2002/337

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat hij voor de tweede maal binnen betrekkelijk korte tijd is geconfronteerd met een door het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden uitgevaardigde beschikking waarop niet zijn voorletters zijn vermeld, een en ander ondanks eerdere correspondentie daarover.

Beoordeling

1. Verzoeker heeft erover geklaagd dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden hem in betrekkelijk korte tijd een beschikking en een betalingsoverzicht heeft gezonden waarop de voorletters van verzoeker ontbreken in de adressering. Dit ondanks eerdere correspondentie hierover. Het betreft hier de beschikking van 3 mei 2000 (nummer 31…) en het betalingsoverzicht van 5 april 2001 (beschikkings- nummer 24…).

2. De Minister van Justitie heeft in zijn schriftelijke reactie van 16 november 2001 de klacht niet gegrond geacht. De Minister heeft onder meer aangegeven dat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) niet vereist dat de beschikking de volledige persoonsgegevens van de betrokkene bevat. De beschikking dient wel die informatie over de gedraging te bevatten die van belang is om desgewenst beroep in te stellen tegen de opgelegde administratieve sanctie, aldus de Minister.

De Minister heeft als uitleg voor het ontbreken van de voorletters aangegeven dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam (RDW) deze niet in het systeem had staan. Vervolgens heeft het CJIB de gegevens uit de RDW-registratie overgenomen bij het geautomatiseerd aanmaken van de beschikkingen. De Minister heeft het niet onredelijk geacht dat het CJIB uitgaat van de gegevens zoals deze in de RDW-registratie staan vermeld en vindt dat redelijkerwijs niet van het CJIB kan worden verwacht dat het ook nog andere instanties raadpleegt teneinde de ontbrekende voorletters te achterhalen.

De Minister heeft daarbij nog opgemerkt dat de voorletters van verzoeker inmiddels in de RDW-registratie zijn opgenomen.

3. Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman is gebleken dat de voorletters van verzoeker wel waren vermeld op de originele beschikkingen van 15 december 1998 (nummer 24…) en 27 januari 2000 (nummer 31…), maar dat deze ontbraken vanaf het moment van de beroepsprocedure bij de officier van justitie. De Minister heeft in zijn nadere schriftelijke reactie van 8 april 2002 aangegeven dat hiervoor geen afdoende verklaring kan worden geven. Duidelijk is geworden dat op 29 maart 2001 (ten aanzien van beschikking 24…) en op 25 april 2000 (ten aanzien van beschikking 31…) een mutatie in de persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, waarbij de initialen van verzoekers naam zijn verdwenen. De aanleiding of oorzaak hiervoor en wie deze heeft uitgevoerd heeft de Minister niet kunnen achterhalen. Als mogelijke oorzaak noemt de Minister een fout bij het elektronisch verzenden of ontvangen van de gegevens van het arrondissementsparket naar/bij het CJIB of een menselijke fout.

4.1. Het is een vereiste van administratieve nauwkeurigheid dat overheidsinstanties hun administratie zodanig inrichten dat persoonsgegevens correct worden opgenomen in hun geautomatiseerde informatiesystemen, en dat deze gegevens op correcte wijze worden vermeld in de gevoerde correspondentie.

4.2. Het Besluit Standaardschrijfwijze Persoonsgegevens van 1 januari 1993 (zie Achtergrond, onder 4.) schrijft het gebruik van voorletters dwingend voor. Na een overgangsperiode van vier jaar, en derhalve per 1 januari 1997, dient de gehele rijksoverheid te voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

4.3. Nu in de beschikking van 3 mei 2000 en in het betalingsoverzicht van 5 april 2001 de voorletters van verzoeker in de adressering ontbreken, heeft het CJIB niet in overeenstemming met het Besluit Standaardschrijfwijze Persoonsgegevens gehandeld. Dit is niet juist.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van het feit dat de voorletters van verzoeker inmiddels weer in de RDW-registratie zijn opgenomen.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond.

Onderzoek

Op 28 augustus 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Zeist, met een klacht over een gedraging van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Minister verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de Minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de Minister een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de Minister van Justitie deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker ontving op 15 december 1998 een beschikking van het CJIB te Leeuwarden van de officier van justitie te Utrecht wegens het overtreden van een verkeersvoorschrift op 17 november 1998. Op deze beschikking stonden de voorletters van verzoeker vermeld. Tegen deze beschikking met nummer 24… stelde verzoeker op dezelfde dag een beroepschrift in bij de officier van justitie. Deze verklaarde zijn beroepschrift (kennelijk) ongegrond, waarop verzoeker een beroepschrift bij de kantonrechter indiende. Daarop ontving verzoeker op 5 april 2001 van het CJIB een betalingsoverzicht na beroep bij het kantongerecht. Op dit betalingsoverzicht ontbraken verzoekers voorletters in de adressering.

2. Op 27 januari 2000 ontving verzoeker van het CJIB wederom een beschikking van de officier van justitie te Utrecht in verband met een overschrijding van de maximaal toegestane snelheid op 15 december 1999. Op deze beschikking met nummer 31… waren de voorletters van verzoeker opgenomen. In reactie op zijn beroepschrift bij de officier van justitie ontving verzoeker op 3 mei 2000 een beschikking waarin de officier van justitie verzoekers beroepschrift (kennelijk) ongegrond verklaarde. Op deze beschikking ontbraken verzoekers voorletters.

3. Over het ontbreken van zijn voorletters in de beschikking en het betalingsoverzicht van het CJIB in de beroepsprocedure bij de officier van justitie en bij de kantonrechter beklaagde verzoeker zich bij brief van 3 juli 2001. In zijn brief aan het CJIB schreef hij onder meer het volgende:

"Bijgevoegd treft u een beschikking en een betalingsoverzicht aan, welke beide op bovenstaand adres werden ontvangen.

Opvallend daarbij is dat in beide gevallen de voorletters in de tenaamstelling ontbreken.

Onder verwijzing naar het gestelde onder punt 3, 3e alinea (zie

Achtergrond onder 1; N.o.), waar door u vormvoorschriften worden gegeven voor een ontvankelijk beroep, voorschriften, waaraan uw eigen beschikking niet voldoet!

Ik beklaag mij hierbij dan ook over het feit dat u de door u gegeven vormvoorschriften negeert en mij daarmee beroep op de kantonrechter hebt ontnomen.

Omdat het parket mijn eerdere verzoeken dienaangaande - ondanks rappel - tot dusverre onbeantwoord liet, heb ik geen gebruik van mijn beroepsrecht kunnen maken.

Op grond van het vorenstaande verzoek ik u mij alsnog een voor beroep vatbare beschikking te zenden, dan wel de onderhavige beschikking, nr. 31…, alsnog ambtshalve te vernietigen en mij de door mij betaalde ƒ 60 te retourneren.

(…)

Ten slotte gelieve u mij te verklaren waarom de tenaamstelling in deze twee - afzonderlijke - dossiers structureel onvolledig is."

4. Het CJIB reageerde op 10 juli 2001 op deze klachtbrief met de mededeling dat het verzoekers brief had opgevat als een beroepschrift en had doorgestuurd naar de officier van justitie te Utrecht.

5. Verzoeker rappelleerde het CJIB bij brief van 11 juli 2001. Op 7 augustus 2001 reageerde het arrondissementsparket te Utrecht op verzoekers brief van 3 juli 2001. In de brief van 7 augustus 2001 stond onder meer:

"In goede orde hebben wij uw brief van 3 juli 2001 en uw beroepschrift van 27 januari 2000 ontvangen. Uw beroep is in het dossier gevoegd.

In reactie op uw beroepschrift heeft de officier van justitie indertijd besloten nader onderzoek in te stellen bij de politie. Op grond van dit onderzoek en de andere dossierstukken heeft de officier van justitie destijds besloten uw beroep ongegrond te verklaren.

Op grond van het dossier alsmede hetgeen u aanvoert, heeft de officier van justitie indertijd besloten de onderhavige beschikking niet te vernietigen, maar uw dossier door te sturen naar de kantonrechter ter verdere behandeling van uw beroep.

Derhalve zendt de officier van justitie u hierbij de dossierstukken ter completering van uw dossier."

6. Verzoeker beantwoordde de brief van het arrondissementsparket Utrecht op 8 augustus 2001. Hierin schreef hij onder meer:

"Naar aanleiding van de brief van 7 augustus 2001 (…), bericht ik het volgende.

De inhoud daarvan geeft mij het gevoel dat er weer iets in de interpretatie mis dreigt te gaan.

Op schriftelijk, uitdrukkelijk advies van het parket Utrecht werd bij het CJIB een klacht ingediend inzake het - in successie - achterwege laten van voorletters in de tenaamstelling van procedurestukken.

Ondanks het feit dat het schriftelijke parketadvies stipt werd opgevolgd, blijkt het CJIB de klacht uiteindelijk toch voor afhandeling aan het parket Utrecht te hebben doorgezonden: zo houdt men elkaar aardig bezig!

Telefonische navraag hierover in Leeuwarden leidde slechts tot meer verwarring en irritatie. Ik vraag mij, naar aanleiding hiervan, zo langzamerhand af of men nog wel weet waar men mee bezig is.

Vorig jaar september is, naar aanleiding van een beschikking met onvolledige tenaamstelling, schriftelijk en nadrukkelijk verzocht een voor beroep vatbare beschikking te zenden, omdat het ontvangen exemplaar niet voldoet aan de vormvoorschriften: immers, een zo slordig beroepschrift zou - terecht - niet ontvankelijk (moeten) worden verklaard!

Kortom, er ligt slechts een claim voor een voor beroep vatbare beschikking en voorts voor een glasheldere verklaring, waarom - bij twee afzonderlijke transacties n.b. - onvolledige tenaamstelling werd toegepast, terwijl op de achterzijden daarvan glasheldere vormvoorschriften worden opgesomd, waaraan een beroepschrift wél moet voldoen.

Ik vertrouw erop dat bovenvermelde brief niet de intentie had om mijn klacht op die wijze af te doen: dat is écht te mager!"

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht en in verzoekers brief van 3 juli 2001

(zie bevindingen , onder A.3.).

C. Standpunt Minister van Justitie

1. Bij de schriftelijke opening van het onderzoek op 10 oktober 2001 stelde de Nationale ombudsman de Minister de volgende vraag:

"Ik verzoek u om in uw reactie aan te geven om welke reden in de van het CJIB afkomstige brieven van 3 mei 2000 en 5 april 2001 aan verzoeker zijn voorletters niet zijn opgenomen."

2. In zijn schriftelijke reactie van 16 november 2001 op de klacht deelde de secretaris-generaal namens de Minister onder meer het volgende mee:

"(Verzoeker; N.o.) klaagt erover dat hij voor de tweede maal binnen betrekkelijk korte tijd is geconfronteerd met een tweetal door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden uitgevaardigde beschikkingen waarop niet zijn voorletters zijn vermeld, een en ander ondanks eerdere correspondentie daarover.

Naar aanleiding van de klacht heb ik het College van procureurs-generaal om inlichtingen gevraagd. Naar aanleiding van deze informatie bericht ik u als volgt.

De Wahv (Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften; N.o.) (lees: artikel 4; N.o.) (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.) vereist niet dat de beschikking de volledige persoonsgegevens van de betrokkene bevat. De beschikking dient wel de functie te vervullen van het informeren van de betrokkene over de gedraging die hem verweten wordt, zodat hij desgewenst tegen het opleggen van de administratieve sanctie beroep kan instellen.

In het kader van een eerdere klacht van (verzoeker; N.o.) bij u (rapport 2001/174; N.o.) heeft het College (verzoeker; N.o.) bij brief van 2 februari 2001 geïnformeerd omtrent de aanmaak van een beschikking door het CJIB.

Bij constatering van een verkeersovertreding op kenteken, is de politie afhankelijk van de registratie van de kentekengegevens zoals deze zijn opgenomen in het register van de Dienst Wegverkeer (Rijksdienst voor het Wegverkeer; N.o.) te Veendam (RDW-register). De persoonsgegevens uit dit register worden samen met de feitgegevens aan het CJIB aangeleverd. Het CJIB gebruikt de persoonsgegevens uit de RDW-registratie vervolgens voor het aanmaken van de beschikking. Indien er in de RDW geen voorletters van betrokkene zijn vermeld, worden deze derhalve ook niet in de beschikking opgenomen.

Het College is van mening dat redelijkerwijs niet van het CJIB verwacht kan worden, dat het in het geval de initialen niet in de RDW-registratie zijn vermeld, andere instanties gaat benaderen teneinde alsnog de initialen van betrokkene te achterhalen.

Indien een betrokkene op grond van het niet vermelden van zijn voorletters van oordeel is dat de beschikking niet in stand kan blijven, staat het hem vrij daarover binnen de beroepstermijn tegen de beschikking in beroep te gaan.

Inmiddels zijn er maatregelen genomen waardoor de kans dat initialen niet in de RDW-registratie zijn opgenomen, sterk is gereduceerd. Sinds mei 1998 is het kentekenregister van de RDW gekoppeld aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Vanaf mei 1998 wordt een wijziging in de GBA-registratie automatisch doorgevoerd in het kentekenregister van de RDW. Voor mei 1998 bestond deze koppeling niet en diende een kentekenhouder zelf zijn gewijzigde adresgegevens aan de RDW door te geven. Hiertoe bestond echter geen verplichting.

Voorts blijkt uit informatie van de RDW dat de kentekenregistratie is gekoppeld aan de registratie van het rijbewijs. Dit om zoveel mogelijk te waarborgen dat eenduidige en volledige persoonsgegevens worden geregistreerd. Indien op dit moment een kenteken door middel van een paspoort en uittreksel uit het bevolkingsregister te naam wordt gesteld, wordt op deze manier bereikt dat in het RDW-systeem binnen 72 uur aanpassing plaatsvindt van de persoongegevens conform de GBA.

Uit de bij het CJIB geregistreerde gegevens blijkt dat de klacht van (verzoeker; N.o.) betrekking heeft op twee administratieve sancties (beschikkingsnummer 24… en 31…). De gedragingen waarvoor de beschikkingen zijn opgelegd dateren van respectievelijk 17 november 1998 en 15 december 1999. In beide zaken zijn inderdaad geen initialen van betrokkene vermeld.

De kentekens van de betreffende auto's waren volgens de Dienst wegverkeer te naam gesteld op het vorige rijbewijs van betrokkene. Het vorige rijbewijs van (verzoeker; N.o.) bevatte geen vermelding van zijn voornamen. Vanaf de koppeling van de registratie aan het GBA-register in mei 1998 tot de gedragingen waarvoor (verzoeker; N.o.) de onderhavige beschikkingen zijn opgelegd, zijn er door (verzoeker; N.o.) geen GBA-wijzigingen doorgegeven, op grond waarvan alsnog de initialen van (verzoeker; N.o.) in de RDW-registratie zouden zijn opgenomen.

Nu in de RDW-registratie ten aanzien van de kentekens waarmee de gedragingen zijn verricht met het vorige rijbewijs van (verzoeker; N.o.) zijn geschied en hierbij geen voorletters waren geregistreerd, zijn deze ook niet in de beschikkingen aan (verzoeker; N.o.) opgenomen. Het College acht het niet onredelijk dat het CJIB voor het opmaken van zijn beschikkingen uitgaat van de gegevens van de RDW-Registratie. Van het CJIB kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat naast de RDW-registratie andere instanties worden benaderd teneinde alsnog de initialen van betrokkene te achterhalen.

Gelet op het bovenstaande acht het College het niet vermelden van de initialen in de beschikkingen van (verzoeker; N.o.) niet onbehoorlijk.

Overigens merkt het College op dat het huidige kenteken van (verzoeker; N.o.) (…) op 22 mei met het nieuwe rijbewijs van betrokkene te naam is gesteld. Op dit moment zijn de initialen van betrokkene op de juiste wijze in de RDW-registratie opgenomen. Bijgevoegd treft u een uitdraai aan van de RDW registratie d.d. 7 november 2001. De meest recent aan betrokkene opgelegde administratieve sanctie (CJIB-nummer 45…) is dan ook voorzien van de initialen van (verzoeker; N.o.)

Conclusie

Het College is, op basis van de informatie van het Centraal Justitieel Incassobureau, van oordeel dat de klacht van (verzoeker; N.o.) ongegrond is. Ik deel dit oordeel van het College."

D. Reactie verzoeker

In zijn reactie op het standpunt van de Minister schreef verzoeker de Nationale ombudsman op 6 december 2001 onder meer het volgende:

"Uit de in mijn bezit zijnde, actuele en niet meer actuele kentekenbewijzen blijkt duidelijk dat de tenaamstelling in het register van de Dienst Wegverkeer tot dusverre altijd correct was. Afschriften van de betreffende kentekenbewijzen treft u daarom als bewijs bijgesloten aan.

(…)

Wat ik in het antwoord van de secretaris-generaal duidelijk mis, dat is natuurlijk de aanleiding tot een en ander, namelijk de eerste beschikkingen.

Die beschikkingen droegen namelijk wèl de juiste tenaamstellingen en deze gegevens waren uiteindelijk toch ook rechtstreeks uit het RDW-register afkomstig?

De verminking van mijn naam vond juist plaats in de beroepsprocedure en niet eerder.

(…)

Ik wijs het antwoord van de secretaris-generaal natuurlijk volstrekt van de hand."

E. Reactie Minister van Justitie

1. De Nationale ombudsman stelde de Minister bij het toesturen van verzoekers reactie op 15 januari 2002 nog de volgende vraag:

"Wat is de reden dat de voorletters van verzoeker wel staan vermeld op de beschikkingen van 15 december 1998 en 27 januari 2000 die verzoeker heeft ontvangen van het CJIB, en vanaf het moment van de beroepsprocedure in deze zaken bij de officier van justitie niet meer?"

2. In zijn schriftelijke reactie van 8 april 2002 op de reactie van verzoeker en op de vraag van de Nationale ombudsman antwoordde de secretaris-generaal namens de Minister onder meer:

"In uw brief van 15 januari 2001 heeft u mij verzocht mijn reactie op de brief van verzoeker kenbaar te maken. Tevens heeft u mij verzocht te antwoorden op de vraag wat de reden is dat de voorletters van verzoeker wel staan vermeld op de beschikkingen van 15 december 1998 en 27 januari 2000 die verzoeker heeft ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), en vanaf het moment van de beroepsprocedure in deze zaken bij de officier van justitie niet meer.

In mijn brief van 16 november 2001 is ten onrechte uitgegaan van de omstandigheid dat het niet vermelden van de voorletters van (verzoeker; N.o.) berustte op een onvolledige administratie ten tijde van het opmaken van de oorspronkelijke beschikkingen. Naar nu duidelijk is geworden betreft het onvolledig opnemen van de persoonsgegevens echter niet de oorspronkelijke beschikkingen waarin telkens wel de voorletters werden opgenomen, maar de beschikkingen die werden aangemaakt nadat de betrokkene beroep had ingesteld.

Naar aanleiding van bovenstaande vraag heb ik inlichtingen ingewonnen.

Gebleken is echter dat er geen afdoende verklaring kan worden gegeven voor het feit dat de automatisch vervaardigde brieven/beschikkingen in de beroepsprocedures niet de voorletters van verzoeker bevatten, terwijl de beschikkingen voor de beroepsfase deze voorletters wel bevatten.

Wel is duidelijk geworden dat op 29 maart 2001 (CJIB-nummer 24…) en 25 april 2000 (CJIB-nummer 31…) een mutatie in de persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, waarbij de initialen van verzoeker zijn verdwenen. De aanleiding of oorzaak voor deze mutaties, dan wel wie deze heeft uitgevoerd, heb ik helaas niet kunnen achterhalen.

Indien in een bezwaar- of beroepszaak op enig moment aan de betrokkene een geautomatiseerde brief/beschikking dient te worden verzonden, wordt de opdracht daartoe vanuit het arrondissementsparket waarbij de bezwaar- of beroepszaak aanhangig is, via een geautomatiseerd bestand, elektronisch naar het CJIB te Leeuwarden gezonden. Mogelijk is er in deze kwestie sprake van een fout bij het elektronisch verzenden of ontvangen van de gegevens of van een menselijke fout."

F. Nadere reactie verzoeker

Verzoeker handhaafde zijn standpunt in zijn nadere schriftelijke reactie van 17 april 2002 op hetgeen de Minister naar voren had gebracht.

Achtergrond

1. Achterkant van de beschikking van het CJIB:

"1. Beroep bij de officier van justitie

Bent u het met de aan de voorzijde vermelde beschikking niet eens, dan kunt u hiertegen binnen zes weken na de verzenddatum schriftelijk beroep instellen bij de officier van justitie. Het adres van de officier van justitie staat op de voorzijde van deze beschikking.

In uw beroepschrift legt u uit waarom u het niet eens bent met de aan u opgelegde sanctie. Ook vermeldt u uw:

- naam - voornamen

- geboortedatum - geboorteplaats

- adres - (Post)bankrekeningnummer

Het beroepschrift moet worden ondertekend en zijn voorzien van een dagtekening.

U dient bij uw beroepschrift een kopie van deze beschikking mee te sturen.

(…)

3. Beroep bij het kantongerecht

Bent u het met de aan de voorzijde vermelde beslissing van de officier van justitie niet eens, dan kunt u hiertegen binnen zes weken na de verzenddatum schriftelijk beroep instellen bij het kantongerecht. U stuurt het beroepschrift naar de officier van justitie op het aan de voorzijde vermelde adres.

Beroep bij het kantongerecht kan worden ingesteld op een van de volgende gronden:

- de gedraging is niet verricht of de gedraging is niet door u verricht (behalve als de sanctie aan u als kentekenhouder is opgelegd, zie daarvoor het laatste gedachtestreepje);

- de officier van justitie had, gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, een lagere sanctie moeten vaststellen, of de beschikking moeten vernietigen;

- de officier van justitie had de beschikking moeten vernietigen op grond van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (zie ook onder punt 2 hiernaast).

In uw beroepschrift moet u verder vermelden uw:

- naam - voornamen

- geboortedatum - geboorteplaats

- adres - (Post)bankrekeningnummer

Het beroepschrift moet worden ondertekend en zijn voorzien van een dagtekening.

U dient bij uw beroepschrift een kopie van deze beslissing mee te sturen!

Binnen veertien dagen nadat de officier van justitie uw beroepschrift heeft ontvangen, moet u zekerheid stellen voor de betaling van de sanctie. De zekerheid moet worden gesteld door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Hiervoor dient u bij voorkeur de bijgevoegde acceptgiro te gebruiken. Wanneer u op een andere wijze betaalt, dient u altijd het beschikkingsnummer te vermelden. Als u geen zekerheid stelt, wordt uw beroepschrift niet in behandeling genomen."

2. Artikel 4 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften:

"1. De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

2. Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

3. In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.

4. De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan."

3. Vaststelling formulieren administratieve sanctie overtreding verkeersvoorschrift:

"19 maart 1996/Nr. 546654/296

College van Procureurs-Generaal

De Minister van Justitie,

Overwegende dat wijziging van het model van de beschikking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften noodzakelijk is, gelet op de brief van de Minister van Justitie, van 10 mei 1994, nr. 438265/294, mede naar aanleiding van het rapport 93/239, d.d. 20 april 1993 van de Nationale ombudsman, inzake de aanbeveling om in de toelichting op de achterzijde van de beschikking te vermelden op welke wijze zekerheid kan worden gesteld;

Gelet op het rapport van de Nationale ombudsman, van 20 januari 1995, nr. 95/25, inzake de actieve informatievoorziening bij het niet vermelden van het telefoonnummer op de beschikking;

Overwegende dat het noodzakelijk is de formulieren van de beschikking door middel waarvan de administratieve sanctie wordt opgelegd opnieuw vast te stellen;

Besluit:

I. vast te stellen volgens bijlagen 1, 2 en 3 van dit besluit:

a. de beschikking (staande houding) (bijlage 1);

b. de beschikking (constatering op kenteken) (bijlage 2);

c. de toelichting (achterzijde van a en b) (bijlage 3);

II. dat het besluit van 4 mei 1994, nr. 437632/294/JvS wordt ingetrokken;

III. dat de oude formulieren tot uiterlijk 1 maand na inwerkingtreding van dit besluit mogen worden gebruikt;

IV. dat dit besluit in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

(…)

Bijlage 2

Centraal Justitieel Incasso Bureau

Postbus 1794, 8901 CB Leeuwarden

Verzenddatum:

Vervaldatum:

BESCHIKKING

Beschikkingsnummer:

Kenteken voertuig:

Met het voertuig met bovenstaand kenteken is een verkeersvoorschrift overtreden. In het kentekenregister staat dit kenteken op uw naam geregistreerd, of uit een schriftelijke huurovereenkomst is gebleken dat u ten tijde van de overtreding huurder was van bedoeld voertuig. Daarom is u een administratieve sanctie opgelegd. De gegevens staan hieronder vermeld. Uw betaling moet voor de vervaldatum op de rekening van het CJIB zijn bijgeschreven. Zie ook punt 5 op de achterzijde van de beschikking.

Bent u het met deze beschikking niet eens, dan kunt u hiertegen schriftelijk beroep instellen bij de officier van justitie. Meer informatie hierover vindt u op de achterzijde onder de punten 1 en 2.

Omschrijving overtreding;

Pleegdatum:

In de gemeente:

Snelheid toegestaan:

Plaatsaanduiding:

Feit geconstateerd door:

Administratieve eenheid:

Kenmerk opsporingsinstantie:

Officier van justitie:

Uiterste beroepsdatum:

Opgelegde sanctie:

Sanctie na 1e verhoging:

Tijdstip:

Feitcode:

Geconstateerd:

Fotofilmnummer:

Te voldoen:

BETAAL OP TIJD, VOORKOM VERHOGING!

Sanctie na 2e verhoging:

WAARSCHUWING

BEDRAG UITELIJK OP REKENING CJIB BIJGESCHREVEN OP:

LET OP! Z.O.Z. PUNT 5 …"

4. Besluit standaardschrijfwijze persoonsgegevens, Stcrt. 1992, 176

Sinds 1 januari 1993 is van kracht het Besluit Standaardschrijfwijze Persoonsgegevens van de Minister van Binnenlandse Zaken. In het besluit wordt het gebruik van twee door het Nederlandse Normalisatie Instituut ontwikkelde NEN-normen voor de electronische uitwisseling van persoonsgegevens dwingend voorgeschreven. De NEN-norm 1888 betreft de uitwisseling en presentatie van adresgegevens, waarin onder meer het gebruik van voorletters is opgenomen. Het besluit voorziet in een overgangsperiode van vier jaar. Daarna moet toepassing in de gehele rijksdienst zijn gerealiseerd. Ten aanzien van geautomatiseerde systemen waarvan de invoering verschillende jaren in beslag neemt en met de invoering waarvan al een begin is gemaakt voor de inwerkingtreding van dit besluit, kan worden toegestaan dat de termijn van vier jaar wordt overschreden.

Instantie: Centraal Justitieel Incassobureau

Klacht:

Verzoeker voor tweede maal binnen korte tijd geconfronteerd met beschikking waarop in de adressering zijn voorletters ontbreken ondanks eerdere correspondentie daarover.

Oordeel:

Gegrond