2004/151

Rapport

Verzoeker klaagt er over dat de beheerder van het Korps landelijke politiediensten in de aan verzoeker gerichte afdoeningsbrief van 19 juli 2002 met betrekking tot zijn klachten over onderzoek aan zijn auto, ten onrechte heeft gesteld dat de betreffende politieambtenaar zijn auto "voor technisch onderzoek uit het verkeer heeft genomen" en dat er geen sprake was van "inbeslagname".

BEVINDINGEN en beoordeling

Algemeen

Op 4 december 2001 hielden politieambtenaren van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) verzoeker, die met zijn auto, een VW Golf, over de rijksweg A-16 reed, stil. Verzoekers auto bleek ten onrechte niet APK-gekeurd te zijn. Naar aanleiding van de resultaten van een eerste onderzoek aan verzoekers voertuig op de plaats van stilhouden, werd zijn auto overgebracht naar een steunpunt van het KLPD te Breda. Daar werd bij een nader technisch onderzoek geconstateerd dat de wiellagers aan de rechterachterzijde van verzoekers auto te veel speling vertoonden, het voertuig niet voldeed aan de gegevens gesteld in het kentekenbewijs en dat de handremkabel niet was bevestigd.

Bevindingen

1. Verzoeker heeft er bij de Nationale ombudsman over geklaagd dat de beheerder van het KLPD in de aan hem gerichte afdoeningsbrief van 19 juli 2002 met betrekking tot zijn klachten over onderzoek aan zijn auto, ten onrechte heeft gesteld dat de betreffende politieambtenaar zijn auto "voor technisch onderzoek uit het verkeer heeft genomen" en dat er geen sprake was van "inbeslagname". Verzoeker liet in de eerste plaats weten dat hij geen bewijs van inname van het kentekenbewijs deel I in verband met het uit het verkeer halen voor een technisch onderzoek van een voertuig heeft gekregen. In de tweede plaats was er vanaf het begin sprake geweest van inbeslagname omdat er een verdenking was van gestolen spullen of goederen op, in, of aan zijn auto en hem dan ook was gevraagd of hij kon bewijzen waar hij de spullen had gekocht. Ten derde hadden de direct betrokken politieambtenaren in de dagen na de inbeslagname in telefoongesprekken het voortdurend over "die inbeslaggenomen Golf", aldus verzoeker. Ook liet verzoeker weten dat ook de belastingdienst in haar correspondentie spreekt van inbeslagname. Voorts liet verzoeker weten dat pas veel later de term "uit het verkeer halen voor technisch onderzoek" is gebezigd.

2. De beheerder van het KLPD deelde mee dat verzoekers auto voor technisch onderzoek uit het verkeer was genomen. Politieambtenaar O. heeft voor het uit het verkeer genomen voertuig een technisch onderzoek aangevraagd blijkens het formulier "Aanvraag technisch onderzoek", aldus de korpsbeheerder. Hierop verrichtten medewerkers van de Afdeling Bijzondere Taken, Technische en Milieu Ondersteuning van de dienst Verkeerspolitie van het KLPD op 6 december 2001 het technisch onderzoek aan het voertuig. De resultaten van dit onderzoek werden vermeld in het "Bericht afdoening technisch onderzoek", waaruit blijkt dat onder andere de handrem en de wiellagers van het voertuig niet in orde waren. Voorts wordt daarin bevestigd dat het voertuig niet in overeenstemming is met de gegevens van het kentekenbewijs. Hierop heeft politieambtenaar K. van de dienst Verkeerspolitie een identificatieonderzoek ingesteld, aldus de korpsbeheerder.

3. De korpsbeheerder beriep zich voor zijn standpunt op een rapport van 25 februari 2002 waarin politieambtenaar O. meedeelde dat de aanleiding voor de controle van verzoekers voertuig was dat hij had geconstateerd dat die nog nooit een APK-keuring had ondergaan. O. had bij controle aan verzoekers auto gezien dat een ander type motor in de auto was aangebracht dan er in het originele voertuig hoorde. Omdat O. de herkomst van de gemonteerde motor wilde achterhalen en de (verdere) technische staat van het voertuig wilde laten vaststellen nam hij het voertuig uit het verkeer voor een technisch onderzoek. O. had hierbij verzoeker laten weten dat dergelijke motoren regelmatig worden gestolen en vervolgens in andere voertuigen worden gemonteerd. Verzoeker had O. aangeboden de aankoopfacturen te faxen of te sturen, maar O. had verzoeker bericht dat er eerst een onderzoek plaats moest vinden en dat mogelijk hierna de aankooprekeningen konden worden verstrekt. O. berichtte dat van inbeslagname van het voertuig of delen hiervan geen sprake was geweest.

4. Politieambtenaar K., die het onderzoek aan verzoekers voertuig verrichtte, liet weten dat verzoekers auto voor technisch onderzoek uit het verkeer was genomen. K. deelde mee dat hij naar aanleiding van diverse gebreken/afwijkingen aan verzoekers auto het noodzakelijk achtte een uitgebreid onderzoek in te stellen naar de herkomst van het voertuig en de daarin aangetroffen onderdelen. Tijdens het onderzoek werden diverse databestanden van de politie, de Rijksdienst voor het Wegverkeer, het Schengen Informatie Systeem en de gegevens van de fabrikant/importeur geraadpleegd, aldus K. K. heeft na enige tijd verzoeker telefonisch medegedeeld dat niet was gebleken dat onderdelen van het voertuig van diefstal afkomstig waren. Het in het voertuig aangetroffen motorblok bleek afkomstig te zijn uit een voertuig, waarvoor een Nederlands kenteken was afgegeven. Dit kenteken was ongeldig verklaard. K. liet weten dat de herkomst van het merendeel van de in de auto gebruikte onderdelen niet viel te achterhalen, waarna hij zijn onderzoek had afgesloten.

5. Politieambtenaar Ba. berichtte dat hij verzoeker had gesproken toen hij zijn auto kwam ophalen. Omdat verzoeker had aangedrongen op vermelding van schade aan zijn voertuig had Ba. bij de afgifte gebruik gemaakt van het standaard imprimé-ontvangstbewijs van artikel 118 van het Wetboek van Strafvordering, dat ziet op inbeslaggenomen goederen. Ba. liet weten dat de zinsnede op het formulier met betrekking tot artikel 118 echter in dit geval niet van toepassing was.

Beoordeling

6. Het staat vast dat de aanleiding tot het politieoptreden was dat verzoekers voertuig ten onrechte niet APK-gekeurd was. Dit betreft een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW, zie Achtergrond, onder A.1.). Voorts staat vast dat bij een onderzoek aan het voertuig was gebleken dat daarin een type motorblok was gemonteerd dat afweek van het originele motorblok. Hiermee week het voertuig af van de omschrijving in het kentekenbewijs. Dit kon eveneens een overtreding van de WVW betekenen (zie Achtergrond, onder A.2.). Gelet hierop lag het in de rede een onderzoek als bedoeld in artikel 160, vierde lid WVW in te stellen naar de naleving van WVW-voorschriften (zie Achtergrond, onder A.3.). Zo'n onderzoek wordt kortweg wel "technisch onderzoek" genoemd. Mede gelet op het ten behoeve van het onderzoek ingevulde formulier staat tevens vast dat verzoekers auto voor zo'n technisch onderzoek uit het verkeer is genomen en niet in beslag is genomen. Dat hierbij mededelingen zijn gedaan over het (eventueel in een latere fase) in beslag nemen van eventueel gestolen auto-onderdelen doet hieraan niet af, maar kan wellicht hebben geleid tot verwarring bij verzoeker over de reden van het naar het politiebureau overbrengen van zijn auto.

Ten overvloede wordt overwogen dat het in de rede had gelegen om bij de constatering dat bepaalde in de auto gemonteerde onderdelen gestolen waren, alsnog over te gaan tot inbeslagneming. Dit was echter in eerste instantie niet aan de orde.

7. Gelet op het voorgaande heeft de beheerder van het KLPD in de aan verzoeker gerichte afdoeningsbrief niet ten onrechte gesteld dat de betreffende politieambtenaar zijn auto "voor technisch onderzoek uit het verkeer heeft genomen" en dat er geen sprake was van "inbeslagname".

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), is niet gegrond.

Onderzoek

Op 27 augustus 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. uit X, met een klacht over een gedraging van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).

Nadat verzoeker bij brieven van 15 oktober 2002, 31 oktober 2002, 24 december 2002 en 28 februari 2003 zijn verzoekschrift nader had aangevuld werd naar deze gedraging een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de landelijk hoofdofficier van justitie te Rotterdam over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Noch verzoeker noch de betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn een reactie.

Informatieoverzicht

De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

1. Verzoekschriften van de heer B., met bijlagen over de interne klachtprocedure bij het Korps landelijke politiediensten.

2. Openingsbrieven van de Nationale ombudsman van 8 juli 2003.

3. Standpunt van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten, met bijlagen, waaronder afschriften van op deze zaak betrekking hebbende rapportage van betrokken ambtenaar O., formulieren, fotomappen en processen-verbaal.

4. Reacties van betrokken ambtenaren K. en Ba.

5. Reactie van verzoeker van 24 oktober 2003.

Achtergrond

A. Wegenverkeerswet 1994

1. Artikel 72:

"1. Voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken is opgegeven dan wel dient te zijn opgegeven, dient een keuringsbewijs te zijn afgegeven.

2. Het keuringsbewijs dient:

a. te voldoen aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering,

b. zijn geldigheid niet te hebben verloren, en

c. behoorlijk leesbaar te zijn.

3. Voor overtreding van het eerste lid en het bepaalde bij of krachtens het tweede lid zijn aansprakelijk:

a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder, en

b. voor zover het betreft een aanhangwagen, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat de aanhangwagen met een motorrijtuig over de weg wordt voortbewogen, de bestuurder van dat motorrijtuig."

2. Artikel 36, vijfde lid:

"Motorrijtuigen en aanhangwagens dienen overeen te komen met de gegevens in het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs en met de gegevens die omtrent het voertuig zijn opgenomen in het kentekenregister."

3. Artikel 160, vierde lid:

"De in artikel 159 bedoelde personen (onder meer opsporingsambtenaren; N.o.) zijn bevoegd zich te vergewissen van de naleving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften en zo nodig een voertuig ten aanzien waarvan zij een onderzoek wensen in te stellen, naar een nabij gelegen plaats te voeren of te doen voeren. De bestuurder van het voertuig ten aanzien waarvan dit onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, en de bestuurder van het voertuig waardoor een aanhangwagen wordt voortbewogen ten aanzien waarvan zodanig onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, zijn verplicht desgevorderd hun tot het onderzoek noodzakelijke medewerking te verlenen."

B. Voertuigreglement

Artikel 6.7, eerste lid:

"Bij vervanging van de motor door een motor met een andere motorcode dan vermeld in het kentekenregister, (...) moet het voertuig voldoen aan de (...) eisen omtrent:

a. algemeen,

b. afmetingen en massa's,

c. motor,

d. krachtoverbrenging,

e. ophanging,

f. stuurinrichting,

g. reminrichting, en

h. verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen.

C. Wetboek van Strafvordering

Artikel 95, eerste lid:

"Hij die den verdachte aanhoudt of staande houdt, kan voor inbeslagneming vatbare voorwerpen, door dezen met zich gevoerd, in beslag nemen."

Artikel 96, eerste lid:

"In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit (...) is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden."

Instantie: Beheerder Korps landelijke politiediensten

Klacht:

Bij afdoening van verzoekers klachten over onderzoek aan zijn auto ten onrechte gesteld dat de auto voor technisch onderzoek uit het verkeer was genomen en dat er geen sprake was van inbeslagname.

Oordeel:

Niet gegrond