Verzoekster klaagt over de wijze waarop een ambtenaar van het regionale politiekorps Twente haar vanaf 2000 heeft lastiggevallen door zich met haar privé-leven te bemoeien. Zij klaagt er met name erover dat de politieambtenaar:
vóór haar verhuizing naar Almelo zonder haar toestemming diverse zorginstellingen heeft ingeschakeld en;
haar vanaf haar verhuizing naar Almelo in het openbaar heeft aangesproken en heeft verzocht om thuis te blijven om de zorg voor haar zoontje op zich te nemen.
Beoordeling
I. Algemeen
Verzoekster heeft samen met haar ex-echtgenoot R. en hun meerderjarige kinderen, zoon J. en dochter, in Almelo gewoond. In 1992 is verzoekster van R. gescheiden. In de periode van de scheiding hebben verzoekster en R. onenigheid in Almelo gehad. Dit heeft geleid tot overlast in de buurt. In 1997 is verzoekster met haar huidige man Kr. naar Hengelo verhuisd. Ongeveer begin 2000 had verzoekster het plan om samen met haar huidige echtgenoot Kr. en hun minderjarige zoon terug te verhuizen naar Almelo. De woningstichting in Almelo heeft geweigerd om verzoekster een woning in Almelo toe te wijzen. Verzoekster heeft vervolgens een kort geding tegen de woningstichting aangespannen. Verzoekster heeft na het kort geding, dat op 20 september 2001 heeft plaatsgevonden, een woning in Almelo toegewezen gekregen. De woningstichting heeft verzoekster op 28 december 2001 een woning aangeboden. Deze woning staat niet in de wijk van wijkagent en betrokken ambtenaar L. van het regionale politiekorps Twente. R. en J., respectievelijk de ex-echtgenoot en de meerderjarige zoon van verzoekster, wonen daarentegen wel in de wijk van wijkagent en betrokken ambtenaar L.
II. Ten aanzien van de inschakeling van zorginstellingen door de politie
1. Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Twente vóór haar verhuizing naar Almelo zonder haar toestemming diverse zorginstellingen heeft ingeschakeld.
2. De korpsbeheerder acht de klacht ongegrond.
Betrokken ambtenaar L. heeft, aldus de korpsbeheerder, vernomen dat verzoekster naar Almelo wilde verhuizen en dat zij diverse zorginstellingen benaderde. Betrokken ambtenaar L. heeft schriftelijk toestemming van verzoekster gekregen om met de diverse zorginstellingen in een multidisciplinair overleg over verzoekster te praten. L. heeft de uitkomsten van het multidisciplinair overleg naar verzoekster teruggekoppeld. De korpsbeheerder stelt zich verder op het standpunt dat informatie-uitwisseling de doelstelling van het multidisciplinair overleg was. De situatie van verzoekster vergde, aldus de korpsbeheerder, klaarblijkelijk zorg en begeleiding.
3. Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
Ten eerste heeft V., medewerker van de Regionale Instelling Dagopvang Almelo en Omstreken (Rida), bij volmacht van 26 oktober 2000 toestemming aan betrokken ambtenaar L. verleend om vrij over verzoekster en haar gezinssituatie te praten met een met naam genoemde psychiater, het consultatiebureau, de sociaal pedagogische dienst (SPD), de Rida en de woningstichting te Almelo. V. was geen hulpverlener. Gedurende het onderzoek is niet vast komen te staan of V. in opdracht van verzoekster de volmacht heeft ondertekend óf dat V. met haar medeweten zijn handtekening heeft geplaatst. Verzoekster en haar raadsman hebben het bestaan van deze volmacht in ieder geval niet betwist.
Ten tweede is gebleken dat een multidisciplinair overleg op 7 november 2000 heeft plaatsgevonden tussen betrokken ambtenaar L., medewerker V. van de Rida, een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), een medewerker van de SPD en een medewerker van de woningstichting te Almelo. Tijdens dit multidisciplinair overleg heeft betrokken ambtenaar L. aan de gesprekspartners informatie gegeven met betrekking tot de overlast die verzoekster toentertijd veroorzaakte. De betrokken ambtenaar L. heeft ook meegedeeld dat het regionale politiekorps Twente veelvuldig heeft bemiddeld in de overlast tussen verzoekster en haar ex-echtgenoot. Verder heeft betrokken ambtenaar L. opmerkingen geplaatst ten aanzien van valse aangiften, vernielingen en bedreigingen. L. heeft toen ook verteld dat het regionale politiekorps Twente toen nog steeds bemiddelde in de onenigheid omtrent de financiën. De Nationale ombudsman begrijpt dat het hier gaat om de financiën van verzoekster. Voorts heeft betrokken ambtenaar L. opgemerkt dat verzoekster veelvuldig in Almelo was terwijl haar man en kind van 2 jaar in Hengelo verblijven. Gedurende het multidisciplinair overleg was er overeenstemming. Alle aanwezigen waren van mening dat er een behandelplan door een hulpverlenende organisatie diende te worden opgemaakt.
Ten derde heeft het regionale politiekorps Twente gedurende het onderzoek aangegeven dat de basis van de informatie-uitwisseling kan worden gevonden in artikel 30 van de Wet Politieregisters.
4. Voorzover de korpsbeheerder gemeend heeft dat de basis van de informatie-uitwisseling tussen het regionale politiekorps Twente en andere personen dan wel instellingen kan worden gevonden in de volmacht van 26 oktober 2000, overweegt de Nationale ombudsman als volgt.
Verzoekster heeft niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat haar toestemming niet juist is dan wel op oneigenlijke wijze tot stand is gekomen. Niettemin is de Nationale ombudsman van oordeel dat de manier waarop het regionale politiekorps Twente heeft gehandeld niet juist is.
Ten eerste is het niet juist is dat aan de toestemming van verzoekster om over haar met een nader bepaalde groep instellingen dan wel personen te praten, geen beperking naar tijd is gesteld waardoor een ongerechtvaardigde inbreuk op de privacy (zie achtergrond, onder 3) van verzoekster mogelijk wordt.
Verder overweegt de Nationale ombudsman dat het beter was geweest als het regionale politiekorps ten minste halfjaarlijks had onderzocht in hoeverre verzoekster bij haar toestemming bleef. De Nationale ombudsman overweegt dit bezien in het licht van de omstandigheid dat uit het onderzoek niet is gebleken dat er na 7 november 2000 nog een multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden dan wel dat er op gezette tijden multidisciplinair overleg werd gepleegd. Voorts zou, gezien de mate waarin de verschillende zorginstellingen bemoeienis met verzoekster hebben gehad, het juist zijn geweest om per halfjaar na te gaan in hoeverre verzoekster nog bij haar toestemming bleef.
5. Voorzover de korpsbeheerder gemeend heeft dat de basis van de informatie-uitwisseling is neergelegd in artikel 30 van de Wet Politieregisters (Wet Polr.) (zie Achtergrond, onder 2), overweegt de Nationale ombudsman als volgt.
Artikel 30 van de Wpolr. verplicht tot geheimhouding van persoonsgegevens, tenzij de wet mededelingen daarover toelaat of de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt (zie Achtergrond, onder 2). Uit de "jurisprudentie" van het College Bescherming Persoonsgegevens blijkt dat aan de toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Wpolr. als zelfstandige basis voor verstrekking van gegevens uit een politieregister voorwaarden moeten worden gesteld (zie Achtergrond, onder 4). Zo moet de verstrekking primair de uitvoering van de politietaak tot doel hebben en moet het gaan om een bijzonder geval. In artikel 2 van de Politiewet (zie achtergrond, onder 1) wordt bepaald wat onder "politietaak" moet worden verstaan, namelijk de openbare orde en justitiële taken van de politie, alsmede de hulpverleningstaak.
Bij de beoordeling of verstrekking van persoonsgegevens aan een andere instantie of persoon dan de wet toelaat is geoorloofd, moet allereerst worden nagegaan of de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet het ter kennis brengen van dergelijke gegevens aan die andere instantie of persoon noodzakelijk maakt. Ten slotte moet de verstrekking niet een grotere inbreuk op het recht van privacy meebrengen dan door de omstandigheden wordt gerechtvaardigd en moet de informatie op geen andere wijze te verkrijgen zijn.
6. Aannemelijk is gemaakt dat er al enige tijd sprake was van onenigheid tussen verzoekster en anderen onder wie haar ex-echtgenoot en haar meerderjarige zoon. Het doel van de informatieverstrekking was preventie van crimineel gedrag en hulpverlening. De verschillende zorginstellingen en hulpverleners hadden toentertijd veel bemoeienis met verzoekster en haar gezin. Alle aanwezigen tijdens het multidisciplinair overleg d.d. 7 november 2000 waren van mening dat er een behandelplan door een hulpverlenende organisatie opgemaakt diende te worden.
Bij de vraag of het regionale politiekorps Twente meer informatie heeft verstrekt dan strikt noodzakelijk was en de vraag of de informatie alleen wordt gebruikt voor preventie van crimineel gedrag of hulpverlening, merkt de Nationale ombudsman het volgende op. In het vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank is overwogen dat de woningstichting te Almelo na de vergadering van 7 november 2000 verzoekster heeft laten weten dat zij de komende twee jaar niet voor woonruimte in Almelo in aanmerking zou komen. Voorts overwoog de president dat de door de wijkagent, te weten betrokken ambtenaar L., genoemde bezwaren de afwijzing van woonruimte niet rechtvaardigden. De Nationale ombudsman is derhalve van oordeel dat de informatie die het regionale politiekorps Twente heeft verstrekt - uitgaande van de omstandigheid dat het verzoekster niet rechtens was verboden om zich in de buurt van haar ex-echtgenoot en haar meerderjarige zoon te begeven - niet alleen gebruikt is voor preventie van crimineel gedrag of hulpverlening. Aangezien verzoekster vóór de toewijzing van woonruimte in Almelo al geregeld in Almelo kwam, is niet aannemelijk geworden dat het niet toewijzen van woonruimte in Almelo eventueel crimineel gedrag had kunnen voorkomen.
De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging in zoverre niet behoorlijk.
III. Ten aanzien van het aanspreken in het openbaar
1. Verzoekster klaagt er voorts over dat een met naam genoemde ambtenaar haar vanaf haar verhuizing naar Almelo in het openbaar heeft aangesproken en heeft verzocht om thuis te blijven om de zorg voor haar zoontje op zich te nemen.
2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond en wel om de volgende redenen.
Verschillende medewerkers van het regionale politiekorps Twente hebben vanaf 1 januari 2000 contact met verzoekster gehad. Verder heeft de korpsbeheerder gesteld dat er weliswaar af en toe wordt verwezen naar betrokken ambtenaar L. - hetgeen vanuit het oogpunt van doelmatigheid, aldus de korpsbeheerder, verklaarbaar is - maar dat ook vele medewerkers bemoeienissen met verzoekster hebben gehad. De initiatieven om contact op te nemen met de politie liggen, aldus de korpsbeheerder, veelal juist bij verzoekster of bij anderen die meer of in mindere mate overlast ondervonden van de gedragingen van verzoekster.
Tenslotte heeft de korpsbeheerder meegedeeld dat verzoekster vanaf heden in ieder geval zelf geen contact meer moet opnemen met de betrokken ambtenaar L. en haar zorgvragen bij de andere instellingen c.q. haar raadsman moet deponeren. Zonodig kan er vanuit die instellingen en de raadsman dan gericht contact worden opgenomen met het regionale politiekorps Twente.
3. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is onder andere het volgende gebleken.
Uit een mutatie van 3 oktober 2000 blijkt dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Twente, Bo., op verzoek van betrokken ambtenaar L. op voornoemde datum naar het woonadres te Hengelo is gegaan. Bo. heeft in laatstgenoemde mutatie aangegeven dat hij de melding kreeg dat verzoekster weinig thuis was en veelal ten tijde van de datum van de mutatie in Almelo verbleef.
Bij brief van 21 maart 2001 heeft verzoekster een klacht bij het regionale politiekorps Twente ingediend. In die brief heeft verzoekster aangegeven dat zij geen prijs meer stelde op de betrokkenheid van betrokken ambtenaar L. en dat hij haar wanneer zij in Almelo is, aanspreekt en zegt dat zij bij haar gezin in Hengelo thuishoort.
Op 20 april 2001 heeft de meerderjarige zoon van verzoekster aangegeven dat verzoekster zijn vader en hem weer regelmatig lastigviel. Volgens verzoeksters zoon zou verzoekster veel in de buurt van hun huis fietsen.
Op 18 juli 2001 hebben de ex-echtgenoot van verzoekster en verzoekster een collega van betrokken ambtenaar L. benaderd. Die ambtenaar van het regionale politiekorps Twente gaf onder andere in een mutatie aan dat er de laatste tijd steeds meer meldingen omtrent verzoekster, haar meerderjarige zoon en haar ex-echtgenoot zijn. De ambtenaar heeft toen aan verzoekster meegedeeld dat het regionale politiekorps Twente in dezen niets voor haar kan betekenen.
Op 30 september 2001 heeft verzoekster het korps gebeld om zich te beklagen over haar meerderjarige zoon, maar wilde geen aangifte doen. Een collega van betrokken ambtenaar L. heeft verzoekster te woord gestaan.
Op 10 augustus 2001 heeft een viertal personen, onder wie de ex-echtgenoot van verzoekster, zich bij een collega van betrokken ambtenaar L. gemeld en vervolgens meegedeeld dat zij van verzoekster last ondervinden. De collega van betrokken ambtenaar L. heeft hen toen aangegeven dat er overleg zal worden gepleegd met betrokken ambtenaar L.
Op 15 augustus 2001 heeft de meerderjarige zoon van verzoekster aan betrokken ambtenaar L. aangegeven dat hij en zijn vader overlast van verzoekster ondervinden. Betrokken ambtenaar L. heeft toen aangegeven dat hij zou bekijken wat de beste mogelijkheid zou zijn om de overlast te doen ophouden.
Op 20 augustus 2001 heeft betrokken ambtenaar L. een gesprek met verzoeksters zoon en de ex-echtgenoot gehad. In dit gesprek hebben verzoeksters ex-echtgenoot en de zoon aangegeven dat zij nog steeds overlast van verzoekster ondervinden.
Op 28 september 2001 heeft een gesprek tussen betrokken ambtenaar L. en een zevental personen, onder wie verzoeksters zoon, plaatsgevonden waarin door de verschillende personen werd aangegeven dat zij last van verzoekster ondervinden.
Verzoekster heeft op 23 januari 2002 contact met betrokken ambtenaar L. gezocht. Uit de mutatie van 23 januari 2002 blijkt dat betrokken ambtenaar L. toentertijd niet aanwezig was. Verzoekster wilde vervolgens weten wie zijn taak overnam.
Op 13 maart 2002 heeft verzoekster wederom contact gezocht met betrokken ambtenaar L. Door een collega van L. werd verzoekster meegedeeld dat L. niet aanwezig was. Verzoekster heeft het toen nodig gevonden om de toen dienstdoende verbalisant de details van haar bezoek aan de maatschappelijk werkster mee te delen. De toen dienstdoende verbalisant heeft verzoekster gezegd dat hij betrokken ambtenaar L. van haar mededelingen in kennis zou stellen.
4. De Nationale ombudsman overweegt als volgt. Verzoekster heeft in haar brief van 21 maart 2001 kenbaar gemaakt dat zij geen prijs meer stelde op de bemoeienis van betrokken ambtenaar L. Doch gezien het feit dat verzoekster na 21 maart 2001 meerdere malen contact heeft gezocht met betrokken ambtenaar L. en gezien het feit dat zij het regionale politiekorps Twente daarna meerdere malen heeft benaderd, is de Nationale ombudsman van oordeel dat het regionale politiekorps Twente juist heeft gehandeld.
De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging in zoverre behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Twente, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), is gegrond ten aanzien van de zorginstellingen en niet gegrond ten aanzien van het aanspreken in het openbaar.
Onderzoek
Op 11 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw K. uit Almelo, ingediend door de heer mr. M. Smit uit Almelo, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Twente. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd aan de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Vervolgens kregen de korpsbeheerder en verzoekster de gelegen op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. FEITEN
1. Verzoekster woonde samen met haar ex-echtgenoot R. en hun meerderjarige kinderen, zoon J. en dochter, in Almelo. Verzoekster scheidde in 1992 van R. en hertrouwde met Kr. in 1998. In 1997 verhuisde verzoekster met haar man Kr. van Almelo naar Hengelo. Ongeveer begin 2000 wilde verzoekster samen met haar echtgenoot Kr. en hun minderjarige zoon weer naar Almelo verhuizen. De woningstichting in Almelo weigerde verzoekster een woning toe te wijzen. Verzoekster spande toen een kort geding aan tegen de woningstichting.
2. Op 7 november 2000 vond een vergadering plaats in het kader van het multidisciplinair overleg betreffende verzoekster en haar gezin. Daarbij waren wijkagent L., en de vertegenwoordigers van de Regionale Instelling Dagopvang Almelo en Omstreken (RIDA), het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), de Sociaal Pedagogische Dienst (SPD) en de woningstichting BW aanwezig. Van deze vergadering is door wijkagent L. een verslag opgesteld. Dit verslag hield onder meer het volgende in:
"Doelstelling: informatie uitwisseling naar sociale partners en de zorg uitspreken rondom de problematiek en de aanpak hiervan ofwel het maken van afspraken.
Wijkagent geeft informatie met betrekking tot de vele vormen van overlast, die ondervonden wordt van (verzoekster; N.o.).
Vanaf juni 1996 heeft de politie veelvuldig bemiddeld in de overlast tussen (verzoekster; N.o.) en haar ex R., wonende te Bi-straat te Almelo.
Valse aangiften opgenomen, vernielingen die zijn gepleegd, bedreigingen. Heden ten dage heeft de politie nog steeds contact en bemiddeld in onenigheid omtrent financiën.
(Verzoekster; N.o.) is veelvuldig in Almelo, waarbij haar man en kind van 2 jaar in Hengelo verblijven.
A.M.K. en Jeugd en Gezin kunnen naar aanleiding van de informatie nog niets doen. Er zijn nog geen signalen dat er problemen zijn rondom het kind. Tevens zijn er bij het consultatiebureau nog geen signalen binnengekomen.
(…)
S.P.D. geeft aan dat (verzoekster; N.o.) vroeger in behandeling is geweest bij S.P.D. De zorg is overgedragen aan Stichting Woonzorg Twente, zijnde Ba. (begeleid wonen). Vandaar uit is (verzoekster; N.o.) vertrokken naar Hengelo en is er wel zorg.
Alle aanwezigen zijn van mening dat er een behandelplan door een hulpverlenende organisatie opgemaakt dient te worden.
R.I.D.A. (V.) heeft wekelijks contact met (verzoekster; N.o.), in de ondersteunende zin. Hierbij dient te worden opgemerkt dat V. geen hulpverlener is.
Advies is derhalve dat er hulp moet komen in het gezin te Hengelo. Te denken valt aan transmuraal team (sociaal psychiatrisch verpleegkundige).
Afspraak is gemaakt dat het verslag van overleg zal worden besproken met psychiater S. Hopende en mogelijk dat via deze weg de zorg gedragen kan worden voor de desbetreffende hulp binnen het gezin."
3. Zoals eerder onder A1. vermeld, spande verzoekster een kort geding aan tegen de woningstichting. In het vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Almelo overwoog de president dat de woningstichting te Almelo na vergadering van 7 november 2000 aan verzoekster liet weten dat zij de komende twee jaar niet voor woonruimte in Almelo in aanmerking zou komen. De president oordeelde dat hetgeen tijdens de vergadering van 7 november 2002 naar voren is gekomen, de afwijzing van woonruimte niet rechtvaardigden. De bezwaren waren, aldus de president, gebaseerd op gebeurtenissen uit het verleden en konden naar het oordeel van de president verzoekster niet meer worden tegengeworpen. Derhalve oordeelde de president van de arrondissementsrechtbank te Almelo dat verzoekster een woning in Almelo toegewezen diende te krijgen. Op 28 december 2001 kreeg verzoekster een woning te Almelo.
4. Nadat verzoekster haar woning in Almelo introk, diende zij bij brief van 21 maart 2001 een klacht in bij de korpsbeheerder van het regionale politiekorps Twente. Deze klacht hield onder meer het volgende in:
"Ik ben twee jaar geleden zwaar overspannen geweest waarbij ik een vernieling heb aangebracht aan mijn ex-man zijn auto waarbij hij aangifte heeft gedaan bij de wijkagent L. waarbij ik voor het gerecht moest komen eenmaal in Almelo. (…) Toen zou ik per 1 november 2000 met mijn gezin naar Almelo verhuizen maar dat ging niet door want L. heeft daar een stokje voor gestoken hij heeft met instanties om de tafel gezeten wat hij helemaal niet mag doen. (…) Als ik in Almelo ben en ik verblijf bij vrienden hij komt me dan tegen dan zegt hij wat moet je hier. Je hebt er niks te zoeken. Je hoort bij jouw gezin in Hengelo. Hij heeft toen de twee jeugdagenten van Hengelo bij ons op dak gestuurd hij dacht dat ik mijn kind alleen achter had gelaten in Hengelo. Maar dat is niet zo maar mijn man was thuis als ik in Almelo ben, ben ik veel bij Rida. (…) De laatste twee jaar na de vernieling heb ik een goed contact met mijn ex-man. Maar door dat hele doen is er soms een kleine woordwisseling wat L. weer veroorzaakt, hij bemoeit zich met mijn ex-man en zoon van 17 jaar hij verbiedt hun contact met mij te hebben. Als dat verder moet gaan, zie ik geen goed uiteinde in jaar 2001. Mijn vraag is, mag dit?"
5. Op 6 juni 2001 voerde verzoekster een gesprek met de klachtonderzoeker van het regionale politiekorps Twente. Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Dit verslag hield onder meer het volgende in:
"Ik ben gehuwd met R., die momenteel woonachtig is in Almelo. Ik ben van hem gescheiden in 1992. Samen hebben wij twee kinderen, die momenteel de leeftijd hebben van 15/17 jaar.
Na onze scheiding ben ik in Almelo gaan wonen (…). Beide kinderen waren op dat moment uit huis geplaatst omdat ik op dat moment zwaar overspannen was. Zij verbleven toen in een pleeggezin.
Met mijn huidige man, Kr., ben ik getrouwd in 1998. In 1997 waren wij reeds gaan wonen in Hengelo. In het jaar 1998 heb ik vernielingen gepleegd aan de auto van mijn ex-man. Ik ben hiervoor door de rechter veroordeeld tot het betalen van de schade. Deze schade heb ik betaald.
Sinds ongeveer het begin van 2000, heeft L., als wijkagent (…) bemoeienissen met mijn ex-man. Mede hierdoor kwam L. ook weer met mij in contact door een verhaal van een collega van hem So., die bekend was met het feit, dat ik graag weer naar Almelo terug wilde gaan.
(…)
Op het moment dat L. weet kreeg van mijn verhuizing, is hij naar de Woningstichting (…) gegaan (…). De reden die L. daarvoor had gegeven was dat hij weer problemen verwachtte in zijn wijk.
L. heeft mij hierop gedreigd allerlei instanties te gaan informeren over mij, als ik zou doorzetten om naar Almelo te verhuizen. L. heeft onder andere de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugd en Gezin, SPD en de heer V. van het RIDA benaderd om te verhinderen dat ik naar Almelo zou komen.
Hierna heeft L. met de heer V. de afspraak gemaakt, dat er voor mij hulp zou worden gezocht terwijl ik in Hengelo bleef wonen. Ook heeft L. de jeugdagent van mijn wijk in Hengelo, Bo., mij op het dak gestuurd. Dit om te controleren of mijn gezinssituatie in Hengelo wel goed was en om te controleren dat ik mijn kind niet alleen liet. Ik heb namelijk samen met mijn huidige man een zoontje van 2 jaar.
Tijdens mijn bezoeken aan Almelo, ben ik meerdere malen door L. benaderd. Hij vertelde mij dan dat ik niet in Almelo moest zijn, maar bij mijn man en kind in Hengelo. Mijn man paste op zo'n moment dan op ons kind. Ook vertelde hij mij, dat ik in Almelo niets te maken had. (…)
Voor het laatst heb ik contact gehad met L. ongeveer in april van dit jaar. Ik fietste toen in Almelo, om naar een afspraak bij het RIDA te gaan. Ook die ontmoeting verliep voor mij teleurstellend. L. blijft bezig om mij uit Almelo weg te houden.
(…)
Ik vind dat L. bij mij uit de buurt moet blijven. Hij moet zich niet verder met mijn leven bemoeien. Mijn huidige situatie, mijn gezin en mijn pogingen om naar Almelo te verhuizen, gaan hem niet aan. Hij moet zich alleen als wijkagent opstellen en zijn werk doen en mag zijn boekje niet te buiten gaan, zoals hij momenteel wel doet.
(…)
Ik ga momenteel op een goede wijze om met mijn ex-man. Hij komt wel bij ons in Hengelo, maar ik nog niet bij hem in Almelo omdat ik problemen verwacht met L."
6. Bij brief van 23 juli 2001 behandelde de korpsbeheerder de klacht van verzoekster onder meer als volgt:
"Hierbij deel ik u mee dat ik uw klacht over het optreden van politie Twente als ongegrond heb aangemerkt.
Ik heb mijn beslissing genomen op basis van het resultaat van het onderzoek dat als volgt kan worden aangemerkt.
Volgens u bemoeide één met name genoemde wijkagent zich te veel met u. Zo zou deze wijkagent allerlei pogingen doen om te voorkomen dat u een woning in Almelo toegewezen kreeg. U bent van mening dat de wijkagent uit uw buurt moet blijven en dat uw huidige situatie, uw gezin en uw pogingen om te verhuizen hem niet aangaan.
Algemene opmerking
De politie en een aantal zorginstellingen hebben de afgelopen jaren zeer veel bemoeienis gehad met u en uw gezin.
In eerste aanleg is gekeken of een bemiddeling in deze klacht mogelijk was, met het doel om u de werkwijze van de wijkagent te verklaren. De bemiddelaar kwam echter tot de conclusie dat een bemiddeling in deze geen zin had. Deze klacht zal dan ook via de formele procedure worden afgedaan.
Uit uw klacht en het gesprek dat u had met de klachtonderzoeker bleek dat u woonachtig bent in Hengelo en u door de woningstichting in Almelo een woning zou zijn toegezegd. Volgens u had de wijkagent L.- op het moment dat hij kennis nam van het feit dat u een woning in Almelo zou worden toegewezen - er voor gezorgd dat deze toewijzing niet door ging. Dit omdat L. problemen verwachtte in zijn wijk. De wijkagent zou u ook hebben gedreigd allerlei instanties te informeren over u, als u de verhuizing zou doorzetten. Hij had daarvoor onder andere de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugd en Gezin, SPD en het RIDA (een vorm van dagopvang) benaderd om te verhinderen dat u naar Almelo kwam.
Ook had de wijkagent met de RIDA de afspraak gemaakt dat voor u hulp in Hengelo zou worden gezocht en had hij een jeugdagent uit Hengelo 'op uw dak gestuurd'.
Tijdens uw bezoeken aan Almelo was u meerdere malen benaderd door de wijkagent die u dan vertelde dat u niet in Almelo moest zijn, maar bij uw man en zoontje in Hengelo. Als u dat niet deed, zou hij er voor zorgen 'dat u uw zoontje zou kwijtraken'.
U vond dat de wijkagent 'bij u uit de buurt moest blijven' en zich niet verder met uw leven moest bemoeien. Uw huidige situatie, uw gezin en uw pogingen om naar Almelo te verhuizen, gingen hem niet aan. Hij zou zich alleen als wijkagent moeten opstellen en zijn werk moeten doen. Ook zou de wijkagent naar de woningstichting moeten gaan om de 'zaken weer recht te zetten' zodat u opnieuw een woning zou kunnen worden toegewezen.
De wijkagent L. deelde de klachtonderzoeker mee dat hij al geruime tijd bekend was met uw problematiek. De wijkagent had geregeld contact met u en uw contactpersoon bij het RIDA. Het was de wijkagent bekend dat u voornemens was om naar Almelo te verhuizen en dat u daarbij diverse zorginstellingen benaderde.
De wijkagent had schriftelijk toestemming van u gekregen om met deze zorginstellingen in een multidisciplinair overleg over u te spreken. Na het overleg had hij u uitleg gegeven over wat er daarbij besproken was en had u een afschrift ontvangen van de notulen. Daaruit bleek dat de woningstichting afzag van de woningtoewijzing. U had laten weten 'daar niet blij mee te zijn'.
Het geheel overziende ben ik van mening dat de handelwijze van deze wijkagent hem werd ingegeven door zorg voor zijn wijk en dat er beslist geen sprake was van persoonlijke grieven in uw richting. Hij had uw toestemming en handtekening om in het multidisciplinair overleg over u te spreken en hij had de uitkomsten daarvan naar u teruggekoppeld.
(…)
De doelstelling van het multidisciplinair overleg tussen de sociale partners was ook de onderlinge informatie-uitwisseling, in verband met uw situatie, die klaarblijkelijk zorg en begeleiding nodig heeft.
Ik heb daarom de klacht als ongegrond aangemerkt."
B. Standpunt verzoekster
Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder Klacht.
C. Standpunt korpsbeheerder
1. In reactie op verzoeksters klacht berichtte de korpsbeheerder bij brief van 9 september 2002 onder meer het volgende:
"Als reactie (…) zend ik u hierbij een rapportage opgemaakt door H., contactpersoon van de politie Twente voor de Nationale ombudsman.
Ik onderschrijf datgene wat door hem in deze rapportage is verwoord."
2. Het door H. opgestelde rapport d.d. 9 september 2002 hield onder meer het volgende in:
"Naar aanleiding van het schrijven van de Nationale ombudsman (…) inzake de klacht van (verzoekster; N.o.) te Almelo (…) verklaar ik,
H., inspecteur van politie, werkzaam bij het Bureau Interne Zaken van de stafafdeling Korpsleiding van de regiopolitie Twente, het volgende.
Verzoekster klaagt over de wijze waarop de politiefunctionaris L., in zijn functie als wijkagent, haar vanaf 2000 heeft lastiggevallen door zich met haar privé-leven te bemoeien.
Als reactie op de klacht heeft de wijkagent L. - op ambtseed - een rapport opgemaakt wat is bijgevoegd en waarnaar ik verwijs.
Uit dit rapport blijkt dat de wijkagent - naar aanleiding van de oorspronkelijke klacht - nadien nog contact heeft gehad met verzoekster en de kwestie met haar had uitgesproken. Daarbij werd tevens de afspraak gemaakt dat wanneer er zich problemen voor zouden doen, verzoekster contact met de wijkagent L. op kon blijven nemen.
Dit wordt ondersteund door twee bijgevoegde vrij recente mutaties uit het door de politie Twente gebruikte Bedrijfsprocessen systeem (BPS), d.d. 23 januari 2002 (02-006634) en 13 maart 2002 (02-020440) waaruit blijkt dat juist verzoekster uitdrukkelijk vraagt naar de wijkagent L.
Voorts blijkt uit een bijgevoegd overzicht van mutaties die betrekking hebben op verzoekster, de bemoeienissen die diverse medewerkers van de politie Twente met haar hebben gehad vanaf 1 januari 2000 tot heden.
Uit dit overzicht blijkt dat er weliswaar af en toe wordt verwezen naar de wijkagent L. wat ook vanuit het oogpunt van doelmatigheid naar mijn mening verklaarbaar is - maar dat ook vele andere medewerkers bemoeienissen met haar hebben gehad.
De initiatieven om contact op te nemen met de politie liggen veelal juist bij verzoekster of bij anderen die in meer of mindere mate overlast ondervinden van gedragingen van verzoekster.
Nergens blijkt enige grond voor de insinuatie van verzoeksters raadsman dat 'de hatelijke opmerkingen en vermaningen meer door persoonlijke grieven lijken te worden ingegeven'. In tegendeel, naar mijn mening kan met eerdere genoemd overzicht ook de stelling van de raadsman dat het 'onjuist is dat de politie zoveel bemoeienis met cliënte en/ of haar gezin heeft gehad' in voldoende mate worden weerlegd.
De raadsman van verzoekster verzoekt de Nationale ombudsman te bevorderen dat de politie Twente en met name de wijkagent L. zich van verdere inbreuken op de levenssfeer van verzoekster onthoudt.
Het lijkt mij dan ook wenselijk - om aan deze uitdrukkelijke wens tegemoet te kunnen komen - dat verzoekster in ieder geval vanaf heden zelf geen contact meer opneemt met de wijkagent L. en haar zorgvragen bij de nadere instellingen c.q. haar raadsman deponeert. Zonodig kan er vanuit die instellingen dan gericht contact worden opgenomen met de politie Twente.
De wijkagent heeft dan ook in zijn rapport reeds vermeld dat hij vanaf zijn kant het contact met verzoekster zal verbreken.
Dit laat natuurlijk onverlet dat indien derden een beroep doen op de politie Twente in verband met de persoon van verzoekster hier op de gebruikelijke wijze mee zal worden omgegaan.
Voorts ben ik van mening dat in de klacht - zoals deze is ingediend bij de Nationale ombudsman - geen nieuwe feiten bekend zijn geworden die een andere beoordeling door de korpsbeheerder zouden rechtvaardigen."
3. Bij het onder punt C1. genoemd schriftelijk stuk was de volgende verklaring van betrokken ambtenaar L. gevoegd. Deze verklaring hield onder meer het volgende in:
"Geruime tijd ben ik bekend met de problematiek van (verzoekster; N.o.). (Verzoekster; N.o.) is getrouwd geweest met R., wonende Bi-straat te Almelo. In de periode van scheiding is er veel ruzie en onenigheid geweest. (Verzoekster; N.o.) maakte zich regelmatig schuldig aan vernielingen, beledigingen en bedreigingen. Dit tot grote overlast in de buurt. Als wijkagent heb ik toentertijd proces-verbaal opgemaakt (1996).
Uit het huwelijk van R. en (verzoekster; N.o.) zijn twee kinderen geboren. Een dochter is in pleeggezin geplaatst en zoon woont nog steeds bij vader.
2000 begon de overlast opnieuw (dreigen tussen ex echtelieden wederom) bezoekregeling, nadrukkelijk aanwezig op de school van zoon, zoon bedreigen, e.d.
(Verzoekster) is inmiddels verhuisd naar Hengelo. Zij is getrouwd met Kr. Beiden hebben inmiddels een zoon.
(Verzoekster) komt (woont!!!) - is regelmatig in Almelo. Rida contactpersoon V.
Vader Kr. ziektewet en zorgt nu voor kind van 2 jaar.
N.a.v. de overlast heeft rapporteur contact gezocht met V. V. is werkzaam bij RIDA en treedt op als contactpersoon van (verzoekster; N.o.).
Mij werd bekend dat (verzoekster; N.o.) voornemens is om naar Almelo te verhuizen.
Het is rapporteur bekend dat (verzoekster; N.o.) 'shopt' bij diverse organisaties:
Voorgesteld en toestemming van haar gekregen om met organisaties te mogen praten.
Hiervoor is door klaagster een handtekening gezet. V. van RIDA was hierbij aanwezig. Multidisciplinair overleg gevoerd (…).
Rapporteur heeft (verzoekster; N.o.) uitleg gegeven over wat besproken is binnen het multidisciplinair overleg.
Een afschrift heeft zij tevens ontvangen. Zij is niet blij met de beslissing van BW (de woningstichting; N.o.).
(…)
Rapporteur had reeds verwacht dat (verzoekster; N.o.) zal gaan klagen. Rapporteur heeft vervolgens een journaal opgestart waarin de nodige overlast staat beschreven.
Ik vind het zeer onterecht dat (verzoekster; N.o.) klaagt over mijn werkwijze. Met haar zijn afspraken gemaakt, welke zij niet nakomt.
Gezien het vorenstaande en mede dat ik en mijn familie bedreigd word door (verzoekster; N.o.) zal ik niet meer met haar of haar advocaat in gesprek gaan."
4. Bij de onder punt C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was een rapport van betrokken ambtenaar L. d.d. 5 september 2002 gevoegd. In dit rapport verklaarde betrokken ambtenaar L. onder meer het volgende :
"(Verzoekster; N.o.) geeft aan dat zij op een onheuse wijze door mij wordt bejegend. Dit vind ik vreemd daar (verzoekster; N.o.) uit zichzelf contact opneemt met rapporteur, in het wijkservicepunt "De Schoppe" te Almelo. De klacht die toen gedaan is, heeft ze met mij uitgesproken. We hebben elkaar zelfs nog de hand gedaan en afspraken gemaakt, dat wanneer er wederom problemen zouden voordoen, rondom haar zoon J. en haar ex man, zij contact met mij kon nemen.
Het voornoemde wordt bevestigd bij enkele andere rapportages, waarbij (verzoekster; N.o.) contact met mij wil.
Tevens wil ik opmerkingen plaatsen rondom de brief van haar advocaat aan de Nationale ombudsman gericht.
a. het klopt dat ik de spin in het web ben mbt het organiseren van netwerken. Het is mij bekend dat het privacyreglement van toepassing is. Ik heb van (verzoekster; N.o.) toestemming gekregen om over haar te praten in een netwerk. Haar hulpverlener van de RIDA, V., kan dit bevestigen.
b. Advocaat geeft aan dat het onjuist is dat de politie zoveel bemoeienis heeft gehad met (verzoekster; N.o.), danwel haar gezin. Ten tijde van het wonen in Almelo zijn er meerdere mutaties van het gezin. Ik heb haar nimmer in het openbaar aangesproken en haar verzocht thuis te blijven om de zorg voor haar zoontje op zich te nemen. Zoals ik reeds heb gerelateerd neemt zij zelf contact met mij op.
c. In mijn 13-jarige loopbaan als wijkagent ben ik nog nimmer beschuldigd dat ik te ver doorschiet in mijn 'zorg voor de wijk' en inbreuk maak op privacy. Ik ontken derhalve dat ik hatelijke opmerkingen maak en nu een rancune heb tegen (verzoekster; N.o.). Ik stel mij absoluut niet onheus op.
Het lijkt mij verstandig om vanaf heden het contact met (verzoekster; N.o.) te verbreken, zodat er volgens het schrijven van de advocaat geen inbreuk op haar levenssfeer wordt onthouden.
In de brief van de advocaat wordt aangegeven dat zij veel hulp van zorginstellingen heeft. Van deze instellingen heb ik nimmer iets gehoord en het lijkt mij dan nu ook wenselijk dat (verzoekster; N.o.) bij problemen binnen het gezin die instanties benadert."
5. Bij de onder punt C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was een mutatie van 23 januari 2003 opgesteld door betrokken ambtenaar L. gevoegd. Deze mutatie hield onder meer het volgende in:
"21:21 23-JAN-02 gemuteerd op: 17:20 02-FEB-02
Hulpverl.burger
rap. : L.
loc. : ALMELO
1. AANGEVER : (Verzoekster; N.o.)
adres : T-straat te Almelo
2. BETROKKENE : R. (ex-man van verzoekster; N.o.)
adres : Bi-straat te Almelo
3. BETROKKENE : J. (meerderjarige zoon van verzoekster; N.o.)
adres : Bi-straat te Almelo
n.a.v. mutatie deelt rapp. mede dat hierin geen actie dient te worden ondernomen.
Moeder (be. 1) woont niet op T-straat echter is onlangs in Almelo komen wonen (via rechterlijke procedure) aan de W-straat (niet zeker) Rapp. en jeugdagent hebben duidelijke afspraken met vader zoon (be. 2 en 3) . Zij houden zich niet aan afspraken.
Dit is door rapp. aan be. 3 duidelijk aangegeven. Alle 3 hebben veel problemen, echter zijn aan het "shoppen".
Moeder staat onder behandeling van geestelijke gezondheidszorg."
6. Bij de onder punt C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was een mutatie van 13 maart 2002 gevoegd. Deze mutatie hield onder meer het volgende in:
"13:48
Jeugdzorg
13-MRT-02 gemuteerd op: 13:49 13-MRT-02
rap. : Ha.
loc. : Almelo
1. BETROKKENE : (Verzoekster; N.o.)
adr. : P-straat te Almelo
2. BETROKKENE : Kr. (huidige echtgenoot van verzoekster; N.o.)
adr. : P-straat te Almelo
3. BETROKKENE : J.
adr.: Bi-straat te Almelo
4. BETROKKENE : R.
adr. : Bi-straat te Almelo
Kwam (verzoekster; N.o.) aan het wijkcentrum op zoek naar L. Haar medegedeeld dat hij niet aanwezig was maar desondanks toch even haar verhaal aangehoord.
Blijkt dat (verzoekster; N.o.) en R. en ?J.? gisteren 12-03-2002 een gesprek hebben gehad met verb L.
Hierin zijn bepaalde afspraken gemaakt en (verzoekster; N.o.) kwam dus vandaag al haar gevoel uiten dat J. zich niet aan die afspraken zal gaan houden en reeds een van de gemaakte afspraken had geschonden.
(Verzoekster; N.o.) wist te melden dat zij hedenochtend contact had gehad met maatschappelijk werk aan de B-straat. Zij heeft telefonisch gesproken met een vrouwelijk personeelslid. Zij wist haar naam niet meer. J. had daar gisteren omstreeks 15.30 uur moeten verschijnen ivm ingevulde papieren van de stadsbank met betrekking tot zijn schulden. Volgens moeder is hij daar dus niet geweest. (Verzoekster; N.o.) is dus bang dat heel veel mensen zich nu weer om J. gaan bekommeren maar dat men stank voor dank krijgt. J. zou voor het invullen van deze formulieren naar het Pluspunt aan de O-straat gaan. Hij gaf te kennen aan zijn moeder, (verzoekster; N.o.), dat hij dit niet zou redden ivm de tijd tussen de afspraak op het pluspunt en die bij het maatschappelijk werk aan de B-straat. Derhalve heeft (verzoekster; N.o.) dit karwei voor hem opgeknapt en hem later die dag omstreeks 15.30 uur de papieren van de Stadsbank weer teruggegeven. Toen (verzoekster; N.o.) toen tegen haar zoon zei: En nou maken dat je naar het maatschappelijk werk komt, had deze geantwoord met: 'Ik ga niet naar maatschappelijk werk, ik ga nu naar de Bi-straat om kleren te halen en kom daarna naar de P-straat.'
Overigens heeft (verzoekster; N.o.) haar zoon wel voor twee weken t/m 26-03-2002 in huis genomen. Dit om zaken te regelen en evt andere huisvesting te vinden.
Verder wist (verzoekster; N.o.) te vertellen dat er met R. de afspraak was gemaakt dat hij zijn huisarts, Ho., zou bellen ivm de problematiek omtrent hemzelf en zijn zoon. Schijnbaar heeft hij dat niet gedaan. Terwijl (verzoekster; N.o.) in het wijkcentrum was belde R. met haar. Verb heeft even met R. gesproken en deze vertelde hem dat hij hedenmiddag, 13-03-2002, weer zou proberen de huisarts te bellen. Hij was er volgens eigen zeggen gisteren niet door gekomen.
Verb L. zal door verb in kennis worden gesteld."
7. Bij de onder punt C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was de op 3 oktober 2000 opgestelde mutatie bijgevoegd. Deze mutatie hield onder meer het volgende in:
"17:36
Jeugdzorg
03-OKT-00 gemuteerd op: 17:37 03-OKT-00
rap. : Bo.
loc. : Hengelo
1. BETROKKENE : Kr.
adr. : M-straat te Hengelo
2. BETROKKENE : (Verzoekster; N.o.)
adr. : M-straat te Hengelo
3. BETROKKENE : Kr2. (minderjarige zoon van verzoekster; N.o.)
adr. : M-straat te Hengelo
Is rapp op verzoek van de wijk en jeugdagent L. en So. te Almelo gegaan naar genoemd adres. Op dit adres is woonachtig (het huidige gezin van verzoekster; N.o.). (Verzoekster; N.o.) moeder van het 2 jarige kindje is volgens melding weinig thuis en verblijft veelal in Almelo alwaar haar roots liggen.
Genoemde coll maken zich nu zorgen om het kind van (verzoekster; N.o.). (Rapp heeft daarom een bezoek gebracht aan genoemd adres. In de woning waren aanwezig vader Kr. en het twee jarige zoontje Kr2.
Kr2. liep nog in de pyjama terwijl het midden op de dag was. De woning zag er schoon uit. Vader deelde rapp mede dat men bezig was met het verhuizen naar Almelo omdat (verzoekster; N.o.) niet kon wennen in Hengelo.
Dit was tot op heden niet gelukt omdat de fam. failliet verklaard is.
Via de gemeente Hengelo en Almelo zou een en ander nu geregeld zijn en zal men als het voor het gezin mee zit snel kunnen verhuizen.
Ze hadden al een woning op het oog in de K-straat te Almelo. Dit zou alleen nog vast zitten op een intern overleg tussen de woningbouw en de politie. Dat (verzoekster; N.o.) veel in Almelo verblijft komt omdat ze elke dag naar het RIDA gaat (regionaal instituut dagbehandeling Almelo.). Om reisgeld te sparen verblijft (verzoekster; N.o.) dan bij vrienden.
Kr2. zag er bij ons bezoek verder goed verzorgd uit. Wel moet worden opgemerkt dat hij alleen nog maar brabbelt en geen enkel woordje uit kan brengen."
8. Bij de onder punt C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was de op 30 september 2001 opgestelde mutatie bijgevoegd. Deze mutatie hield onder meer het volgende in:
"01-071070 Eigen waarneming 22:21 30-SEP-01 gemuteerd op: 22:21 30-SEP-01 Buren/relatie probl.
rap. H2.
loc. HENGELO OV
M-STRAAT
1. BETROKKENE : (verzoekster; N.o.)
adr. M-STRAAT te HENGELO OV
2. BETROKKEN : J.
adr. BI-STRAAT te ALMELO
Belde (verzoekster; N.o.) om zich te beklagen over het gedrag van haar zoon J. die bij zijn vader (de ex van (verzoekster; N.o.)) in Almelo woont in de Bi-straat. Volgens (verzoekster; N.o.) had J. haar geslagen en moesten wij de vader van J. wakker maken om J. op zijn gedrag aan te spreken. Echter voordat een oplossing kon worden besproken werd de verbinding verbroken. (Verzoekster; N.o.) was aardig overstuur, maar wilde geen aangifte doen."
9. Bij de onder C1. genoemde reactie van de korpsbeheerder was het volgende journaal van de dag gevoegd. Dit journaal hield onder meer het volgende in:
"Journaal vanaf : 19-08-2001
19-08-2001 2e journaal geopend ivm terugkerende problemen.
13:41 20-APR-01 gemuteerd op: 13:41 20-APR-01
Heeft rapp. ivm het feit dat J. op 25/04/01 de keuring voor de militaire dienst heeft hierover contact gehad met hem. Hij gaf aan, te hopen, dat hij een baan kreeg in het leger. Het leek hem niet alleen leuk werken maar hij gaf aan ook weg te zijn van de problemen Hij vertelde rapp dat zijn moeder, (verzoekster; N.o.), zijn vader R. en hem weer regelmatig lastig viel. Volgens hem fietste moeder veel in de buurt van hun huis. Moeder belde regelmatig op en vroeg vader waar om de auto wel, dan wel niet voor ing had ge dus zichten gehad. Het zou volgens hem niet lang meer duren dat vader geheel doordraaide.
Volgens J. woonde moeder nu op het adres T-straat, alhier. Op dit adres had zij volgens hem reeds eerder gewoond. Zij zou niet meer in Hengelo (ov) wonen. Haar man (Kr.) zou alleen voor het kind zorgen.
Volgens afd. bevolking gem. Almelo heeft (verzoekster; N.o.) zich in november 1997 uit laten schrijven van het genoemde adres. Het is dus mogelijk dat zij daar weer woont. Rapp. spreekt, dan wederom de zorg uit naar de baby in Hengelo (Ov). Rapp. zal hiervoor een vinger aan de pols houden.
15:42 18-JUL-01 gemuteerd op: 15:44 18-JUL-01
rap.: So.
1. VERDACHTE : (Verzoekster; N.o.)
2. BETROKKENE : J.
Kreeg rapp. een SMS bericht van J. waarin hij aangaf, dat hij weer door (verzoekster; N.o.) lastig werd gevallen. In het SMS gaf hij aan, dat hij autorijles neemt bij de firma US. (Verzoekster; N.o.) zou contact leggen met US en slecht over hem praten.
(Verzoekster; N.o.) belde dat zij afgelopen morgen weer werd lastig gevallen door haar ex R.. Hij zou haar vanmorgen gebeld hebben en daarna om 08.00 uur bezocht hebben aan de M-straat. R. zou haar hebben willen slaan. Er zijn de laatste tijd steeds meer meldingen omtrent deze personen. Wij kunnen niets voor haar doen. Waarschijnlijk klopt (verzoekster; N.o.) de zaak nogal op. Zij maakt een overspannen indruk.
Haar geadviseerd dat zij ons kan bellen als R. problemen bij haar maakt. Dit zou zij doen.
Eigen waarneming
12:10 10-AUG-Ol gemuteerd op: 12:11 10-AUG-Ol
Ov.hulpverlening
rap.: E.
loc.: ALMELO
1. BETROKKENE : Ve.
2. BETROKKENE : R.
3. BETROKKENE : Ja.
4. BETROKKENE : Ste
5. BETROKKENE : (verzoekster; N.o.)
Betrokkene l t/m 4 kwamen aan het buro klagen over het gedrag van (verzoekster; N.o.). Ze worden telefonisch lastig gevallen en bedreigd. Men wil dat hier een einde aan komt. Er zal overleg worden gepleegd met de wijkagent hoe dit aangepakt kan worden.
15-08-01 L.
J. komt op de WSP en geeft aan dat hij de bedreigingen en overlast weer spuugzat is. Op de GSM van vader zijn bedreigingen geuit. Ook hebben anderen gehoord dat (verzoekster; N.o.) bedreigingen uit naar rapp. en zijn gezin.
Vader zou worden bedreigd door zijn ex. (Verzoekster; N.o.) geeft aan via de telefoon. Als er geen contact wordt opgenomen, dan zal de auto van vader R. worden vernield.
J. wordt ook gemaild dat wanneer hij geen contact opneemt met zijn moeder hij door anderen in elkaar geslagen wordt. Ook zou J. met een hoer omgaan. Vader heeft ook steeds problemen dat er een valse aangifte tegen hem gedaan is.
Rapp. merkt op dat er net een klacht is afgedaan (ongegrond) door (verzoekster; N.o.) tegen rapporteur. Rapp. zal bekijken wat de beste mogelijkheid is om de overlast te doen ophouden.
20-08-01 11.00 uur L.
Rapp. heeft gesproken met vader en zoon. Men ondervindt zoals voornoemd ontzettend veel overlast. Afspraak met vader gemaakt dat alle telefoontjes en contacten door vader genoteerd zullen worden. Zijn er strafrechtelijke zaken dan zal pv worden opgemaakt. Rapp. zal een afspraak op persoon (verdachte in deze maken) .
28-9-01 10.00 uur L.
Bij BW. gesprek gevoerd met Bee. en J. nav uitspraak rechtbank. (Verzoekster; N.o.) zal naar Almelo komen. BW. overweegt om in hoger beroep te gaan en wenste info. J. heeft deze gegeven. Vader kon niet daar hij les heeft op het Thorbeckecollege. Rapp. is van mening dat wanneer (verzoekster; N.o.) in Almelo zal komen de overlast van haar gedrag zal toenemen en ergere vormen zal aannemen. Diverse wijkbewoners zijn niet blij met de uitspraak van justitie.
J. overhandigde een brief met daarop geschreven tekst (via E-mail)
Ik wil dat je vanavond hier direct komt dan vertel ik wel meer niet aan de telefoon anders kom ik naar jou toe op school.
Vader heeft 26 telefoontjes ontvangen in 15 dagen tijd. Zij zullen mogelijk een straat en contact verbod aanvragen. (Verzoekster; N.o.) verblijft mogelijk bij fam. Sp., T-straat en of R-straat.
23 oktober 2001 14.00 uur L.
Gesprek gehad met 8 personen, waaronder; J., R., KL2, Ja, Bee. (BW.), en Ste.
Voor enkele emotioneel. Opmerking werd gegeven : "Ik sla haar dood".
Telefoon van Ve. E-mail: (…) met tekst: Ik wil niet dat jullie steeds J. tegen mij opzet hm. vertel mij dat en hem zijn gang laat gaan.
afz. (verzoekster; N.o.)
Telefoon J. E mail: (…) met text Zoals je de laatste keer hebt gezegd moet laten zien dat je voor niemand bang bent en dat je doet moet je laten 21-10-2001 afzender hoer
2e text Wat je zelf wilt laat het bewijs dat eens zien dat je voor niemand bang bent en dat je doet
Rapp. heeft afspraken gemaakt over hoe de problemen aan te pakken. Er is afgesproken dat er niet meer gewaarschuwd wordt naar (verzoekster; N.o.). Wanneer er sprake is van een strafbaar feit. Aangifte zal worden gedaan.
BW. dient (verzoekster; N.o.) een woning aan te bieden. Dit nav. een kort geding hetgeen BW. heeft verloren. Rapp. verwacht veel problemen als (verzoekster; N.o.) in Almelo komt te wonen."
D. Reactie verzoekster
Bij fax van 13 november 2002 schreef de advocaat van verzoekster onder meer het volgende:
"Kliente is van oordeel dat het gros van de overgelegde mutaties niets met de klacht te doen hebben en zij wenst niet per mutatie zaken te weerspreken.
Met betrekking tot de mutaties van 23 januari 2002 en 13 maart 2002 merkt cliënte op dat er door haar ex-echtgenoot een afspraak was gemaakt met de gewraakte wijkagent. Cliënte had geen andere keus dan toch met hem in gesprek te gaan, omdat hij het aanspreekpunt was. In het eerste gesprek deed de wijkagent opvallend vriendelijk en hij bood zelfs nog zijn excuses aan voor de zaken uit het verleden.
Op 13 maart 2002 moest cliënte nogmaals, zij het met tegenzin, met de wijkagent in gesprek, omdat het een vervolg op de vorige bespreking betrof.
Uit de mutatie d.d. 3 oktober 2000 blijkt zonneklaar dat de wijkagent wel een jeugdagent op haar dak heeft gestuurd om zich met de privé-zaken te bemoeien. Bezorgd zijn gaat in casu wel heel ver.
Ook nu nog schijnt de wijkagent achter de rug van cliënte om nog inlichtingen over haar in te winnen. Ook wil hij weten hoe vaak ze naar de Rida gaat en zo verbiedt hij de zoon en de ex van cliënte om bij haar in de straat te komen.
Cliënte meent dat de politie in deze wel heel makkelijk de verwijten van zich werpt. Op papier wordt het contact tussen de wijkagent en cliënte verbroken. Cliënte zal zich hier zo goed mogelijk aan houden, maar zijdens de wijkagent lijkt het nog niet zo te lukken.
Ondanks de getoonde mutaties gaat het sinds de verhuizing naar Almelo redelijk goed met cliënte. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze opgaande lijn onderbroken wordt door het gedrag van de wijkagent en cliënte handhaaft haar klacht ten volle.
Tenslotte zij nog vermeld, dat zich bij de stukken geen schriftelijk bewijs bevindt waaruit kan blijken dat cliënte wijkagent toestemming had verleend voor het multidisciplinair overleg."
E. Reactie korpsbeheerder
Een namens verzoekster op 16 oktober 2000 ondertekende volmacht door V. van het RIDA en betrokken ambtenaar L.:
"Hierbij geef ik aan wijkagent L. de toestemming om vrij over mij en mijn gezinssituatie te kunnen praten. Ook kunnen de andere partners o.a. psychiater Sor., consultatiebureau, Sociaal Pedagogische Dienst, RIDA, Woningstichting BW. vrij spreken."
F. Nadere vragen aan de korpsbeheerder
Op 13 januari 2003 vroeg een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman aan de contactambtenaar van het regionale politiekorps Twente wanneer het regionale politiekorps Twente deelneemt aan een multidisciplinair overleg. Als antwoord ontving de Nationale ombudsman een interne brochure "Politie in de wijk en PRIVACY" waarin onder meer het volgende staat genoteerd:
"Algemeen
(…)
De politie krijgt bij haar werkzaamheden in wijk en buurten te maken met problemen waarbij de hulp van andere instellingen onontbeerlijk is. Denk hierbij aan een gemeentelijke instelling, het sociaal maatschappelijk werk, een huisarts, een woningbouwvereniging of het onderwijzend personeel. Alhoewel het initiatief niet van de politie zelf hoeft uit te gaan, is het logisch dat bij deze contacten een uitwisseling van (persoons)gegevens noodzakelijk is. De politieambtenaar heeft echter te maken met de geheimhoudingsplicht en de Wet Politieregisters. Dit roept in de praktijk vragen op.
Een verstrekking van informatie kan alleen overwogen worden als de politie de enige bron is voor de betrokkene om in rechte voor de eigen belangen op te komen. (…)
Hoe werkt het?
Aan de hand van een vierstappenplan kun je beoordelen of het verstrekken van informatie is toegestaan. (…)
Stap 1 Wat is het doel van de informatieverstrekking
Informatie kan alleen verstrekt worden als het doel is preventie van crimineel gedrag of hulpverlening. Onder hulpverlening verstaan we sociale hulpverlening. (…) Als het verstrekken van de informatie een ander doel heeft dan hulpverlening of preventie kan geen informatie worden verstrekt!
Stap 2 Aan wie wordt de informatie verstrekt
(…)
Wet Politieregisters
Deze wet kent zoals men noemt een 'gesloten verstrekkingenregime'. Dat betekent dat aan anderen dan in wet genoemd, geen persoonsgegevens uit een politieregister mogen worden verstrekt. Zogenaamde 'strategische partners', zoals gemeentelijke instellingen, woningbouwverenigingen en huisartsen, staan niet in de Wet Politieregisters genoemd. Dit betekent dat de politie aan hen op die grond geen informatie mag verstrekken. In zo'n geval moeten we echter kijken naar artikel 30 van de Wet Politieregisters. Dit artikel geeft namelijk de mogelijkheid om toch informatie over personen te verstrekken als het noodzakelijk is voor de politietaak. Nadrukkelijk moet dan gekeken worden naar de NOODZAAK voor de politietaak. Dat is iets anders dan ergens voordeel van hebben.
Stap 3 Proportionaliteit en subsidiariteit
Voordat je informatie verstrekt moet je nagaan of de ontvanger deze gegevens echt nodig heeft voor zijn werk en of hij/zij niet op een andere wijze aan de informatie kan komen.
TEN EERSTE: Er mogen niet meer gegevens worden verstrekt dan strikt noodzakelijk is. Dit heet proportionaliteit.
Om dit inzichtelijker te maken kun je informatie indelen in 5 soorten:
* Incidentgegevens;
* NAW-gegevens (Naam Adres Woonplaats);
* Antecedentgegevens;
* Achtergrondinformatie;
* Combinatie van bovenstaande gegevens.
TEN TWEEDE: Het doel moet niet op een andere, voor de privacy van de betrokkene minder ingrijpende, manier kunnen worden bereikt. Dit is subsidiariteit. Uit de subsidiariteitsvereiste kan voortvloeien dat een politieambtenaar als getuige opgeroepen wordt. (…)
Stap 4 Beveiliging
Convenant
Als je informatie kunt verstrekken is het meest veilig om dit te doen in netwerken waarvoor een convenant of samenwerkingsovereenkomst is opgesteld. Hierin kunnen duidelijke afspraken worden gemaakt ten aanzien van het doel van de samenwerking het verstrekken en vastleggen van de politie-informatie en het gebruik hiervan door de hulpverleners. (…)
Zorgvuldigheid
De uit de politieregisters afkomstige persoonsgegevens mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor deze zijn verstrekt. Daarna moeten ze worden vernietigd. Dit moet ook tegen de ontvanger worden gezegd. De gegevens mogen geen eigen leven gaan leiden. De ontvanger moet bovendien weten dat de geheimhouding op de informatie blijft bestaan en dat dit ook voor hem/haar geldt. De informatieverstrekking kan het beste geschieden in persoon. Het liefst niet telefonisch. Schriftelijk informatie verstrekken kan slechts in enkele situaties. (…)
Alle verstrekkingen van persoonsgegevens aan derden moeten worden vastgelegd. Het is gebruikelijk dat het wordt vastgelegd in het register waaruit de gegevens gehaald worden. (…)
(…)
Periodiek wijkoverleg
In veel gevallen is de politie deelnemer in zogenaamde 'sociale' overlegvormen, waarin onder andere het maatschappelijk werk, kruisverenigingen en huisartsen deelnemen. Wat mag de politie in dergelijke overlegvormen aan informatie verstrekken?
Er is sprake van de politietaak (preventie van crimineel gedrag) (stap 1), als de grondgedachte voor het overleg elkaar informeren is om een probleem in die wijk op te lossen of om een hulpverlener te wijzen op een voor hem/haar onveilige situatie. Dit betekent dat een verstrekking op grond van artikel 30 (…) tot de mogelijkheden behoort. Elke verstrekking in zo'n vergadering moet nauwkeurig afgewogen zijn, op grond van de beschreven stappen 2 en 3. Elk 'geval' is anders, hetgeen betekent dat het doen van mededelingen geen automatisme mag worden. Per geval dient afgevraagd te worden of het noodzakelijk is dat de politie de (persoons)informatie verstrekt, of dat het doel ook op een andere wijze kan worden bereikt (stap 3). Bij een uiteindelijke verstrekking moet het voor de partners duidelijk zijn dat er op de informatie geheimhouding rust (stap 4).
Voorbeeld
Als er voor een probleemgezin een hulpverleningsplan wordt opgesteld, zal alle relevante informatie uitgewisseld moeten worden. Hierbij kan ook de informatie over het gezin bij de politie van belang zijn. Te denken valt hierbij aan informatie over familieleden en bekenden die naar de mening van de politie een slechte invloed hebben op het gezin. Deze gegevensverstrekking is dan ook verdedigbaar. (…)"
G. horen betrokken ambtenaar
Op 28 mei 2003 verklaarde de betrokken ambtenaar L. tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"Ten aanzien van de volmacht gedateerd 26 oktober 2000 verklaar ik als volgt. (Verzoekster; N.o.) was van de volmacht op de hoogte. Zij was bij de ondertekening daarvan aanwezig. Ik weet niet zeker of de heer V., medewerker van de Regionale Instelling Dagopvang Almelo en Omstreken, in opdracht van (verzoekster; N.o.) de volmacht heeft ondertekend óf dat de heer V. met haar medeweten zijn handtekening heeft geplaatst. Ik kan nu niet met zekerheid verklaren van wie de handtekening is onder de naam van (verzoekster; N.o.). Ik heb gedurende mijn loopbaan als ambtenaar van politie niet eerder een volmacht opgesteld. Aangezien het om (verzoekster; N.o.) ging en het een hulpverleningstaak (zie Achtergrond, onder 3.) van de politie betrof, vond ik het nodig om een volmacht op te stellen.
Verder verklaar ik dat de woning van de heer R., de ex-echtgenoot van (verzoekster; N.o.), in mijn wijk is gesitueerd. Nadat de rechter had bepaald dat (verzoekster; N.o.) een woning in Almelo toegewezen moest krijgen, was niet bekend of haar een woning in mijn wijk zou worden toegewezen. U vraagt mij of de woning van (verzoekster; N.o.) in mijn wijk is. Ik antwoord dat dit niet het geval is."
H. Nadere vragen aan de korpsbeheerder
1. Een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman stelde gedurende de telefoongesprekken op 13 mei 2003 en 23 april 2003 met de privacy-officer van het regionale politiekorps Twente de vraag of het regionale politiekorps Twente ten tijde van de door verzoekster beklaagde gedragingen van het regionale politiekorps Twente een convenant had met die instellingen dan wel personen die in de volmacht d.d. 26 oktober 2000 zijn weergegeven.
2. Gedurende de telefoongesprekken op 13 mei 2003 en 20 juni 2003 deelde de privacy-officer van het regionale politiekorps Twente aan de medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman mee dat de bevoegdheid om met de in de volmacht d.d. 26 oktober 2000 bedoelde instellingen dan wel personen over verzoekster te praten ligt besloten in artikel 30 van de Wet Politieregisters (zie Achtergrond, onder 4.). Voorts deelde de privacy-officer mee dat er geen sprake is van een convenant tussen de in de volmacht d.d. 26 oktober 2000 bedoelde instellingen dan wel personen.
Achtergrond
1. Artikel 2 van de Politiewet 1993 (van kracht op 26 oktober 2000):
"De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven."
2. Artikel 30, eerste lid, van de Wet politieregisters
(van kracht op 26 oktober 2000):
“Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt.”
3. Artikel 8, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM):
“Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.”
4. Beslissing van de Registratiekamer (thans: College Bescherming Persoons gegevens) d.d. 12 maart 1999 met het nummer 12 maart 1999, 98.V.0953.01:
"Incidenteel kan de politie aan niet in de Wpolr of Bpolr genoemde ontvangers politiële gegevens verstrekken op grond van artikel 30 Wpolr. Dit artikel is bedoeld voor verstrekkingen in bijzondere gevallen, maar niet als basis voor systematische informatie-uitwisseling en informatiestromen. (...) Voldaan dient (...) te zijn aan de voorwaarde dat de verstrekking primair noodzakelijk is ter uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993: de justitiële en de openbare ordetaken van de politie, alsmede de hulpverleningstaak. De verstrekking zal moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit."