bij brief van 10 mei 2000 deelde het dagelijks bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (hierna: het Schap) verzoeker mee dat zijn verzoek in behandeling was genomen.
3. Verzoeker diende bij brief van 23 juli 2002 bij het Schap een klacht in. Verzoeker klaagde onder meer over onvoldoende controle en grip (door het uitvoeringsorgaan van het Schap) op de Schadecommissie HSL-Zuid, A16 en A4. Tevens klaagde verzoeker over chaotische correspondentie en het niet op orde hebben van het dossier. Verder klaagde verzoeker over het uitblijven van een besluit op zijn verzoek tot nadeelscompensatie. Het dagelijks bestuur van het Schap deed deze klacht als gewone brief af op 2 augustus 2002.
4. Op 5 augustus 2003 wendde verzoeker zich met zijn klacht over het Schap tot de Nationale ombudsman, welke klacht hij bij brief van 28 augustus 2003 motiveerde.
Bij brief van 30 september 2003 stuurde de Nationale ombudsman de van verzoeker ontvangen klacht en de daarbij behorende bijlagen aan het Schap, met het verzoek om verzoekers klacht alsnog overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht te behandelen.
5. Het Schap bevestigde verzoeker op 7 oktober 2003 dat zijn klacht in behandeling was genomen en dat zijn klacht werd behandeld door een voor deze gelegenheid samen te stellen klachtencommissie.
6. Bij brief van 14 oktober 2003 deelde het Schap verzoeker het volgende mee:
“…Diverse malen is getracht u te benaderen over een datum voor een te houden hoorzitting via 010-(…) en 010-(…). Tot op heden is dit niet gelukt. Ook het inspreken op het antwoordapparaat van laatstgenoemd nummer, waarvan wordt aangenomen dat het van u is, heeft geen resultaat opgeleverd.
In overleg met de leden van de klachtencommissie is voorlopig de hoorzitting gepland op maandag 27 oktober om 14.00 uur. Voorwaarde is wel dat genoemde datum en tijdstip u ook schikken. Ik verzoek u dan ook zo spoedig mogelijk telefonisch te laten weten of dit zo is. Mocht dit onverhoopt niet zo zijn, dan zal in overleg met u, de leden van de commissie (…) een nieuwe datum worden vastgelegd, die echter waarschijnlijk pas veel later zal zijn.
(…)
Gaarne verneemt het Schap op korte termijn of genoemde datum en tijdstip u schikken…”
7. Het Schap berichtte verzoeker bij brief van 22 oktober 2003 als volgt:
“…Op 14 oktober jl. zond ik u een brief met het verzoek zo spoedig mogelijk te laten weten of het u schikt dat op 27 oktober om 14.00 uur (…) een hoorzitting wordt gehouden door een klachtencommissie in verband met de behandeling van uw schriftelijke klacht. (…) Omdat tot op heden schriftelijk noch telefonisch van u is vernomen, heb ik u heden gebeld.
Hierbij bevestig ik dit telefoongesprek waarin u heeft aangegeven af te zullen zien van het recht te worden gehoord, aangezien naar uw mening de zaak voldoende duidelijk is gedocumenteerd. Tevens heeft u aangegeven inmiddels schriftelijk te hebben gereageerd op de brief van 14 oktober.
In artikel 9:10, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
Gelet op lid 1 van hetzelfde artikel, waarin is aangegeven dat ook degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft de gelegenheid krijgt te worden gehoord, zal de hoorzitting op maandag 27 oktober doorgang vinden en zal door de klachtencommissie in ieder geval het Schap, vertegenwoordigd door de Secretaris (…) worden gehoord.
Vervolgens zal de klachtencommissie het bestuur van het Schap adviseren en zal een schriftelijke reactie van het bestuur op uw klacht volgen…”
8. Bij brief van 23 december 2003 berichtte het Schap verzoeker het volgende:
“…Op 27 oktober 2003 is (…) door de klachtencommissie ad hoc die ten behoeve van de behandeling van uw klacht is benoemd een hoorzitting gehouden.
Inmiddels heeft de klachtencommissie - bij brief van 14 november 2003 - haar advies uitgebracht. Het was de bedoeling het advies en een reactie van het bestuur op uw klacht te behandelen in de vergadering van het Dagelijks Bestuur, die was gepland op 18 december jl. Door omstandigheden heeft deze bestuursvergadering geen doorgang gevonden.
Momenteel wordt getracht een nieuwe datum voor een bestuursvergadering te plannen, maar naar het zich laat aanzien zal deze - gelet op de drukke agenda's van de bestuursleden - wellicht pas in maart a.s. plaats kunnen vinden. Omdat uw klacht de eerste van zijn aard is, wordt er belang aan gehecht een en ander in het voltallig bestuur te bespreken.
Het bovenstaande brengt met zich dat een reactie van het bestuur op uw klacht nog even op zich zal laten wachten. Wij hopen op uw begrip daarvoor en zullen u zo spoedig mogelijk nader berichten…”
9. Bij brief van 24 december 2003, ontvangen op 31 december 2003, klaagde verzoeker er bij de Nationale ombudsman over dat hij nog geen beslissing op zijn klacht van het Schap had ontvangen.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
C. Standpunt schadevergoedingsschap HSL-zuid, a16 en a4
In reactie op de door de Nationale ombudsman aan het uitvoeringsorgaan en het algemeen bestuur van het Schap voorgelegde klacht van verzoeker deelde het dagelijks bestuur van het Schap bij brief van 23 januari 2004 het volgende mee:
“…Uit de brief (van 14 oktober 2003; N.o.) blijkt dat het niet lukte hem (verzoeker; N.o.) te benaderen en dat een zitting op 27 oktober was gepland. Gevraagd werd te laten weten of deze datum schikte.
(Verzoeker; N.o.) heeft op deze brief niet gereageerd, reden waarom hij op 22 oktober is gebeld. Daarbij heeft betrokkene te kennen gegeven niet te zullen verschijnen. Dit gesprek is schriftelijk bevestigd per brief van 22 oktober 2003 (…). Overigens is een reactie van (verzoeker; N.o.) op onze brief van 14 oktober uitgebleven. (…)
Op 18 december 2003 zou een vergadering van het Dagelijks Bestuur plaatsvinden, waarvoor de kwestie geagendeerd was. Gelet op het feit dat dit de eerste klacht is die over of bij het Schap is ingediend, maar meer nog gelet op de inhoud van de klacht, wordt het noodzakelijk geacht de zaak plenair te behandelen. Door omstandigheden kon de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 18 december geen doorgang vinden. (…) Deze vergadering zal op 11 februari a.s. plaatsvinden. (…)
Op 11 februari a.s. zal een concept-reactie op de klacht dus in het Dagelijks Bestuur worden besproken. Daarna zal de reactie aan (verzoeker; N.o.) worden gezonden. De Nationale ombudsman zal daarvan - onder toezending van alle stukken - op de hoogte worden gebracht.
Ten slotte delen wij u ten aanzien van de bevoegdheden bij het Schap het volgende mede. Het Algemeen Bestuur van het Schap is bevoegd te beslissen op een schadeverzoek, gelet op artikel 9 van de Gemeenschappelijke Regeling Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (…). Het Algemeen Bestuur heeft de bevoegdheid vervolgens gemandateerd aan de Voorzitter bij besluit van 26 juni 1998, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 1998, nr. 141. Bijzondere zaken worden in het voltallig Dagelijks Bestuur besproken, alvorens een beslissing te nemen…”
D. nadere informatie verzoeker
Bij brief van 20 februari 2004 verzocht verzoeker de Nationale ombudsman om over te gaan tot het uitbrengen van een rapport en deed hij een kopie toekomen van de brief van 13 februari 2004 van het Schap, die de volgende inhoud heeft:
“…Reeds eerder, per brief van 23 december 2003, hebben wij u medegedeeld dat de reactie op uw klacht zou worden geagendeerd voor een toen nog opnieuw te plannen vergadering van het dagelijks bestuur van het Schap.
Tot onze spijt heeft bedoelde vergadering, gepland op 11 februari jl., eveneens geen doorgang kunnen vinden. Gelet op de verhinderingen, bleek het vereiste quorum niet haalbaar. Om deze reden is per brief van heden aan de leden van het Dagelijks Bestuur gevraagd zich schriftelijk akkoord te verklaren met de reeds vóór de vergadering toegezonden conceptreactie op uw klacht.
Zodra de leden van het bestuur hebben gereageerd (waarvoor om spoed is gevraagd) zullen wij u nader berichten…”
E. Nadere informatie schadevergoedingsschap HSL-zuid, a16 en a4
Op 2 maart 2004 deelde de secretaris van de klachtencommissie van het Schap mee dat de beslissing op de klacht die week zou worden verstuurd.
Bij brief van 9 april 2004 deelde de secretaris van het Dagelijks Bestuur van het Schap mee dat op 2 april 2004 aan verzoeker een reactie op de klacht was verzonden. Bij de brief van 9 april 2004 was een kopie gevoegd van bedoelde reactie van 2 april.
Achtergrond
1. Gemeenschappelijke regeling schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat en de raden van de gemeenten Haarlemmermeer, Alkemade, Jacobswoude, Leiderdorp, Leiden, Rijnwoude, Zoeterwoude, Bleiswijk, Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek, Rotterdam, Heerjansdam, Zwijndrecht, Binnenmaas, 's-Gravendeel, Strijen, Dordrecht, Moerdijk, Drimmelen, Breda en Zundert, Staatscourant 1998, nr. 70)
Artikel 2, eerste lid:
“Het doel van de regeling is het bevorderen dat de behandeling van verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de aanleg van de HSL-Zuid en de verbreding, verlegging en reconstructie van de A16 (…), respectievelijk de A4 (…), en de beslissingen op die verzoeken doelmatig, deskundig en op gelijke wijze plaatsvinden. (…)”
Artikel 3, eerste lid:
“Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd:
Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 hierna te noemen: het Schap.”
Artikel 4:
“De bestuursorganen van het Schap zijn:
a. het algemeen bestuur;
b. het dagelijks bestuur;
c. de voorzitter;
d. het uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 17.”
Artikel 9:
“1. Het algemeen bestuur is bij uitsluiting bevoegd, welke bevoegdheid door de raden van de deelnemers aan het schap is overgedragen, ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, doch uitsluitend voor zover deze schade voortvloeit uit het onherroepelijke tracébesluit en/of daaruit rechtstreeks voortvloeiende bestuursbesluiten en rechtmatige uitvoeringshandelingen.
2. Het algemeen bestuur is bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding op basis van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, welke bevoegdheid door de Minister is overgedragen, doch uitsluitend voor zover deze schade voortvloeit uit het onherroepelijke tracébesluit en/of daaruit rechtstreeks voortvloeiende bestuursbesluiten en rechtmatige uitvoeringshandelingen.
3. Het algemeen bestuur kan de bevoegdheden, zoals vermeld in lid 1 en 2, mandateren aan de voorzitter.”
Artikel 17, eerste lid:
“Het algemeen bestuur kan een uitvoeringsorgaan instellen dat belast wordt met de voorbereiding en uitvoering van de op grond van artikel 9 genoemde beslissingen. (…)”
2. Besluit mandaat gemeenschappelijke regeling schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (Besluit van het algemeen bestuur van het Schap, Staatscourant 1998, nr. 141)
Artikel 1, eerste lid:
“Het algemeen bestuur mandateert zijn bevoegdheden ex artikel 9 van de gemeenschappelijke regeling Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (…) aan de voorzitter.”
Artikel 3, onder A:
“De besluiten die worden genomen op grond van de artikelen 9 van de gemeenschappelijke regeling Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 (…) worden door de voorzitter als volgt ondertekend:
Het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4,
namens deze,
De voorzitter van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4,
gevolgd door de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.”
3. Algemene wet bestuursrecht
Artikel 9:11:
“1. Het bestuursorgaan handelt de klacht af binnen zes weken of - indien afdeling 9.3 van toepassing is - binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift.
2. Het bestuursorgaan kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.”
Artikel 9:12, eerste lid:
“Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.”
4. Rapport Nationale ombudsman 2000/374
“…5.4 Een bestuursorgaan kan de afdoening van klachten zelf voor zijn rekening nemen, maar het kan ten aanzien van de klachtafdoening ook een machtiging verlenen aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid. De mandaatregeling van afdeling 10.1.1. van de Awb is krachtens de schakelbepaling van artikel 10:12 van de Awb van toepassing op machtigingen in het kader van hoofdstuk 9 van de Awb (…)”.