Rapport 2005/053
Verzoeker diende op 6 oktober 2003 als werknemer bij de politie een bezwaarschrift in tegen een beslissing van de korpsbeheerder. De politie merkte dat bezwaarschrift op 12 augustus 2004 aan als een beroepschrift en stuurde dit als zodanig door naar de rechtbank. Verder diende verzoeker op 3 januari 2004 een aanvraag in voor toepassing van een bepaalde regeling voor werknemers. De politie nam op 12 augustus 2004 een voor bezwaar vatbare beslissing op die ingediende aanvraag.
Verzoeker klaagde erover dat de politie het bezwaarschrift en de aanvraag onvoldoende voortvarend heeft behandeld.
De Nationale ombudsman overwoog dat voor zover een wettelijke termijn voor het geven van een beschikking op een aanvraag ontbreekt, een bestuursorgaan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in beginsel binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking moet te geven. Verder dient een bestuursorgaan een ontvangen bezwaarschrift dat moet worden aangemerkt als een beroepschrift ingevolge de Awb zo spoedig mogelijk door te sturen naar het bevoegde orgaan. De term "zo spoedig mogelijk" dient daarbij te worden geïnterpreteerd als “kort na ontvangst” van het geschrift.
De door de politie aangevoerde omstandigheden als personeelsgebrek, andere lopende procedures en de poging om met verzoeker in gesprek te geraken, konden de vertraging in de afhandeling wellicht deels verklaren, maar de lange behandelingsduur niet rechtvaardigen. De politie had aldus gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging dan ook niet behoorlijk.