2002/240

Rapport

1. Verzoeker klaagt erover dat het Nederlands bureau brandweer examens (Nbbe) hem ten onrechte te weinig punten heeft toegekend voor het module-examen 605 S dat hij op 15 mei 2000 aflegde.

2. Verder klaagt verzoeker erover dat dezelfde medewerker van het Nbbe met wie hij het examen heeft ingezien, zijn bezwaarschrift van 22 augustus 2000 hierover heeft beoordeeld.

3. Tenslotte klaagt verzoeker erover dat het Nbbe naar aanleiding van zijn bezwaarschrift slechts de gevolgde procedure die tot de totstandkoming van zijn eindcijfer heeft geleid, heeft getoetst.

Beoordeling

I. Ten aanzien van de beoordeling van het examen

1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het Nederlands bureau brandweer examens (Nbbe) hem te weinig punten heeft toegekend voor het module-examen 605 S dat hij op 15 mei 2000 aflegde.

2. Vooropgesteld moet worden dat het aan de examinator is om te beoordelen of de kandidaat bij het examen heeft voldaan aan de eisen. Bij verschil van mening over de beoordeling van het examen zoals dat door de kandidaat is afgelegd, dient daarom te worden uitgegaan van het oordeel van de examinator. De juistheid van dat oordeel kan de Nationale ombudsman alleen marginaal toetsen. Dat betekent dat het oordeel van de examinator slechts kan worden aangemerkt als niet behoorlijk wanneer feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de conclusie kunnen dragen dat de examinator niet in redelijkheid tot dat oordeel heeft kunnen komen.

3. Verzoeker stelt met name dat hij te weinig punten heeft gekregen voor zijn antwoord op de vragen 1a, 1c, 2b, 3, 4c, 5a en 5c. Hij stelt dat zijn antwoorden op de vragen goed waren en dat hij daarvoor te weinig punten heeft gekregen.

4. Het Nbbe heeft bij zijn reactie van 17 januari 2002 onder meer kopieën toegezonden van het examen zoals dat verzoeker is afgenomen, de daarbij behorende puntenverdeling, de modelbeantwoording en van de antwoorden van verzoeker op de examenvragen. Het Nbbe heeft de Nationale ombudsman verzocht de modelbeantwoording niet openbaar te maken. De Nationale ombudsman heeft dit verzoek gehonoreerd.

5. Gelet op de onder 4. genoemde stukken, en in aanmerking genomen hetgeen onder 2. is opgemerkt, is er geen reden voor het oordeel dat het Nbbe in redelijkheid niet de punten heeft kunnen toekennen aan de vragen 1a, 1c, 2b, 3, 4c, 5a en 5c zoals het Nbbe dat heeft gedaan.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

II. Ten aanzien van de beoordelaar van het bezwaarschrift

1. Verzoeker klaagt er verder over dat dezelfde medewerker van het Nbbe met wie hij het examen had ingezien, zijn bezwaarschrift van 22 augustus 2000 hierover heeft beoordeeld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar omdat deze medewerker van het Nbbe zich al tijdens de nabespreking had uitgelaten over de kwaliteit van verzoekers antwoorden op diverse vragen.

2. Ingevolge artikel 10 van het Algemeen brandweerexamenreglement 1994, zoals dit luidt sinds 15 augustus 2000 (zie Achtergrond onder 4.), zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing op bezwaarschriften die worden ingediend tegen de uitslag van een module-examen. Het is een wezenskenmerk van de bezwaarprocedure dat het bezwaar tegen een beslissing, in dit geval de examen-uitslag, wordt beoordeeld door het bestuursorgaan dat de beslissing in eerste instantie heeft genomen. Uit het vereiste van artikel 2:4, eerste lid, Awb dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid vloeit voort dat de beslissing op bezwaar niet wordt behandeld door een medewerker die betrokken is geweest bij de totstandkoming van het primaire besluit. Overeenkomstig dit vereiste is ook in artikel 7:5 Awb bepaald dat het horen in de bezwaarprocedure geschiedt door een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest. Het verbod van vooringenomenheid gaat evenwel niet zover dat een ambtenaar die niet betrokken is geweest bij de primaire beslissing, maar wel inzage in het examen heeft verleend, niet mag worden belast met de behandeling van het bezwaarschrift tegen de uitslag van een module-examen.

De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.

3. Wel merkt de Nationale ombudsman ten overvloede op dat verzoeker niet overeenkomstig artikel 7:2 Awb door het bestuursorgaan in de gelegenheid is gesteld over zijn bezwaar te worden gehoord. Evenmin is in de beslissing op bezwaar aangegeven of, en op welke grond, overeenkomstig artikel 7:3 Awb van het horen van verzoeker kon worden afgezien. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman kan het verlenen van inzage voorafgaand aan het bezwaarschrift niet afdoen aan de hoorplicht van artikel 7:2 Awb.

III. Ten aanzien van de toetsing van het bezwaarschrift

1. Bij brief van 22 augustus 2000 protesteerde verzoeker tegen de uitslag van het module-examen 605 S dat hij op 15 mei 2000 had afgelegd. Het Nbbe merkte deze brief aan als een bezwaarschrift en verklaarde dit bezwaarschrift bij brief van 29 september 2000 ongegrond. De reden die het Nbbe daarvoor gaf was dat uit onderzoek was gebleken dat het examenwerk van verzoeker door twee nakijkers, onafhankelijk van elkaar, was beoordeeld en dat beide nakijkers tot nagenoeg hetzelfde aantal punten was gekomen.

2. Verzoeker klaagt er over dat het Nbbe naar aanleiding van zijn bezwaarschrift slechts de procedure die tot de totstandkoming van zijn eindcijfer heeft geleid, heeft getoetst.

3. In zijn reactie van 17 januari 2002 deelde het Nbbe hierover mee dat verzoeker in zijn bezwaarschrift geenszins had aangetoond dat aan hem te weinig punten waren toegekend. Voorts deelde het Nbbe mee dat verzoeker slechts selectief de aan hem toegekende punten aan de orde had gesteld. Door zonder meer inhoudelijk in te gaan op deze selectieve bezwaren, zou het gevaar kunnen ontstaan dat het resultaat van de totale correctie van het gehele examen uit evenwicht zou raken.

Verder deelde het Nbbe mee dat het Algemeen brandweerexamenreglement alleen de mogelijkheid kent van bezwaar tegen de uitslag van een examen, waarbij de uitslag moet worden gezien als het resultaat van de beoordeling van alle antwoorden en kan worden aangeduid als een ondeelbare eenheid. Om die reden was een marginale toets naar aanleiding van een bezwaarschrift aangewezen.

4. Blijkens de toelichting bij het besluit van 15 augustus 2000, waarbij het Algemeen brandweerexamenreglement 1994 met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2000 is gewijzigd, is expliciet de mogelijkheid gehandhaafd tegen de uitslag van een module-examen bezwaar aan te tekenen overeenkomstig de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb, ook al kan tegen deze uitslag geen beroep overeenkomstig hoofdstuk 8 Awb worden ingesteld (stcrt. 21 augustus 2000, nr. 160, p 10 e.v.; zie Achtergrond, onder 5). Nu de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is op bezwaarschriften die worden ingediend tegen de uitslag van een module-examen, diende een heroverweging plaats te vinden op de grondslag van verzoekers bezwaarschrift (zie Achtergrond, onder 1.). Door niet in te gaan op de door verzoeker geuite bezwaren en slechts op te merken dat de nakijk-procedure correct was gevolgd, is het Nbbe tekort geschoten in de motivering van het oordeel op het bezwaarschrift.

De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Nederlands bureau brandweer

examens (Nbbe), is niet gegrond, behoudens wat betreft de toetsing van het bezwaarschrift; op dit punt is de klacht gegrond.

Onderzoek

Op 30 juli 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Zaandijk, met een klacht over een gedraging van het Nederlands bureau brandweer examens (Nbbe) te Capelle aan den IJssel.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het Nbbe verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd het Nbbe een aantal specifieke vragen gesteld.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van het Nbbe gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker volgde een opleiding bij het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding (NIBRA; zie Achtergrond, onder 2.) en legde op 15 mei 2000 het module-examen 605 S af. Dit examen werd opgesteld en nagekeken door medewerkers van het Nederlands bureau brandweer examens (Nbbe; zie Achtergrond, onder 2.)

Het Nbbe oordeelde dat verzoeker niet was geslaagd voor dit examen. Op 18 augustus 2000 heeft verzoeker het examen besproken met de heer G. van het Nbbe.

2. Verzoeker schreef het Nbbe op 22 augustus 2000 een brief waarin onder meer staat:

“Betreft: bezwaar uitslag examen

(…)

Module 605 S

(…)

Op vrijdag 18 augustus 2000 heb ik inzage gehad in mijn examenwerk met de heer G.

Verschillende malen heeft de heer G. gezegd dat het antwoord niet fout was maar dat het antwoord anders had moeten zijn.

Ik beantwoordde volgens hem op een te laag niveau.

Ik denk, dat als ik een vraag goed beantwoord maar het een te laag niveau is, dat de vraag misschien op een andere manier gesteld zou moeten worden zodat de vraag anders beantwoord zou kunnen worden.

Er zijn verschillende vragen waarbij ik denk dat ik meerdere punten verdien dan ik tot op heden toegewezen heb gekregen.

Ik zal proberen om zo duidelijk mogelijk uit te leggen waarom ik een bepaald antwoord gegeven heb.

Vraag 1 a

Hierbij geef ik duidelijk aan wat de wegen zijn die bewandeld moeten worden zoals omschreven op bladzijde 75. Het betreft een interregionale bijstand (regionale brandweer west en regionale brandweer oost) zoals omschreven op bladzijde 75.

Ik beschrijf globaal de wegen (zoals de vraag is gesteld) en krijg toch maar drie punten in plaats van zes.

Vraag 1 c

Bij deze vraag werd door de heer G. gezegd dat mijn antwoord niet fout was maar dat ik deze met een te laag niveau beantwoord zou hebben.

Mijn antwoord zou algemener moeten zijn. Ik noem hier drie voorbeelden en de argumenten en ik krijg maar twee punten van de zes. Is erg weinig.

Vraag 2 b

Hierbij geef ik een uitleg die voldoet aan de gestelde vraag maar toch krijg ik maar 7 punten van de 9.

Vraag 3

Hier behoort het antwoord volgens het NBBE te zijn de 5 W's. Willen, weten, wegen, werken en waken en dan een uitleg hierbij.

Om uit eigen ervaring te praten (ik ben namelijk veiligheidsdeskundige) praat je met de vijf W's over een arbozorgsysteem. Hierbij is de W van weten de RIE en niet de complete cirkel van de 5 W's. Je zou nog kunnen zeggen dat de W van werken (beheersing en verbetering van de processen) te maken heeft met de RIE maar zeker niet dat alle W's een onderdeel zijn van de RI&E.

Hier komt nog bij dat de heer G. mij niet kon zeggen waar het antwoord te vinden was in het boek maar hij zei dat het in de les verteld zou kunnen zijn.

Bij deze vraag krijg ik maar 4 punten van de 10 terwijl mijn antwoord 10 punten waard is daar ik alle essentiële onderdelen benoem en toelicht.

Vraag 4 c

Hierbij geeft het antwoord (volgens de heer G.) het doel aan terwijl de vraag niet zo gesteld wordt.

Hierbij wordt op bladzijde 56 bovenaan gesteld dat het niet alleen betrekking heeft op de geleverde diensten maar ook op het intern functioneren van de organisatie.

Hiermee is de vraag beantwoord waarmee dit instrument de commandant ondersteunt.

Ik krijg hierbij maar drie punten in plaats van 6.

Vraag 5 a

Nadere uitleg van mijn antwoord:

Rampenplannen: art. 2 WRZO (Wet rampen en zware ongevallen; N.o.)

Rampbestrijdingsplannen: art. 7 WRZO.

Prov. Coördinatieplannen: artikel 10

Taken en bevoegdheden: verschillende artikelen.

Bijstand: o.a. artikel 15, 16 17

Bijzondere bepalingen: bladzijde 69 1.4

Deze onderwerpen worden dus allemaal geregeld in de WRZO.

Ik krijg hier maar 4 punten terwijl ik al de zaken die ik genoemd heb, beantwoord volgens de vraag. Ik heb dus recht op zes punten.

Vraag 5 c

Hierbij benoem ik bevoegdheden die de burgemeester heeft en ik krijg maar 1 punt in plaats van drie.

Samenvatting.

Bij verschillende vragen heb ik veel te weinig punten toegekend gekregen.

Wat de reden daarvoor is, is mij onduidelijk. Misschien waren er toch meer antwoorden mogelijk dan vermeld stonden in de nakijkinstructie.

Misschien heeft men bepaalde antwoorden en vragen niet goed begrepen of gesteld.

Ik weet niet waar het aan heeft gelegen maar ik weet wel dat ik te weinig punten heb gehad.

Ik hoop dat u ziet wat er mis is gegaan en gehoor wil geven aan mijn verzoek om meer punten toegekend te krijgen dan tot nu toe het geval is.

Indien nodig wil ik graag een toelichting geven.”

3. Bij brief van 29 september 2000 reageert het Nbbe onder meer als volgt:

“Inlichtingen bij: mr. G.

(…)

U stelt in uw brief dat u te weinig punten heeft gekregen voor uw antwoorden op de vragen 1a, 1c, 2b, 3, 4c, 5a en 5c. U verzoekt om een herbeoordeling van deze vragen.

Ter behandeling hiervan dient het volgende.

Uit onderzoek is gebleken dat uw examenwerk, conform de geldende procedure, door twee nakijkers, onafhankelijk van elkaar, is beoordeeld. Binnen deze systematiek zijn beperkte afwijkingen van de beoordeling per vraag gebruikelijk.

Doorslaggevend voor de vaststelling van uw resultaat is het totaal aantal punten, dat door de nakijkers wordt gegeven.

De beide nakijkers hebben uw examenwerk met nagenoeg het gelijke aantal punten beoordeeld, hetgeen leidt tot de vaststelling van het onvoldoende resultaat.

Gelet op het bovenstaande achten wij uw bezwaarschrift ongegrond en zien wij geen redenen aanwezig de uitslag van uw examen te wijzigen.”

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder “Klacht”.

C. Standpunt Nederlands Bureau brandweer examens

1. Bij brief van 17 januari 2002 reageerde het Nederlands bureau brandweer examens als volgt op de klacht:

“…Uit zijn bezwaarschrift van 22 augustus 2001 wordt al direct duidelijk dat (verzoeker; N.o.) slecht onderscheid maakt tussen de betekenis van de inzage en die van het bezwaar.

(…)

Feit is echter dat de inzage, overeenkomstig zijn wezenkenmerk, ook voor (verzoeker; N.o.) slechts strekte tot kennisneming van reeds tot stand gekomen stukken. De omstandigheid dat de betrokken medewerker van het Nbbe blijkbaar bereid was om naar vermogen en onder voorbehoud te antwoorden op zijn vragen doet hier niet aan af.

(…)

De fixatie van betrokkene op de beoordelingsinstructie is evident. Hierbij miskent hij echter dat niet de beoordelingsinstructie, maar zijn eigen antwoord is beoordeeld en dat hij derhalve dient aan te tonen dat zijn antwoord onjuist is beoordeeld en níet dat de beoordelingsinstructie ondeugdelijk is.

Bezwaar tegen een beoordelingsinstructie is overigens ook niet mogelijk. Daarbij zij opgemerkt dat, in tegenstelling tot hetgeen (verzoeker; N.o.) meerdere malen heeft aangevoerd, de beoordelingsinstructie niet 'het' antwoord (van wie dan ook) is. Er is maar een antwoord en dat is dat van de kandidaat! De corrector beoordeelt op basis van zijn specifieke deskundigheid. De beoordelingsinstructie dient in beginsel slechts als een richtsnoer, waarin een mogelijk goed antwoord is vervat. Indien het antwoord van de kandidaat afwijkt van de beoordelingsinstructie, maar niettemin goed kan worden gerekend, dan neemt de betekenis van de beoordelingsinstructie logischerwijs af en de betekenis van de deskundigheid van de corrector tezamen met de betekenis van de juistheid van het antwoord van de kandidaat toe. Naast vorengenoemde betreft het hier (vraag 3) een inzichtvraag, waarop het antwoord (dus) niet noodzakelijkerwijs in het cursusboek is te vinden (en al helemaal niet tijdens een open-boek examen).

(…)

Vreemd is voorts dat betrokkene het blijkbaar niet eens is met de beoordelingsinstructie, dat wil zeggen dat zijn antwoord daar dus vanaf wijkt, en blijkbaar denkt te zijn beoordeeld uitsluitend op basis van de beoordelingsinstructie, terwijl aan hem voor zijn antwoord toch 4,5 punten zijn toegekend. Alleen al dit feit geeft aan dat betrokkene, gewoon zoals het hoort, door de correctoren is beoordeeld op de juistheid van zijn antwoord en blijkbaar niet 'strak' volgens het model zoals weergegeven in de beoordelingsinstructie. Daarbij klemt het, dat hij in zijn bezwaar op geen enkele wijze heeft aangetoond dat hij voor zijn antwoord (waar het allemaal, in tegenstelling tot de beoordelingsinstructie, om gaat) meer punten verdient dan de 4,5 welke aan hem zijn toegekend. Hij volstaat slechts met de mededeling dat zijn antwoord 10 punten waard is, (citaat:) 'daar ik alle essentiële onderdelen benoem en toelicht'.

Deze stelling wordt vervolgens op geen enkele wijze door betrokkene onderbouwd, laat staan dat hij aantoont dat er ten onrechte te weinig punten aan hem zijn toegekend. Voorts is deze stelling in strijd met de aankondiging in zijn bezwaarschrift:

"Ik zal proberen om zo duidelijk mogelijk uit te leggen waarom ik een bepaald antwoord gegeven heb."

Daarbij gaat het overigens niet aan om eerst in bezwaar aan te geven wat de reden (lees: uitleg) is van een bepaald antwoord. Dit duidt er immers op dat (verzoeker; N.o.) deze reden in zijn oorspronkelijke antwoord blijkbaar onvoldoende tot uitdrukking heeft kunnen brengen; op zich reeds reden om aan hem een beperkt aantal punten toe te kennen. Een bezwaarschrift is geen herkansing!

Betrokkene heeft ten ene male verzuimd om binnen een volledig argumentatief kader, objectief aan te tonen dat aan hem ten onrechte een te gering aantal punten is toegekend voor een door hem juist gegeven antwoord op hetgeen wordt beschreven en gesteld in de vraag.

Zo bestaat het hele bezwaarschrift feitelijk uit een opsomming van niet nader onderbouwde stellingen en 'meningen', waarbij nauwelijks of niet wordt gerelateerd aan relevante gegevens. De noodzakelijke logische interrelatie tussen de vraag, het antwoord, de beoordelingsinstructie, het mogelijke antwoordalternatief en het toegekende aantal punten ontbreekt grotendeels, laat staan dat er sprake is van een volledige redenering.

Een bezwaar dat luidt: "Hierbij geef ik een uitleg die voldoet aan de gestelde vraag maar toch krijg ik maar 7 punten van de 9.", kan niet anders worden uitgelegd als een verkapt verzoek om een herbeoordeling zonder meer.

Gelet op zijn brief van 27 november 2000, lijkt het er overigens op dat het enige echte bezwaar van (verzoeker; N.o.) is gericht tegen de beoordelingsinstructie van vraag 3. De klachten van (verzoeker; N.o.) klemmen te meer, nu hij, zoals gezegd, op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zijn antwoord op vraag 3 juist is. Sterker nog, aan het einde van zijn bezwaarschrift deelt hij mee (citaat:) "Ik weet niet waar het aan heeft gelegen maar ik weet wel dat ik te weinig punten heb gehad".

De 'marginale toets'

(Verzoeker; N.o.) stelt selectief de aan hem voor zijn antwoorden op sommige vragen toegekende punten aan de orde. Door zonder meer inhoudelijk in te gaan op zijn selectieve bezwaren, zou het gevaar kunnen ontstaan dat het resultaat van de totale correctie van het gehele examen uit evenwicht raakt.

De beoordeling van een examen met open vragen is veelal een zogeheten intersubjectieve aangelegenheid. Dat wil zeggen dat verschillende deskundigen verschillend over de prestaties van de kandidaat kunnen denken. Door de mogelijkheid van bezwaar met betrekking tot de beoordeling van een antwoord op een specifieke vraag zonder meer open te stellen, kan elke kandidaat met betrekking tot de uitslag van dergelijke examens 'zijn kans wagen' door bezwaar te maken.

Het beginsel van integrale beoordeling en, indirect, marginale toetsing, komt tot uitdrukking in artikel 10 van het Algemeen brandweerexamenreglement 1994 (zie Achtergrond onder 4.; N.o.). Hierin wordt (onder andere) bepaald dat bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit van het bestuur met betrekking tot de uitslag van een module-examen. Deze uitslag is immers het resultaat van de beoordeling van alle antwoorden en kan worden aangeduid als een ondeelbare eenheid.

Voorts bestaat er naar de mening van het Nbbe geen enkel wettelijk beletsel voor toepassing van een marginale toets. Integendeel: de Awb sluit de mogelijkheid van bezwaar tegen de uitslag van een examen zelfs helemaal uit (zie Achtergrond onder 1.; N.o.)! Dit is ook vanzelfsprekend, omdat de heroverweging in de zin van de Awb ziet op objectief rechtsherstel. Het recht dat in casu bestaat uit de reglementen en niet uit de (deels subjectieve) beoordeling.

De meeste van de 'bezwaarschriften' die bij het Nbbe binnenkomen, bestaan feitelijk uit een verkapt verzoek om een herbeoordeling zonder meer. Aan een dergelijk verzoek kan vanzelfsprekend niet worden voldaan, er is immers al beoordeeld. Gelet op de bestaansreden van artikel 8:4 sub e Awb (zie Achtergrond onder 1.; N.o.) alsmede gelet op het intersubjectieve karakter van de beoordeling van een examen met open vragen, dienen relatief zware eisen te worden gesteld aan de argumenten die, al dan niet in bezwaar, worden aangevoerd en op basis waarvan een besluit met betrekking tot de uitslag eventueel kan worden herzien. Zo dient binnen een volledig argumentatief kader, objectief te worden aangetoond dat aan betrokkene ten onrechte een te gering aantal punten is toegekend voor een juist antwoord op hetgeen is genoemd en gesteld in de vraag.

(Verzoeker; N.o.) heeft hieraan niet voldaan…”

D. Reactie verzoeker

1. Bij brief van 17 januari (lees: februari) 2002 reageerde verzoeker onder meer als volgt op de reactie van het Nbbe:

“Op het moment dat diegene die de inzage verzorgde, iets voorlas, ik een uitleg vroeg en hij vervolgens het boek erbij haalde om iets recht te zetten, blijkt dat hij iets verder wil gaan dan alleen uitleg te geven. Op het moment dat ik hem vraag wat er fout is aan mijn antwoord en hij zegt dat het antwoord niet fout is maar dat ik het beantwoordde op een te laag niveau er voor mij toch heel veel vraagtekens naar boven komen. Is dan de vraag wel goed gesteld?

(…)

"Er zou een boek bijgehaald zijn”

In een eerder gesprek met de heer G., gaf hij een uitleg over een antwoord. Dit antwoord kon ik nergens terug halen. Ook bleek al bij de nakijkinstructie dat er geen verwijzing stond naar een hoofdstuk of een pagina hetgeen wel gebruikelijk is voor de nakijkers. Toen ik hem vroeg waar het antwoord vandaan kwam welke het NBBE vermeldde in de nakijkinstructie noemde hij een boek op. Ik zei dat dit boek geen deel uitmaakte van de lesstof. Dat was niet zijn probleem maar van het NIBRA. Ik zei akkoord maar dat wilde ik graag op papier hebben zodat ik het NIBRA hierop kon aanspreken. Hieraan wilde hij geen gehoor geven want dat was teveel werk. Buiten het feit dat er een verwijzing moet staan naar een hoofdstuk was het antwoord ook niet correct. Het antwoord was echt fout. De 5 W's hebben betrekking op een arbozorgsysteem. Natuurlijk kun je de 5 W's relateren aan heel veel zaken maar daar hoort dan een verhaal bij. Indien ik niet echt in deze materie zou zitten (ik ben veiligheidskundige) zou ik het kunnen accepteren indien er een relatie is met de stof.

Pagina 3

"Op pagina drie noemt men dat het gaat om een inzichtvraag"

Het gaat mij toch iets te ver om "inzicht" te hebben en dan een antwoord te geven waar de 5 W's naar voren komen. Je zult er toch echt iets mee te maken gehad moeten hebben wil je ooit zo'n antwoord kunnen geven.

“Eenzijdige fixatie"

Het is mij in eerste instantie niet te doen om de beoordelingsinstructie maar om een eerlijk en duidelijk beeld te hebben van het juiste antwoord. Indien ik de beoordelingsinstructie niet heb, kan ik ook niet nakijken en aantonen hoe of wat. Doordat ik ooit de nakijkinstructie gezien heb (alleen gehoord en niet zelf gelezen) volgens het NBBE betekent niet dat ik daar ook iets mee kan. Verder betekent het niet zo dat het een intern stuk betekent. Volgens mij is men verplicht in het kader van openbaarheid van bestuur (zie Achtergrond onder 3.; N.o.), om dit vrij te geven. Het NBBE gaat er al bij voorbaat van uit dat er misbruik wordt gemaakt van inzage en niet dat het een ondersteunend karakter kan hebben voor de student.

"Problemen op het inhoudelijke vlak"

Natuurlijk gaat het om een aantal punten die ik nodig heb zodat ik geslaagd ben voor dit vak. Indien ik voor deze vraag het maximaal aantal punten gehad zou hebben, zou ik geslaagd zijn. Verder heb ik toen niet alleen bezwaar aangetekend over deze vraag maar ook over andere. Indien ik beoordeeld ben over andere zaken dan de nakijkinstructie zou ik meer punten moeten krijgen dat hetgeen nu het geval is. Het antwoord dat in de nakijkinstructie staat is niet terug te halen in het boek dus voor een nakijker ook niet te relateren aan iets. Er vanuit gaande dat iedere "nakijker" deskundig is, wil ik ter discussie stellen. Het gaat over zoveel verschillende onderwerpen van recht tot arbo tot kwaliteitsmodellen tot organisatiestructuren tot gemeentewet tot grootschalig optreden tot de rol van de politie enzovoort. Indien je dan praat over deskundigheid heb ik mijn twijfels daar over dat ieder nakijker daar deskundig in is. Daarom is het van belang dat er bij de nakijkinstructie een verwijzing is naar een hoofdstuk maar schort het nogal eens aan.

Pagina 4

"Een verkapt verzoek"

Natuurlijk is mijn doelstelling om een voldoende te halen voor dit vak. Natuurlijk wil ik het maximale aantal punten krijgen die nodig is om een voldoende te halen. Natuurlijk ben ik kritisch naar de vragen gaan kijken als het om een paar punten gaat. Als dan blijkt dat er veel zaken niet goed zijn beantwoord en ik daar op reageer doet men het af als zijnde een "herbeoordeling".

Met de uitspraak van" ik weet niet waar het heeft aan gelegen"

Hiermee bedoel ik dat ik niet weet wat ik fout geantwoord heb en dat de heer G. mij ook geen duidelijke uitleg kon geven. Een uitspraak als: "Een te laag niveau" is voor mij niet acceptabel.

"Kans wagen door bezwaar te maken"

In deze alinea geeft men aan dat het mogelijk is om een antwoord op een andere manier te beantwoorden dan de vraag bedoeld zou moeten zijn. Dat betekent in mijn zienswijze dat de vraag niet goed gesteld zou kunnen zijn en voor meerdere interpretaties vatbaar zou zijn.

Pagina 5

"Bezwaar tegen de uitslag van een examen"

Dat zou betekenen dat men willekeurig een antwoord op zou kunnen schrijven zonder ooit aangesproken te kunnen worden of het antwoord goed of fout is. Het gaat mij toch iets te ver om dit normaal te vinden. Natuurlijk is het NBBE bezig om steeds meer duidelijkheid te krijgen in deze.

Hiermee bedoel ik dat het steeds vaker voorkomt dat deskundige de vraag met antwoord "bedenken" maar toch blijft overeind staan dat de nakijker deskundig moet zijn. Laat elke vraag door de instructeur nakijken om zo een duidelijk beeld te hebben.”

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2:4, eerste lid

“1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.”

Artikel 7:2, eerste lid

“1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.”

Artikel 7:3

“Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien:

a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,

b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,

c. de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.”

Artikel 7:5, eerste lid

“1. Tenzij het horen geschiedt door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan, geschiedt het horen door:

a. een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest, of

b. meer dan een persoon van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest.”

Artikel 7:11, eerste lid

“Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.”

Artikel 8:4, aanhef en onder e

“Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:

e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing.”

2. Brandweerwet 1985

Artikel 18a, eerste en tweede lid

1. Er is een Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding. Het instituut bezit rechtspersoonlijkheid.

2. Het instituut heeft de volgende taken:

a. het verzorgen van de officiersopleidingen voor de brandweer die met een rijksexamen als bedoeld in artikel 15 worden afgesloten,

b. het verzorgen van de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen andere opleidingen die met een rijksexamen als bedoeld in artikel 15 worden afgesloten,

c. het werven en selecteren van kandidaten voor opleidingen, bedoeld onder a en b, en

d. het ontwikkelen van leerstof en instructiemethoden en -middelen voor de opleidingen, bedoeld onder a en b.”

Artikel 18g, eerste en tweede lid

“1. Er is een Nederlands bureau brandweerexamens dat rechtspersoonlijkheid bezit.

2. Het bureau heeft tot taak:

a. te zorgen voor de ontwikkeling, de uitvoering, de organisatie en de afneming van een rijksexamen als bedoeld in artikel 15;

b. het afgeven van vrijstellingen en certificaten;

c. het vaststellen van de uitslag van een examen en het adviseren aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken over het afgeven van een diploma.”

3. Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 10, tweede lid onder d

“2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

(…)

d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen”

4. Algemeen brandweerexamenreglement 1994

Artikel 10

“Een belanghebbende kan tegen een besluit van het bestuur met betrekking tot de toelating tot een module-examen, de uitslag van een module-examen of tegen de behandeling tijdens een module-examen bezwaar maken. De hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.”

5. Wijziging examenregelingen brandweer (gepubliceerd in Staatscourant van 21 augustus 2000, nr. 160/pag.10)

Toelichting

(…)

Artikelsgewijs

(…)

De formulering van artikel 10 van het ABER 1994 is in overeenstemming gebracht met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van deze wet kan bezwaar en beroep worden ingesteld tegen besluiten van het bestuur van het Nbbe. Tegen besluiten inhoudende de uitslag van een examen en de vaststelling van opgaven en examinerings- en beoordelingsregels is geen beroep mogelijk (artikel 8:4, onder e Awb). Om kandidaten tegemoet te komen is van oudsher in artikel 10 van het ABER 1994 geregeld dat tegen besluiten met betrekking tot de toelating tot een module-examen, de uitslag van een module-examen, en de behandeling tijdens een module-examen bij het bestuur bezwaar aangetekend kan worden. Voor de indiening en behandeling van een dergelijk bezwaar zijn de bepalingen uit de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb nu expliciet van toepassing verklaard. Tegen de beslissing op het bezwaar kan geen beroep worden ingesteld.”

Instantie: Nederlands bureau brandweer examens

Klacht:

Ten onrechte te weinig punten toegekend voor examen; bezwaarschrift hierover beoordeeld door dezelfde medewerker met wie verzoeker het examen heeft ingezien.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Nederlands bureau brandweer examens

Klacht:

N.a.v. bezwaarschrift slechts de gevolgde procedure getoetst die tot de totstandkoming van eindcijfer heeft geleid.

Oordeel:

Gegrond