2003/136

Rapport

Verzoeker klaagt er over dat de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave 1000 Zwitserse francs, die hij bij zijn insluiting in het huis van bewaring aldaar had afgegeven, heeft zoekgemaakt.

Beoordeling

De feiten

Verzoeker werd op 2 december 2000 aangehouden door het regionale politiekorps Gelderland-Midden. Op 6 december 2000 is hij ingesloten in het huis van bewaring (Hvb) van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave, waar hij op 12 december 2000 voor een verhoor werd overgebracht naar het politiebureau door de regiopolitie Gelderland-Midden. Op 13 december 2000 ontving verzoeker van de politie een bij hem ingenomen geldbedrag van ƒ 3.878, 85 en 1000 Zwitserse francs. Voorts werd hij die dag weer in het Hvb te Grave ingesloten. Op 10 januari 2001 werd vanaf verzoekers bankrekening te Ede ƒ 3.878,85 gestort op zijn rekening bij het Hvb. Bij zijn overplaatsing op 1  juni 2001 naar het Hvb te Arnhem miste verzoeker de 1000 Zwitserse francs.

Ten aanzien van de Zwitserse francs

1. Verzoeker klaagt er over dat de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave 1000 Zwitserse francs, die hij bij zijn insluiting in het Hvb aldaar had afgegeven, heeft zoekgemaakt. Verzoeker liet weten dat bij de overbrenging naar het Hvb te Grave alle goederen van waarde in een transparante plastic envelop worden gestopt die vervolgens wordt verzegeld. Deze waarde-envelop wordt aan de parketdienst meegegeven om te voorkomen dat contant geld het Hvb wordt binnengebracht. De envelop wordt bij binnenkomst in het Hvb overgedragen aan de dienstdoende ´badmeester´, aldus verzoeker. Verzoeker berichtte dat het bedrag van ƒ 3878,85 op zijn bankrekening in Ede gestort is. De 1000 Zwitserse francs zouden in de kluis van het Hvb worden bewaard totdat hij zou worden overgeplaatst. Bij zijn overplaatsing naar het Hvb te Arnhem bleek dat de francs weg waren, aldus verzoeker.

2. De Minister van Justitie berichtte dat hij verzoekers klacht ongegrond achtte. De Minister liet weten dat buitenlandse valuta die men niet in wenst te wisselen in een zogenoemde preciosazak worden bewaard in een afgesloten brandvrije berging. De lijst met bij verzoeker ingenomen preciosa is echter in het Hvb te Grave in het ongerede geraakt, aldus de Minister. De Minister stelt dat het niet juist kan zijn dat verzoeker bij binnenkomst in het Hvb op 6 december 2000 de ƒ 3878,85 door de inrichting op de eigen rekening zou hebben laten overmaken, omdat hij daarover nog niet kon beschikken. Dit zelfde geldt voor het bedrag van 1000 Zwitserse franken omdat deze bedragen hem immers eerst op 13 december 2000 in handen zouden zijn gegeven, aldus de Minister. De Minister berichtte dat de ƒ 3878,85 pas op 10 januari 2001 op verzoekers rekening van het Hvb was overgemaakt.

3. Politieambtenaar M. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden en getuige H. verklaarden dat verzoeker, kort voor het moment dat hij op 13 december 2000 werd teruggebracht naar het Hvb, het Nederlandse en het Zwitserse geld overhandigd heeft gekregen en dat hij op dat moment voor ontvangst heeft getekend.

4. Het staat vast dat verzoeker van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verzoeker op 13 december 2000 de 1000 Zwitserse francs heeft ontvangen kort voor zijn terugkeer naar het Hvb. Op dat moment droeg verzoeker weer de volledige verantwoordelijkheid voor het geld.

Verzoeker stelt in zijn verzoekschrift dat de Zwitserse francs in de kluis van het Hvb zijn gedeponeerd. Tijdens het onderzoek overlegde verzoeker echter een machtiging aan zijn toenmalige gemachtigde om onder meer de (tegenwaarde van) betreffende Zwitserse francs vanaf zijn privérekening te laten overschrijven naar zijn rekening-courant in het Hvb (zie Achtergrond). Voorts heeft verzoeker desgevraagd geen duidelijkheid verschaft over de bij- en afschrijvingen van zijn privérekening. Verzoeker heeft bovendien een fouilleringslijst van het Hvb overgelegd waaruit niet blijkt of bij hem het Zwitserse geld in ontvangst is genomen. Ten slotte heeft verzoeker geen bewijs van ontvangst van de Zwitserse francs kunnen overleggen. Gelet op het voorgaande bestaan onvoldoende aanwijzingen dat de Zwitserse francs door toedoen van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave zijn kwijtgeraakt.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

5. Ten overvloede wordt het volgende overwogen. De Minister van Justitie berichtte tijdens het onderzoek dat de lijst waarop de ingenomen preciosa worden vermeld in het ongerede is geraakt. Dit is onjuist en in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. In het betreffende geval leidt het echter niet tot het oordeel dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk is, vanwege het ontbreken van voldoende concrete en consequente aanwijzingen van verzoeker.

Ten aanzien van het oordeel van de Minister dat verzoekers klacht niet gegrond dient te worden geacht omdat hij op 6 december 2000, de dag van zijn eerste binnenkomst in het Hvb, blijkens het bewijs van ontvangst van 13 december 2000 nog niet in het bezit kon zijn geweest van het geld, wordt het volgende overwogen. De Minister had op grond van die informatie nader dienen te onderzoeken hoe de gang van zaken is geweest met betrekking tot de insluiting van verzoeker op 13 december 2000 en op basis van die bevindingen een oordeel moeten geven. Het is onjuist dat dit niet is gebeurd.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

Onderzoek

Op 23 november 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Arnhem, met een klacht over een gedraging van Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen de Minister van Justitie en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd de Minister van Justitie de navolgende vragen gesteld:

- Op welke grond is verzoeker ingesloten (geweest) in de penitentiaire inrichting te Grave?

- Is verzoeker, nadat hij op 13 december 2000 bij de politie voor ontvangst van (onder meer) 1000 Zwitserse francs had getekend, in vrijheid geweest? Indien dit niet het geval is geweest verneem ik graag op welke wijze met verzoekers geld is omgegaan.

- Wie / Welke instantie heeft verzoekers geld op diens bankrekening te Ede gestort?

- Wie / Welke instantie heeft ervoor zorggedragen dat geld ten behoeve van verzoeker op diens rekening-courant van de penitentiaire inrichting Grave werd gestort?

- Op welke wijze wordt er bij de insluiting van een verdachte/veroordeelde omgegaan met buitenlandse valuta?

- Graag ontvang ik een overzicht van de stortingen en opnamen op verzoekers rekening-courant van de penitentiaire inrichting te Grave.

- Voorts ontvang ik graag (kopieën van) de lijst(en) waarop de bij verzoeker ingenomen preciosa staan vermeld.

Voorts werd een betrokken ambtenaar telefonisch gehoord en werd nadere inlichtingen ingewonnen bij een getuige.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Geen enkele betrokkene gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 2 december 2000 hield de regiopolitie Gelderland-Midden verzoeker aan ter zake een strafbaar feit.

In verband met de voorlopige hechtenis die naar aanleiding van dit strafbare feit ten uitvoer werd gelegd, is verzoeker op 6 december 2000 ingesloten in het huis van bewaring van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave.

2. Verzoeker werd op 12 december 2000 door de politie voor een verhoor naar het politiebureau gebracht waarna hij op 13 december 2000 weer werd ingesloten in het huis van bewaring.

3. Op 13 december 2000 ondertekende verzoeker samen met politieambtenaar H. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden een ontvangstbewijs, waarin onder meer staat weergegeven:

"Ondergetekende, verklaart uit handen van:

H., (...)

hoofdagent van politie (...)

op 13-DEC-00 te 09.03 uur, het volgende te hebben ontvangen:

aantal : 1 soort : GELD

(...)

bijzonderheden: f. 3878,85 en 1000 Zwitserse franc."

4. Verzoeker werd op 1 juni 2001 vanuit het huis van bewaring te Grave overgeplaatst naar het huis van bewaring van de Penitentiaire Inrichting Arnhem-Zuid.

5. Naar aanleiding van een vraag die verzoekers (toenmalige) raadsman op 26 juni 2000 aan het openbaar ministerie stelde over vermissing van de 1000 Zwitserse francs van verzoeker, berichtte het ressortsparket te Arnhem hem bij brief van 2 juli 2001 onder meer:

"In antwoord (...) deel ik u mede dat ik, na bestudering van het strafdossier in de zaak tegen uw cliënt A. niets heb aangetroffen dat wijst op inbeslagname van de door u genoemde 1.000 Zwitserse francs. Ook in de door uw cliënt bij de politie afgelegde verklaringen valt daarover niets te lezen.

Ik kan u derhalve niet inlichten over de vraag waar het geld zich thans bevindt."

6. Op 25 juli 2001 berichtte de raadsman verzoeker onder meer schriftelijk over zijn contact met de directeur van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave over de vermissing van de Zwitserse francs:

"(...) Dienaangaande werd ik inmiddels gebeld namens vorenbedoelde directeur. Deze deelde mij mede dat bedoelde 1000 ZF aldaar niet aanwezig zijn. Is het niet mogelijk dat je je vergist? (...)

Het Openbaar Ministerie zowel als de PI Grave stellen nadrukkelijk niets te weten omtrent vorenbedoelde ZF, terwijl daarover ook niet uit het Proces-Verbaal blijkt."

7. Bij brief van 6 september 2001 berichtten politieambtenaren H. en M. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verzoeker onder meer:

"Inderdaad zijn je mobiele telefoon en een blauw jack in beslag genomen.

Om deze aan jou terug te geven hebben we contacten gelegd met Justitie. Een dezer dagen krijgen wij bericht of we deze al of niet aan jou terug kunnen geven.

Tevens is er een geldbedrag van jou ingenomen t.w. ƒ 3875,55 en 1000 Zwitserse francs. Dit bedrag heb je terug gehad op 13 december 2000."

8. Naar aanleiding van de vraag van verzoekers raadsman van 20 september 2001 om een onderzoek naar het zoekraken van de Zwitserse francs aan het ressortsparket te Arnhem, berichtte het ressortsparket verzoekers raadsman op 5 november 2001 onder meer:

"Uit contact met dhr. M. van de regiopolitie Gelderland-Midden (...) blijkt dat op 13 december 2001 de 1000 Zwitserse francs aan uw cliënt A. is overhandigd. Dit is gebeurd vóór het transport naar PI Oosterhoek te Grave. (...)

Navraag bij de PI Oosterhoek wees echter uit dat (bij; N.o.) uw cliënt A. bij binnenkomst bij de PI geen Zwitserse francs is aangetroffen. Een memo van 18 oktober jl. van PI Oosterhoek is als bijlage gevoegd.

Het is derhalve onduidelijk waar de waar de Zwitserse francs gebleven zijn.

Nadere telefonische verificatie bij zowel dhr. M. als bij de PI Oosterhoek bracht geen andere uitkomst. Op dit moment zie ik geen andere onderzoeksmogelijkheden om de bestemming van het geld te achterhalen."

9. De memo van 18 oktober 2001 van de Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave vermeldt onder meer:

"Bij binnenkomst van dhr. A. in het huis van bewaring te Grave had betreffende persoon geen contanten bij zich, deze zouden zich volgens zijn eigen zeggen nog op het politiebureau bevinden, het zou hier gaan om de Zwitserse francs.

Een bedrag van ƒ 3878,85 is gestort op zijn rekening courant vanaf rekeningnr. (...) vanuit Ede van A.

Na het vertrek vanuit het Hvb naar Arnhem is een bedrag van ƒ 1626,61 overgemaakt naar zijn rekening aldaar."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Voorts liet verzoeker in zijn verzoekschrift van 23 november 2001 aan de Nationale ombudsman onder meer het volgende weten:

"Ik ben op 2 december 2000 aangehouden en er zijn hierbij zaken bij mij in beslag genomen door twee rechercheurs, tw de heren H. en M., waarover overigens niets dan lof.

Bij de in beslag genomen zaken was onder andere een geld bedrag van ƒ 3878,85 plus duizend Zwitserse Franken in contanten.

Enige dagen later ben ik overgebracht naar het H.V.B. te Grave en, zoals u weet worden alle goederen van waarde in een transparante plastic envelop gestopt en vervolgens verzegeld. Deze waarde-enveloppen worden aan de parketdienst meegegeven om te voorkomen dat de verdachte contant geld het H.V.B. binnenbrengt, om begrijpelijke redenen en deze worden vervolgens overgedragen aan de dienstdoende ´badmeester´ een en ander conform de standaardprocedure.

Op mijn verzoek zou het bedrag van ƒ 3878,85 op mijn bankrekening in Ede gestort worden. Hetgeen ook daadwerkelijk geschiedde en de 1000 Zw. franken bleven in de kluis van H.V.B. Grave tot ik overgeplaatst zou worden.

De reden hiervan was, dat het storten cq omwisselen voor de bank problematisch was.

Echter, bij mijn overplaatsing naar H.V.B. Arnhem-Zuid bleek, dat mijn kluisje leeg was.

Bij navraag vertelde men mij, dat men de zaak zou onderzoeken en het bedrag dan zou storten zodra dit ´boven water´ was gekomen.

(…)

Om een lang verhaal kort te maken is het mij onduidelijk waar mijn Zwitserse Franken zijn gebleven en verzoek ik vriendelijk een onderzoek hiernaar in te stellen alsmede te adviseren wie hiervoor aansprakelijk is."

C. Standpunt Minister van Justitie

De Minister van justitie liet in reactie op verzoekers klacht en op de nadere vragen van de Nationale ombudsman onder meer weten:

"1. De feiten.

1.1. Op 2 december 2000 wordt verzoeker aangehouden door de politie (...).

1.2. Op 6 december 2000 wordt verzoeker ingesloten in het kader van voorlopige hechtenis in het huis van bewaring Grave (...).

1.3. Op 12 december 2000 wordt verzoeker door de politie gelicht voor verhoor (...).

1.4. Op 13 december 2000 wordt verzoeker weer in het genoemde huis van bewaring ingesloten (...).

1.5. In de administratie van het bovenvermelde politiekorps bevindt zich een op 13 december 2000 gedateerd ontvangstbewijs dat door verzoeker voor akkoord is getekend voor de ontvangst in handen van ƒ 3.878,85 en een bedrag van 1000 Zwitserse francs (...).

1.6. Op 10 januari 2001 wordt bij de financiële administratie van het huis van bewaring te Grave een faxbericht ontvangen van de Rabobank Nederland te Utrecht waarin een overboeking in opdracht van A. (verzoeker; N.o.) te Ede wordt aangekondigd van een bedrag van ƒ 3.878,85 ten gunste van verzoeker. (...). Dit bedrag wordt diezelfde dag nog op verzoekers rekening-courant met de inrichting gestort (...).

1.7. Op 1 juni 2001 is verzoeker overgeplaatst naar de penitentiaire inrichtingen Arnhem Zuid (...).

1.8. Bij brief van 2 juli 2001 bericht de advocaat-generaal bij het hof Arnhem dat in het desbetreffende strafdossier van verzoeker niets wijst op inbeslagname van 1000 Zwitserse francs (...).

2. Nadere opmerkingen.

Mede naar aanleiding van de (...) gestelde vragen, merk ik voorzover deze reeds in het voorafgaande zijn beantwoord, het volgende op.

2.1. Storting gelden. In diens brief aan de Nationale ombudsman van november 2001 stelt verzoeker, handelende over zijn binnenkomst in het Hvb Grave: ´Op mijn verzoek zou het bedrag van ƒ 3878, 85 op mijn rekening in Ede gestort worden, hetgeen ook daadwerkelijk geschiedde´ (...). Uit de context van deze passage blijkt dat verzoeker hier doelt op de financiële administratie van het huis van bewaring te Grave. Dit kan niet juist zijn. Uit het overzicht van verzoekers rekening-courant met de inrichting blijkt dat er vóór 10 januari 2001 geen bedrag van ƒ 3.878,85 door de inrichting op deze rekening is gestort, wat voor een storting van contanten in de inrichting ten behoeve van een externe overboeking de vaste procedure is (...).

2.3. Overmaking op rekening-courant. Op 10 januari 2001 ontving de financiële afdeling van de p.i. Oosterhoek een faxbericht van de Rabobank Nederland (...) met de mededeling dat een spoedbetaling was te verwachten van de heer A. (...) te Ede. Het ging daarbij om een bedrag van ƒ 3.878, 85. Dit doet vermoeden dat verzoeker zelf de opdracht heeft of heeft laten gegeven dit bedrag van zijn privé-rekening over te maken op zijn rekening-courant met de p.i. Oosterhoek.

2.4. Contante gelden in de inrichting. Het is de gedetineerde niet toegestaan tijdens hun verblijf in de inrichting contante valuta bij zich te hebben. Bij binnenkomst in de inrichting worden de Euro's die deze op dat moment in zijn bezit heeft op de rekening-courant van de gedetineerde met de inrichting gestort.

Buitenlandse valuta kunnen op verzoek tegen een bepaalde vergoeding door de inrichting worden omgewisseld. Wenst men de buitenlandse valuta niet in te wisselen, dan worden deze voor de gedetineerde in een preciosazak, tezamen met andere voor de gedetineerde waardevolle zaken in de inrichting bewaard in een afgesloten brandvrije berging (...).

2.5. Preciosa. De lijst met ingenomen preciosa, die heeft gediend als informatiebron bij de correspondentie van de inrichting met het ressortsparket Arnhem - de memo van het hoofd civiele dienst p.i. Oosterhoek aan de advocaat-generaal hof Arnhem (...) - is in het huis van bewaring Grave in het ongerede geraakt en werd tot op dit moment nog niet teruggevonden.

(...)

4. Reactie op klacht

4.1. Vast staat, dat verzoeker op 6 december 2000 werd ingesloten in het huis van bewaring te Grave. In zijn brief aan de Nationale ombudsman stelt verzoeker, dat hij bij binnenkomst in het huis van bewaring Grave twee bedragen in contant geld bij zich had: een bedrag van ƒ 3.878, 85 en een bedrag van 1000 Zwitserse franken (...). Deze bedragen waren op het politiebureau verpakt in een doorzichtige enveloppe en meegegeven aan ´de parketdienst´ bij verzoekers transport naar Grave. Toen zou op zijn verzoek, blijkbaar door de administratie van het huis van bewaring Grave, het bedrag in Nederlandse guldens op verzoekers bankrekening te Ede zijn gestort. Het bedrag aan Zwitserse franken zou in een kluis in het huis van bewaring te Grave zijn gedeponeerd, omdat: ´(...) het storten cq omwisselen voor de bank problematisch was´ (...).

4.2. Bovenstaande door verzoeker beschreven gang van zaken, valt echter niet te rijmen met de volgende feitelijke gegevens en omstandigheden.

4.2.1. Eerst op 13 december 2000 tekende verzoeker het ontvangstbewijs op het politiebureau waar hij op dat moment in verband met zijn lichting verbleef (zie punt 1.5.). Toen eerst zouden hem, zoals het ontvangstbewijs vermeldt, een bedrag van ƒ 3.878, 85 en 1000 Zwitserse francs ter hand zijn gesteld.

4.2.2. Op 10 januari 2001 werd per spoedopdracht door de Rabobank een bedrag van ƒ 3.878,85 van de bankrekening van A. op verzoekers rekening-courant met de inrichting overgemaakt. Dit spoort volstrekt niet met wat verzoeker beweert over de storting op zijn verzoek door de financiële administratie van het huis van bewaring Grave van dit bedrag op zijn bankrekening bij een bank in Ede. Te meer, daar uit de administratie van de inrichting in het geheel niet blijkt van een storting van dit bedrag op verzoekers rekening-courant en de overmaking daarvan op verzoekers bankrekening, de gebruikelijke procedure in dergelijke gevallen (...).

4.3. Gelet op het vorenstaande, kan het niet juist zijn, dat verzoeker bij binnenkomst op 6 december 2000 het bewuste bedrag in guldens door de inrichting op de eigen rekening zou hebben laten overmaken, omdat hij daarover nog niet kon beschikken. Dit zelfde geldt voor het bedrag van 1000 Zwitserse franken. Deze bedragen zouden hem immers eerst op 13 december 2000 in handen zijn gegeven (Sic).

4.4. Voor wat betreft de 1000 Zwitserse francs merk ik nog het volgende op.

4.4.1. Door de advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem is vastgesteld, dat in het dossier van de strafzaak van inbeslagname van dit bedrag geen melding wordt gemaakt (...).

4.4.2. In zijn reactie aan het ressortsparket Arnhem vermeldt het hoofd van de civiele dienst van de p.i. Oosterhoek op: ´Bij binnenkomst van dhr. A. in het huis van bewaring te Grave had betreffende persoon geen contanten bij zich, deze zouden zich volgens zijn eigen zeggen nog op het politiebureau bevinden, het zou hier gaan om de Zwitserse francs. Een bedrag van ƒ 3878,85 is gestort op zijn rekening courant vanaf rekeningnr. (...) vanuit Ede van A.´ (...).

4.4.3. Over het laten opbergen in de inrichting van het bedrag aan Zwitserse francs merkt verzoeker op: ´De reden hiervan was, dat het storten cq omwisselen voor de bank problematisch was" (...). Een gedetineerde die bij binnenkomst in het huis van bewaring Grave in het bezit is van vreemde valuta, kan tegen een bedrag aan wisselkosten de inrichting het geld voor hem laten omwisselen (...). Niet in te zien is om welke reden het inwisselen van 1000 Zwitserse francs in euro's voor een bank ´problematisch´ zou kunnen zijn. Verzoeker heeft, voor zover bekend, geen verzoek gedaan aan de inrichtingsadministratie van het huis van bewaring Grave om Zwitserse valuta voor hem in te wisselen.

4.4.4. Overigens vraagt verzoekers raadsman bij brief van 25 juli 2001 of verzoeker zich niet vergist met betrekking tot de vermiste Zwitserse francs (...).

5. Conclusie

Verzoeker klaagt erover, dat de penitentiaire inrichting Oosterhoek, met name het huis van bewaring te Grave, het door hem bij binnenkomst in die inrichting aldaar afgegeven bedrag van 1000 Zwitserse franken zou hebben zoekgemaakt.

De lezing die verzoeker geeft over zijn binnenkomst in het huis van bewaring te Grave zoals weergegeven in zijn brief aan u van november 2001, wordt door de voorhanden feitelijke gegevens niet gedragen: nergens blijkt dat verzoeker op 6 december 2000 bij binnenkomst in de inrichting contante valuta bij zich had. Gelet op het vorenstaande acht ik verzoekers klacht ongegrond."

D. verklaring politieambtenaar M.

Politieambtenaar M. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verklaarde tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"Ik weet mij de zaak van de heer A. nog wel te herinneren. Op 12 december 2000 hebben mijn toenmalige collega H. en ik de heer A. uit het huis van bewaring op laten halen omdat wij hem nog wilden verhoren. Ik weet mij dat nog ter herinneren omdat het arrestatieteam dat heeft gedaan vanwege een bedreiging van de heer A.. Ik weet ook nog dat mijn collega H. en ik op 13 december 2000 het geld dat bij de aanhouding van de heer A. was ingenomen aan hem hebben teruggegeven. Het geld had vanaf het moment van zijn aanhouding in de kluis van het politiebureau gelegen. We hebben gezamenlijk het geld geteld en aan de heer A. overhandigd. Ik weet niet meer of dat toen in een envelop is gedaan of hoe hij dat bij zich heeft gestoken. De heer A. heeft in ieder geval getekend voor ontvangst van het geld en heeft het meegenomen. Volgens mij hebben we hem niet zelf teruggebracht naar het huis van bewaring, maar ik weet niet meer hoe hij is teruggebracht."

E. verklaring Getuige H.

De heer H., toentertijd politieambtenaar bij het regionale politiekorps Gelderland-Midden, verklaarde tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"De zaak waarbij de heer A. was betrokken weet ik mij nog te herinneren. Ik weet nog wel dat wij, mijn toenmalige collega M. en ik, hem in december 2000 een flink geldbedrag hebben teruggegeven dat hem bij zijn aanhouding begin die maand was afgenomen. Het is gebruikelijk dat het geld vanaf zijn aanhouding in de kluis van het politiebureau heeft gelegen en dat de heer A. het geld op 13 december 2000 overhandigd heeft gekregen. Hij heeft bij de feitelijke overdacht van het geld toen een formulier ondertekend. Hoe hij het geld vervolgens heeft meegenomen weet ik niet meer. Ik weet niet zeker meer hoe de heer A. terug is vervoerd naar het huis van bewaring, maar volgens mij hebben we dat niet zelf gedaan. Een gebruikelijke werkwijze is dat een verdachte die al in het huis van bewaring verblijft, wordt gehaald en gebracht door de vervoersdienst van Justitie."

F. nadere inlichtingen van verzoeker

1. De Nationale ombudsman stelde verzoeker de volgende vragen:

"1. Wat heeft u met het geld gedaan dat u op 13 december 2000 is overhandigd door de heren M. en H.?

2. Op welke wijze en wanneer is het geldbedrag van ƒ 3878,85 op uw (privé)bankrekeningnummer (...) te Ede gestort? Ik verzoek u mij een kopie van het bankafschrift van dat bankrekeningnummer toe te sturen waarop deze storting staat vermeld.

3. Hebt u op 13 december 2000 bij binnenkomst in het huis van bewaring een bewijs van ontvangst gehad van de 1000 Zwitserse francs? Indien dit het geval is verzoek ik u mij een kopie daarvan te verstrekken. Indien dit niet het geval is geweest verzoek ik u mij mee te delen of op u op een andere wijze kunt aantonen dat u de Zwitserse francs daar hebt afgegeven."

2. In antwoord hierop verstrekte verzoeker de Nationale ombudsman onder meer:

Een niet ingevulde "Fouilleringslijst Badafdeling P.I. Oosterhoek", die verzoeker had ondertekend;

Een ongedateerde machtiging van verzoeker aan zijn toenmalige gemachtigde om f 3878,85 en ZF 1000 over te (laten) maken van verzoekers privé-bankrekening te Ede naar de bankrekening van de P.I. Oosterhoek;

Een brief van verzoekers toenmalige gemachtigde van 15 december 2000 aan verzoekers bank te Ede waarin onder meer staat vermeld:

"Mijn cliënt, A. (...) verblijft momenteel in het huis van bewaring te Grave. Op zijn bankrekening is één dezer dagen vanuit het huis van bewaring een bedrag gestort, te weten het contante geld (incl. 2000 Zwitserse fr.) dat cliënt bij zich had ten tijde van zijn aanhouding.

Cliënt vroeg mij u te verzoeken dit bedrag, na omwisseling van het Zwitserse geld in Nederlandse guldens, met spoed over te maken naar de rekening van het huis van bewaring (...)."

Achtergrond

1. Artikel 46 Penitentiaire beginselenwet:

"1. Het bezit van contant geld door de gedetineerden in de inrichting of een afdeling is verboden, tenzij in de huisregels anders is bepaald.

2. In inrichtingen of afdelingen waar het bezit van contant geld door de gedetineerden verboden is, heeft de gedetineerde de beschikking over een rekening-courant bij de inrichting.

3. In de huisregels kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bezit van contant geld en het gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking betreffen van het bedrag waarover de gedetineerde ten hoogste in contanten of door middel van zijn rekening-courant mag beschikken."

2. Huisregels huis van bewaring te Grave:

"4.5.2 Geld en betaling

4.5.2.1 Geldzaken

Het geld dat u bij binnenkomst in uw bezit heeft wordt op uw rekening-courant gezet. U krijgt wekelijks een overzicht van uw rekening-courant, zodat u zelf eventuele veranderingen kunt controleren. Met alle vragen over uw rekening-courant kunt u door het invullen van het verzoekbriefje, of bij spoed via het afdelingspersoneel, contact opnemen met de afdeling financiële zaken.

Het is niet toegestaan contant geld in bezit te hebben of aan te nemen van uw bezoek. Doet u dit of wordt bij u geld binnen de inrichting aangetroffen dan wordt dit beschouwd als contrabande en kan daarvoor een sanctie worden opgelegd.

Gelden in rekening-courant:

Geldelijke transacties lopen via een rekening-courantverhouding.

Geld kan op twee manieren gestort worden:

Contant via bezoek

Bezoekers mogen tijdens het bezoek geld afgeven aan het personeelslid in de bezoekzaal. Dit personeelslid zal in het bijzijn van de bezoeker een kwitantie uitschrijven voor het gestorte bedrag. De bezoeker schrijft de noodzakelijke gegevens op de daarvoor bestemde enveloppe en ontvangt van het betreffende personeelslid een kwitantie. Het personeelslid stopt het geld en een kopie van de kwitantie in de enveloppe en sluit deze in het bijzijn van het bezoek af. Het personeelslid deponeert de enveloppe in de daarvoor bestemde bus naast zijn post.

De bus wordt aan het einde van de dag geledigd door medewerkers van de financiële administratie. Op vrijdag om 16:30 uur. Bezoek dat later komt kan in uitzonderingsgevallen geld afgeven bij de portier. Het storten van geld kost ƒ 3,50 (behalve wanneer uw geld bij binnenkomst op uw rekening-courant wordt gestort).

Storting per giro

Zonder stortingskosten kan geld worden overgemaakt per giro. Het geld moet gestort worden op:

Gironummer 57890

t.n.v. Penitentiaire Inrichting Oosterhoek

Postbus 250

5360 AG Grave

De overmaking dient altijd voorzien te zijn van het registratienummer en de naam van degene voor wie het geld bestemd is, bij de omschrijving of mededeling. Het ontbreken van het registratienummer vertraagt de bijschrijving op de rekening-courant.

(...)

De inrichting aanvaardt geen aansprakelijkheid wanneer met per post of anderszins aangeboden gelden, waarde-papieren of goederen iets mis gaat, zoals vermissing en dergelijke. Dit is voor eigen risico van degene die de post verstuurt. Aan waarde-vermelding in de brief kunnen geen rechten worden ontleend.

Buitenlands geld

Alle nieuwe inkomsten kunnen het verzoek indienen om hun buitenlands geld te laten wisselen. Hieraan zijn ƒ 12,50 wisselkosten verbonden. Wilt u van deze mogelijkheid geen gebruik maken dan wordt dit geld in uw preciosazak bewaard.

Indien in een brief voor u buitenlandse valuta worden aangetroffen wordt u hiervan op de hoogte gebracht. U kunt dan kiezen tussen het te laten omwisselen en bijschrijven op uw rekening-courant of het wordt in uw preciosazak opgeborgen."

Instantie: Penitentiaire Inrichting Oosterhoek te Grave

Klacht:

1000 Zwitserse francs, die verzoeker bij zijn insluiting had afgegeven, zoekgemaakt.

Oordeel:

Niet gegrond