Meneer dient een klacht in over een gemeenschappelijke regeling. Meneer heeft daar een belastingschuld die betaald moet worden. Meneer is ondernemer, maar vanwege langdurige gezondheidsproblemen loopt zijn zaak slecht. En heeft hij ook veel schulden. Volgens meneer heeft de gemeenschappelijke regeling in een brief gedreigd met beslaglegging. En een betalingsregeling van € 200 per maand afgedwongen. Meneer geeft aan dat de gemeenschappelijke regeling wist van zijn situatie. En daarom ook wist dat een regeling van € 200 per maand onhaalbaar was. Daarom vindt hij dat er sprake is van een gedwongen betalingsregeling. Hij vraagt de ombudsman om hulp.
De ombudsman neemt contact op met de gemeenschappelijke regeling. Hij vraagt of zij wisten wat de financiële situatie van meneer op dat moment was. En of er is gekeken wat hij per maand af zou kunnen lossen. De gemeenschappelijke regeling geeft aan dat meneer zelf telefonisch contact met hen heeft opgenomen om een betalingsregeling af te spreken. De gemeenschappelijke regeling is daarmee akkoord gegaan, zodat zij geen beslag meer hoefden te leggen. Dat heeft namelijk veel grotere gevolgen dan een betalingsregeling. Ook heeft de gemeenschappelijke regeling een veel ruimere periode gegeven om af te betalen dan zij normaal bij ondernemers doen. Zij hebben in het gesprek met meneer niet berekend wat hij maximaal per maand kon missen. Dat is namelijk een hele ingewikkelde berekening, omdat ondernemers vaak pas aan het eind van het jaar weten wat de winst is. Als laatste zegt de gemeenschappelijke regeling dat zij in de brief aan meneer gezet hebben dat als hij niet betaalt, zij beslag gaan leggen. Zij zien dit niet als dreiging, maar als informatievoorziening.
De ombudsman vindt het redelijk dat de gemeente niet exact berekend heeft of de betalingsregeling haalbaar was. Daarnaast vindt de ombudsman dat de gemeenschappelijke regeling behoorlijk heeft gehandeld door geen beslag te leggen, maar een betalingsregeling te treffen met ruimere voorwaarden dan normaal gesproken.