2003/466

Rapport

Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het bezwaarschrift van 12 maart 1999 tegen de afwijzende beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning.

Voorts klaagt verzoeker erover dat de IND in reactie op de klacht op 31 december 2002 om informatie heeft gevraagd die de IND reeds bij brief van 28 april 1999 had gevraagd en door verzoeker was overgelegd.

Beoordeling

A. Ten aanzien van de behandelingsduur

1. Termijnen in het bestuursrecht zijn voor de belanghebbende doorgaans fatale termijnen. Uit een oogpunt van een op dit punt na te streven gelijkwaardigheid van het bestuursorgaan, behoren bestuursorganen zich evenzeer strikt gebonden te achten aan de wettelijke voorschriften inzake voor hen geldende termijnen. Dat geldt temeer wanneer de desbetreffende wettelijke voorschriften ruimte bieden voor het verlengen van de beslistermijn.

2. Het voorgaande betekent dat de behandeling van bezwaarschriften dient plaats te vinden binnen de wettelijk gestelde termijnen. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie diende in dit geval ingevolge artikel 31, vierde lid, Vreemdelingenwet (oud; zie Achtergrond, onder 2.) te beslissen binnen zestien weken of - indien het advies van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken zou worden ingewonnen - binnen vierentwintig weken na de ontvangst van het bezwaarschrift.

3. Verzoeker diende op 12 maart 1999 een bezwaarschrift in tegen de beslissing van 17 februari 1999 waarbij zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning op grond van studie, werd afgewezen.

Verzoeker klaagt in de eerste plaats over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van dit bezwaarschrift.

4. Uit het onderzoek is gebleken dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 13 maart 2003 een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift. Hiermee is de wettelijke beslistermijn met ruim drieënhalf jaar overschreden.

5. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie acht de klacht gegrond en gaf aan dat de verklaring voor de lange duur van de behandeling was gelegen in het feit dat de IND de laatste tijd was geconfronteerd met veel aanvragen en bezwaarschriften. Dit vormt weliswaar een verklaring voor de lange duur van de behandeling van verzoekers bezwaarschrift, maar kan die niet rechtvaardigen.

6. Voor zover de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie meent dat van de mogelijkheid tot verdaging en verder uitstel van de beslissing op het bezwaarschrift bij brief van 28 april 1999 gebruik is gemaakt, kan de minister hierin niet worden gevolgd.

In de brief van 28 april 1999 werd, voor zover hier van belang, meegedeeld dat op grond van artikel 31, vierde lid, Vreemdelingenwet binnen zestien weken, of indien het advies van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken zou worden ingewonnen, binnen vierentwintig weken na ontvangst van het bezwaarschrift zou worden beslist.

Een dergelijke mededeling kan niet als verdagingsbericht of als verzoek om instemming met verder uitstel worden aangemerkt, aangezien hiermee alleen is weergegeven wat de beslistermijn op grond van artikel 31, vierde lid, Vreemdelingwet, is.

Uit het onderzoek is verder ook niet gebleken dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot verdaging of uitstel. Door hier geen gebruik van te maken, noch tijdig te beslissen, heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in strijd gehandeld met artikel 7:10, derde en vierde lid, Awb (zie Achtergrond, onder 1.)

7. Tot slot merkt de Nationale ombudsman het volgende op. De IND heeft verzoeker niet uit eigen beweging geïnformeerd over de vertraging in de behandeling van het bezwaarschrift. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gaf in reactie op de klacht aan dat er in verband met de toename van het aantal aanvragen en bezwaarschriften, geen tussenberichten waren gestuurd. Dit is niet juist. Op het punt van actieve informatieverstrekking heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dan ook niet zorgvuldig gehandeld.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

B. Ten aanzien van het verzoeken om informatie

1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de IND in reactie op de klacht op 31 december 2002 om informatie heeft gevraagd die de IND reeds bij brief van 28 april 1999 had gevraagd en door verzoeker was overgelegd.

2. In reactie op de klacht gaf de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan dit klachtonderdeel ongegrond te achten. De minister gaf aan dat om met de nodige zorgvuldigheid te kunnen beslissen, actualisering van de door verzoeker overgelegde bescheiden noodzakelijk was geweest. Volgens de minister zou het niet mogelijk zijn geweest om de aanvraag in te willigen als een beslissing had moeten worden genomen op basis van de informatie die verzoeker in 1999 had overgelegd. Vanuit een oogpunt van zorgvuldigheid was, aldus de minister, verzoeker daarom verzocht recente informatie te overleggen.

3. In de toelichting bij artikel 7:11, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb; zie Achtergrond, onder 1.) staat vermeld dat de heroverweging in beginsel moet geschieden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de heroverweging. De beslissing op een bezwaarschrift is in beginsel dus een volledige heroverweging, de zogenoemde ex-nunc toetsing.

Omdat in beginsel wordt uitgegaan van de feiten en omstandigheden, zoals deze zich voordoen op het moment dat op het bezwaarschrift moet worden beslist, kon de IND besluiten recente gegevens op te vragen, tenzij zich een omstandigheid voordeed op grond waarvan ex-nunc toetsing niet redelijk zou zijn. Daarvan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn indien verzoeker als gevolg van inmiddels aangescherpt beleid nadelige gevolgen zou ondervinden van ex-nunc toetsing. Van een dergelijke omstandigheid is echter niet gebleken. In dit geval verzocht de IND onder meer om toezending van gegevens die verband houden met het zogenoemde middelenvereiste. Dat de IND betrokkene ongeveer vier jaar daarvoor ook had verzocht gegevens omtrent het middelenvereiste te overleggen, en dat deze door verzoeker waren overgelegd, deed niet af aan de bevoegdheid van de IND om dergelijke gegevens op te vragen. De IND kon daartoe in redelijkheid overgaan.

Hiermee geeft de Nationale ombudsman overigens geen oordeel over de vraag of de beslissing van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op verzoekers bezwaarschrift van 13 maart 2003 juist was. Een dergelijk oordeel is immers voorbehouden aan de rechter.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, is gegrond, behalve ten aanzien van het verzoeken om informatie; op dat punt is de klacht niet gegrond.

Onderzoek

Op 21 januari 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Hillegom, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzocht op de klacht te reageren. Tevens werd de minister een aantal specifieke vragen gesteld. Voorts verstrekte de IND aanvullende informatie. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Bij beschikking van de korpschef van de politieregio Haaglanden van 17 februari 1999 werd verzoekers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning met als doel studie, afgewezen. Tegen deze beschikking werd op 12 maart 1999 een bezwaarschrift ingediend.

2. Bij brief van 28 april 1999 bevestigde de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de ontvangst van het bezwaarschrift en deelde daarbij aan verzoekers gemachtigde het volgende mee:

"…Gelet op het gestelde in artikel 31, lid 4, van de Vreemdelingenwet hebt u namens bovengenoemde vreemdeling, verder te noemen betrokkene, bezwaar gemaakt tegen een beschikking die op grond van deze wet krachtens mandaat is gegeven door of namens de korpschef. In afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt binnen zestien weken - of indien het advies van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken wordt ingewonnen - binnen vierentwintig weken na ontvangst van het bezwaarschrift beslist.

Voordat ik een schorsingsbeslissing neem stel ik u in de gelegenheid om binnen twee weken na dagtekening van deze brief, dus uiterlijk tot 12 mei 1999, een officiële bankafschrift van betrokkene toe te zenden, waaruit blijkt dat het bedrag van fl. 15.015, - daadwerkelijk is gestort op de rekening van betrokkene.

Na ommekomst van de gestelde termijn zal ik beslissen op de dan voorliggende informatie."

3. Bij brief van 5 november 1999 bevestigde de IND de ontvangst van de aanvulling op verzoekers bezwaarschrift. Daarnaast deelde de IND mee dat, totdat een reële beslissing was genomen, uitzetting achterwege zou blijven.

4. Op 20 september 2002 zond verzoeker een brief naar de IND:

"… I hereby, request from you (IND) without any prejudice to my rights (all my rights reserved), for a compensation and positive decision to my appeal (bezwaarschrift) dated 12 March 1999 which concerns student residence permit on the ground that

- I have met and sent all the conditions stated in your (IND) letter dated 28 April 1999 (enclosed). Your (IND) last letter dated 5 November 1999 (enclosed) confirmed the receipt of my supplement (aanvulling), which you requested for.

- I have been unfairly delayed and kept in suspense till now by IND without any response, since my application for student residence permit. This long delay has of course, subjected/caused me to search for new sponsor and has also deprived me of some opportunities and rights I supposed to have as a student.

- I deserve now to be granted student residence permit unconditionally based on three-year policy (driejarenbeleid) for the fact that I am still a student. According to one of your co-workers, the three-year policy sates that someone who has been waiting for more than three years for decision on his/her request for a residence permit and may wait in the Netherlands for the outcome of the decision, is entitled for the requested residence permit as a result of course of time.

I look forward to your compensation…"

5. Bij brief van 28 november 2002 wendde verzoeker zich opnieuw tot de IND:

"…I hereby, request for the decision made for my student residence permit based on my appeal (bezwaarschrift) dated 12 March 1999. If the decision has not yet been made on my appeal, then please why not?

I have been waiting till now for more than three and half (3 ½) years, since 12 March 1999 for the decision, but without any response to my appeal. As a result, I automatically feel that unfair delay is being imposed on my case.

This delay has been affecting my social and educational career progress as a whole. It is hard for one to know/understand how setback is like in his/her lifetime until he/she experiences it. As a student, I need stability in my life in order to concentrate in my studies and other activities. Moreover, other students yearly, go on excursion/vacation to other countries; become member of different organizations; go to students' seminars/summit; do part-time/summer/voluntary jobs; visit their relatives/families etc.; but, I do not have these opportunities since March 1999 to do so as they do, because I have been waiting till now for the outcome of my appeal (bezwaarschrift) dated 12 March 1999.

I look forward to your early response…"

6. Bij brief van 31 december 2002 reageerde de IND als volgt op verzoekers klacht van 23 december 2002:

"…Op 23 december 2002 heeft u schriftelijk een klacht ingediend. Uw klacht richt zich tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift en de beantwoording van uw brief van 28 november 2002. Uw klacht is geregistreerd onder nummer (…).

Uw klacht is gegrond. Gebleken is dat de wettelijke behandelingstermijn van het beslissen op het bezwaarschrift ruimschoots is overschreden. Hiervoor bied ik u dan ook mijn verontschuldigingen aan.

De verklaring die hiervoor gegeven kan worden is het feit dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst de laatste periode geconfronteerd is met veel aanvragen en bezwaarschriften.

Ten aanzien van uw bezwaarschrift kan ik het volgende mededelen.

Bij bestudering van het departementale dossier is gebleken dat nog niet is aangetoond dat aan alle voorwaarden voor toelating wordt voldaan. Gaarne stel ik u bij deze in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken, derhalve voor 30 januari 2003, de volgende recente stukken te overleggen:

- een recent bewijs van inschrijving aan de onderwijsinstelling waar de studie wordt gevolgd;

Voorts moet een buitenlandse student duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan. Middelen van bestaan worden als duurzaam aangemerkt, indien deze voor ten minste één jaar beschikbaar zijn. Indien de studie door een in Nederland gevestigde persoon of instelling/organisatie wordt bekostigd, dient de vreemdeling aan te tonen dat de financiële positie van deze (rechts)persoon daartoe toereikend is. Toereikend wil zeggen dat de financier over voldoende middelen van bestaan moet beschikken om in zijn eigen onderhoud (en eventueel in dat van zijn gezin) en dat van de vreemdeling te kunnen voorzien.

Vereist is dat de financier beschikt over inkomsten ten hoogte van minimaal de bijstandsnorm geldend voor zijn eigen situatie, en daarnaast over de WSF-norm voor uitwonende studenten voor het onderhoud van de vreemdeling.

Indien de student beschikt over een bedrag op een (buitenlandse) bankrekening, dient dit bedrag minimaal gelijk te zijn aan twaalf maal het toepasselijke maandelijkse normbedrag. Het netto normbedrag per maand bedraagt thans € 633,48.

Recente stukken waaruit dit blijkt zie ik gaarne van u tegemoet.

Behoudens bijzondere omstandigheden zal ik na ontvangst van de gevraagde bescheiden, danwel na ommekomst van de gestelde termijn, binnen een termijn van vier weken een beslissing nemen op het bezwaarschrift.

Ik neem aan dat met het bovenstaande uw klacht in voldoende mate is afgehandeld…"

7. Verzoeker reageerde bij brief van 13 januari 2003 als volgt op de brief van de IND van 31 december 2002:

"…Your response dated 31 December 2002 to my letters dated respectively 28 November 2002 and 23 December 2002 is controversial because I did not request in those letters for a new procedure and conditions which have been met in my appeal letter dated 12 March 1999, followed by its supplement (aanvulling). The supplement (aanvulling) was requested in the letter dated 28 April 1999 by IND (medewerkster van de IND; N.o.); she confirmed its (aanvulling) receipt in her letter (enclosed) dated 5 November 1999. Moreover, I hereby refer you to my letter (enclosed) to IND (medewerkster van de IND; N.o.) dated 20 September 2002 in which I

- still insist on my points therein,

- complained that I deserve the right to be treated accordingly based on three-year policy (driejarenbeleid). This three-year policy according to one of your colleagues entitles me unconditionally (as long as I am still a student) the right for student residence permit, which I have applied for, since 31 August 1998, but without any response.

In addition, you stated in your letter dated 31 December 2002 that IND has exceeded unlawfully the duration period (limit) during which a decision on my appeal dated 12 March 1999 must be made. If so, what then are my rights and compensation for exceeding the period stated by your (IND) policy? Is all this time (since 12 March 1999) that I have been waiting for the decision in vain (wasted)? Please take into account that this long delay by IND has caused me now to search for a new sponsor.

However, I enclose in this letter the proof of academic registration 2002/2003 at (de onderwijsinstelling waar de studie wordt gevolgd; N.o.)…"

8. Vervolgens wendde verzoeker zich bij brief van 20 januari 2003 tot de Nationale ombudsman.

B. Standpunt verzoeker

Verzoekers standpunt staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Bij brief van 25 maart 2003 reageerde de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie als volgt op de klacht en op de bij de opening van het onderzoek gestelde vragen:

"…Alvorens ik inga op de klacht zal ik eerst uw vragen beantwoorden.

Beantwoording vragen.

Vraag 1. In uw brief van 31 december 2002 geeft u als verklaring voor de lange duur van de behandeling aan dat de IND de laatste periode is geconfronteerd met veel aanvragen en bezwaarschriften. Kunt u aangeven om welke soort en aantallen aanvragen en bezwaarschriften het - in grote lijnen - gaat?

Zoals u uit onderstaande tabel kunt afleiden, is de IND in de laatste periode, van september 2002 tot en met december 2002, over de hele linie geconfronteerd met een toename van het aantal aanvragen en bezwaarschriften in vergelijking tot dezelfde maanden van 2001. In deze periode heeft zich een procentuele stijging voorgedaan van 37,5 % ten opzichte van dezelfde periode in 2001 en van 45% ten opzichte van deze periode in 2000. Vooral het aantal aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in eerste aanleg (1a) en het aantal bezwaarschriften tegen afwijzing van een reguliere verblijfsvergunning (vtv) is de laatste periode sterk gestegen.

September

Oktober

November

December

2000

2001

2002

2000

2001

2002

2000

2001

2002

2000

2001

2002

Mvv 1a

3115

4020

5369

3960

4632

4627

4033

3520

5942

3304

3385

5241

Mvv bezwaar

470

410

557

551

687

706

501

449

618

396

402

649

Vtv1 a

740

1054

1237

943

1287

1206

870

977

1558

618

758

1181

Vtv bezwaar

1081

967

1430

1147

938

1544

1197

843

1548

902

810

1154

Vraag 2. Is er naast deze reden nog een reden voor de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift?

Er is mij niet gebleken dat er andere redenen bestaan voor de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift.

Vraag 3. Heeft u gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot verdaging en verder uitstel van de beslissing op het bezwaarschrift? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Bij brief van 28 april 1999 is de ontvangst van het bezwaarschrift van 12 maart 1999 bevestigd en is gelijktijdig gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot verdaging van en verder uitstel van de beslissing op het bezwaarschrift. Middels deze brief is de gemachtigde van (verzoeker; N.o.), in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 12 mei 1999 aanvullende bescheiden over te leggen. De ontvangst van die aanvullende bescheiden is bij brief van 5 november 1999 bevestigd.

Vraag 4. Heeft u tussenberichten in deze zaak gestuurd? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

In verband met de toename van het aantal aanvragen en bezwaarschriften zijn er overigens geen tussenberichten verzonden aan (verzoeker; N.o.).

Vraag 5. Wat is de reden dat u in uw brief van 31 december 2002 om informatie heeft gevraagd die u al in de brief van 28 april 1999 heeft gevraagd?

In mijn brief van 28 april 1999 is (verzoeker; N.o.), via zijn gemachtigde, in de gelegenheid gesteld om officiële bankafschriften over te leggen. De ontvangst van deze bescheiden is op 5 november 1999 bevestigd. Sedertdien is verzuimd een beslissing te nemen op het bezwaarschrift. Op 23 december 2002 heeft (verzoeker; N.o.) een klacht ingediend gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift en de beantwoording van zijn op 28 november 2002 gezonden brief.

Om met de nodige zorgvuldigheid te kunnen beslissen op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning was actualisering van de door (verzoeker; N.o.) overgelegde bescheiden noodzakelijk. In reactie op de gegrond bevonden klacht van 23 december 2002 over de lange behandelduur van het bezwaarschrift heb ik toegezegd binnen vier weken na ontvangst van recente bescheiden te zullen beslissen. Het ging daarbij om een recent bewijs van inschrijving bij de onderwijsinstelling waar de studie wordt gevolgd en om recente bewijzen van de inkomsten van (verzoeker; N.o.).

Beoordeling klacht.

(Verzoeker; N.o.) klaagt over de lange behandelduur van zijn op 12 maart 1999 ingediende bezwaarschrift tegen de beschikking van de korpschef van politieregio Haaglanden. Nadat (verzoeker; N.o.) op 13 januari 2003 en op 29 januari 2003 recente bescheiden heeft overgelegd, is op 13 maart 2003 op het bezwaarschrift beslist. Zoals ook aangegeven in de beslissing op de klacht van 23 december 2002 is de wettelijke beslistermijn zoals omschreven in artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ruimschoots overschreden, zodat ik de klacht op dit punt gegrond acht. Ik realiseer mij dat de lange behandelingsduur van het bezwaarschrift voor (verzoeker; N.o.) een teleurstelling heeft betekend. Voor de vertraging van de behandelingsduur heb ik (verzoeker; N.o.) dan ook mijn verontschuldigingen aangeboden.

Tevens klaagt (verzoeker; N.o.) over mijn verzoek om recente informatie over te leggen. Het zou niet mogelijk zijn geweest om zijn verzoek om een verblijfsvergunning met als doel studie in te willigen indien ik een beslissing had moeten nemen op basis van de informatie die (verzoeker; N.o.) in 1999 heeft overgelegd. Uit oogpunt van zorgvuldigheid heb ik derhalve (verzoeker; N.o.) om recente informatie verzocht. Ik beschouw de klacht op dit punt derhalve als ongegrond…"

d. nadere informatie ind

In een e-mailbericht van 4 april 2003 deelde een medewerkster van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in aanvulling op de reactie van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 25 maart 2003 het volgende mee:

"…Op 25 maart jl. is er een brief aan de heer Fernhout gezonden inzake een klacht van (verzoeker; N.o.). In deze brief staat een passage die mogelijk tot onduidelijkheid kan leiden. Onder het kopje 'beoordeling klacht' wordt uiteengezet dat het noodzakelijk was om (verzoeker; N.o.) om recente informatie te vragen alvorens op zijn aanvraag te kunnen beslissen, omdat het anders ten ene male onmogelijk zou zijn geweest om zijn aanvraag te kunnen inwilligen. Hieruit zou men kunnen begrijpen dat de aanvraag ook daadwerkelijk is ingewilligd, maar dat is niet wat bedoeld wordt aan te geven. Indien niet om recente informatie was gevraagd was het alleen al om die reden onmogelijk geweest om de aanvraag in te willigen. Na de ontvangst van de recente informatie, is beoordeeld of (verzoeker; N.o.) aan de gestelde voorwaarden voldoet en dat bleek niet het geval. Met de genoemde passage werd enkel beoogd aan te geven dat voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag recente informatie noodzakelijk was…"

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7:10:

"1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

2. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

4. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen."

Artikel 7:11:

"1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit."

In Tekst en Commentaar Algemene wet bestuursrecht (P.J.J. van Buuren/J.M. Polak), Kluwer 2001, derde druk, staat in aantekening bij dit artikel onder meer het volgende vermeld:

"…Heroverweging ex nunc. De heroverweging moet in beginsel geschieden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de heroverweging. Dit kan er toe leiden dat een bezwaar op zichzelf gegrond is, maar toch niet leidt tot een herroeping van het besluit aangezien de feiten relevant gewijzigd zijn…"

2. Vreemdelingenwet (oud: per 1 april 2001 vervangen door Vreemdelingenwet 2000)

Artikel 31, vierde lid:

"4. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking op grond van deze wet die krachtens mandaat is gegeven door of namens de korpschef, wordt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het bezwaarschrift beslist binnen zestien weken of - indien het advies van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken wordt ingewonnen - binnen vierentwintig weken na de ontvangst van het bezwaarschrift."

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Lange behandelingsduur van bezwaarschrift van 12 maart tegen afwijzende beslissing op aanvraag om verlening van verblijfsvergunning.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

In reactie op klacht om informatie gevraagd die de IND reeds had gevraagd en door verzoeker was overlegd.

Oordeel:

Niet gegrond