Verzoeker klaagt erover dat twee, met naam genoemde, ambtenaren van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland in de naar aanleiding van een ongeval op 9 oktober 2000 op de T-splitsing van de Lengelseweg/Kornhorst te 's-Heerenberg opgemaakte registratieset de toedracht van het ongeval onjuist hebben weergegeven.
Daarnaast klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland hem tot op heden geen proces-verbaal heeft verstrekt met daarin opgenomen een correcte weergave van het ongeval op 9 oktober 2000.
Beoordeling
I. Inleiding
Verzoeker heeft op 9 oktober 2000 een ongeval gehad terwijl hij met zijn motor op de Lengelseweg te 's-Heerenberg reed. Naar aanleiding van dit ongeval werd door de ambtenaren F. en W. van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland een registratieset opgemaakt.
II. Ten aanzien van de registratieset
1. Verzoeker klaagt erover dat de ambtenaren F. en W. de toedracht van het ongeval op 9 oktober 2000 onjuist hebben weergegeven in de door hen opgemaakte registratieset.
2. In de registratieset staat vermeld dat er sprake was van een eenzijdig ongeval alsmede dat verzoeker over de Kornhorst reed en bij het rechtsaf slaan de Lengelseweg op, door onbekende reden onderuit is gegaan en daarbij een onbekende vrachtauto heeft geraakt die over de Lengelseweg in tegenovergestelde richting reed. Voorts vermeldt de registratieset dat verzoeker zich zodanig heeft gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. Ook staat aangegeven dat de Kornhorst en de Lengelseweg wegen van gelijke orde zijn.
2. Volgens verzoeker was hij net de Lengelseweg opgedraaid toen hem uit tegenovergestelde richting een vrachtauto tegemoet reed. Deze vrachtauto zou volgens verzoeker gedeeltelijk op zijn weghelft hebben gereden. Door de zuiging van de vrachtauto werd verzoeker tegen de vrachtauto aangetrokken en kwam hij met zijn motor ten val. De vrachtauto was na het ongeval doorgereden. De linkerkant van verzoekers motor was geheel beschadigd, zijn linkerhand was verbrijzeld en hij is zijn linker ringvinger kwijtgeraakt. Verzoeker begrijpt dan ook niet dat er in de registratieset staat vermeld dat er sprake was van een eenzijdig ongeval, terwijl er sprake was van een aanrijding met een vrachtauto.
Ook is hij het er niet mee eens dat er in de registratieset staat vermeld dat hij bij het rechtsaf slaan onderuit was gegaan, terwijl de motor aan de linkerkant was beschadigd en verzoekers linkerhand was verbrijzeld. Indien hij bij het rechtsaf slaan onderuit zou zijn gegaan, was hij volgens hem op zijn rechterzij terechtgekomen en niet op zijn linkerzij. Ook staat er in de registratieset dat verzoeker zich zodanig heeft gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
3. De korpsbeheerder erkent in zijn reactie op dit klachtonderdeel dat de ambtenaren F. en W. bij het opmaken van de registratieset fouten hebben gemaakt. Deze fouten betreffen het vermelden dat er sprake was van wegen van gelijke orde terwijl de Lengelseweg een voorrangsweg is. Ook is het niet juist dat er in de registratieset staat aangegeven dat er sprake was van een eenzijdig ongeval. Immers volgens de handleiding bij de invulling van de registratieset van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (zie Achtergrond, onder 2.) is er alleen sprake van een eenzijdig ongeval als een rijdend voertuig schade heeft opgelopen, zonder dat dit voertuig of inzittenden andere objecten heeft geraakt. Aangezien onder punt 18 van de registratieset staat vermeld dat verzoeker een vrachtauto heeft geraakt, kan er dus geen sprake zijn geweest van een eenzijdig ongeval. Uit de verklaring van W. blijkt dat hij bij punt 18 van de registratieset de omschrijving van het ongeval heeft ingevuld zoals erover gesproken is en niet zoals de situatie door hem was aangetroffen (zie Bevindingen, onder C. 4.). Verder blijkt uit de verklaring van F. dat hij van verzoeker een verklaring heeft genoteerd waarin verzoeker aangeeft dat er een vrachtauto bij het ongeval was betrokken, maar dat de bestuurder van de vrachtauto was doorgereden (zie Bevindingen, onder C. 4.). F. kon zich echter niet meer herinneren waar zijn aantekeningen waren gebleven. Ook geeft F. aan dat uit het door F. en W. ingestelde onderzoek niet was gebleken dat er een andere partij betrokken was geweest bij de aanrijding, en dat de motor aan de linkerzijde was beschadigd. F. had de door W. opgemaakte registratieset niet meer gecontroleerd.
4. Uit het vorenstaande volgt dat vast is komen te staan dat er bij het invullen van de registratieset fouten zijn gemaakt. Van de betrokken ambtenaren had mogen worden verwacht dat zij de registratieset op een juiste wijze hadden ingevuld en bij de beschrijving van het ongeval een zo volledig mogelijk beeld van (de toedracht van) het ongeval hadden gegeven, te weten dat de bestuurder van de vrachtauto volgens verzoeker was doorgereden en dat de motor van verzoeker aan de linkerzijde was beschadigd alsmede dat verzoeker aan zijn linkerzijde letsel had opgelopen. Ook hadden de betrokken ambtenaren moeten vermelden dat het hun niet duidelijk was geworden of de genoemde vrachtauto verzoeker heeft geraakt dan wel dat verzoeker tegen de vrachtauto is gebotst (zie ook Bevindingen, onder C. 5.) in plaats van op de registratieset zonder meer te stellen dat verzoeker zich zodanig heeft gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. Dit geldt temeer nu een registratieset belanghebbenden, waaronder in dit geval de verzekeringsmaatschappij van verzoeker, informatie verstrekt om de afwikkeling van de schade verder te regelen. Door hun handelwijze hebben F. en W. onvoldoende oog gehad voor het belang van verzoeker dat de registratieset een zo volledig mogelijke en waarheidsgetrouwe weergave geeft van de toedracht van het ongeval.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van het feit dat inmiddels een verbeterde registratieset is gezonden aan de Stichting Processen-Verbaal.
III. Ten aanzien van het niet-toezenden van het proces-verbaal aan verzoeker
1. Verzoeker klaagt er verder over dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland hem geen afschrift van het proces-verbaal, met daarin opgenomen de juiste toedracht van het ongeval, heeft verstrekt.
2. De korpsbeheerder merkt in reactie op dit klachtonderdeel op dat het de politie ingevolge de Wet Politieregisters niet is toegestaan om afschriften van processen-verbaal en registratieformulieren aan verzoeker te verstrekken. Hiervoor dient de politie te verwijzen naar respectievelijk het Openbaar Ministerie en de Stichting Processen Verbaal. De politie is alleen bevoegd aan een betrokkene een afschrift te verstrekken van een proces-verbaal van aangifte en een eventuele getuigenverklaring.
3. Uit artikel 14 en 15 van de Wet Politieregisters juncto de Aanwijzing Verkeersongevallen volgt dat de politie niet bevoegd is aan een betrokkene een afschrift van de registratieset of een proces-verbaal te verstrekken (zie Achtergrond, onder 1. en 3.). Uit de Aanwijzing Verkeersongevallen blijkt verder dat de politie een afschrift van een proces-verbaal of registratieset inzake aanrijdingen verstrekt aan de Stichting Processen Verbaal ten behoeve van de verstrekking door de Stichting Processen Verbaal aan belanghebbenden. Verder vermeldt de Aanwijzing Verkeersongevallen dat de registratieset of afschrift van het proces-verbaal de belanghebbenden in een groot aantal gevallen voldoende informatie verschaft om de schade te kunnen regelen.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het de politie niet is toegestaan om verzoeker een afschrift van de registratieset en het nadien opgemaakte aanvullende proces-verbaal te doen toekomen.
In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.
Wel wordt opgemerkt dat, uit onderzoek door de Nationale ombudsman is gebleken dat de politie fouten heeft gemaakt bij de invulling van de registratieset en dat er nadien door de betrokken ambtenaren een aanvullend proces-verbaal is gemaakt waarin deze fouten werden hersteld. Nog afgezien van het feit dat de politie op grond van de Aanwijzing verkeersongevallen (zie Achtergrond, onder 3.) verplicht was om naar aanleiding van het ongeval van verzoeker een proces-verbaal op te maken, had van de politie in ieder geval mogen worden verwacht dat zij direct een afschrift van het aanvullende proces-verbaal aan de Stichting Processen Verbaal had gestuurd, zodat deze stichting dit aanvullende proces-verbaal op verzoek aan verzoeker dan wel diens verzekeringsmaatschappij had kunnen doen toekomen. Dit geldt temeer nu dit aanvullende proces-verbaal ertoe kan bijdragen dat de afhandeling van de door verzoeker geleden schade door de verzekeringsmaatschappij op een juiste wijze kan geschieden. Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennisgenomen van het feit dat de aanvullende processen-verbaal alsnog zullen worden toegestuurd aan de Stichting Processen Verbaal.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost Gelderland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), is gegrond wat betreft het opmaken van de registratieset; voor het overige is de klacht niet gegrond.
Onderzoek
Op 13 augustus 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Y met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De reactie van de korpsbeheerder gaf aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker had op 9 oktober 2000 een ongeval met zijn motor. Naar aanleiding van dit ongeval werd door ambtenaren van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, F. en W., een registratieset opgemaakt. Deze registratieset luidt onder meer als volgt:
"2. Plaats: 's-Heerenberg. Gem.: Bergh. Straat: Lengelseweg, Kornhorst T-splitsing
Binnen de bebouwde kom. Deze wegen zijn wel van gelijke orde en opengesteld voor het openbaar verkeer.
(…)
13. Aard van het ongeval: Botsing tussen een rijdend voertuig en botsing tussen rijdende voertuigen. Eenzijdig ongeval.
(…)
18. Beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval.
Betrokkene 1 (verzoeker; N.o.) reed over de Kornhorst, komende uit de richting Diekmanweide. Be 1 sloeg bij T-kruising Kornhorst/Lengelseweg rechtsaf de Lengelseweg op, gaande richting de Drieheuvelenweg. Be 1 gleed met zijn motorfiets, door onbekende reden, bij het rechtsaf slaan onderuit. Daarbij heeft hij een onbekende vrachtauto, die over de Lengelseweg in tegenovergestelde richting reed geraakt. Betrokkene 1 heeft zich zodanig gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt."
2. Bij brief van 17 mei 2001 wendde verzoeker zich tot het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. In zijn brief merkte hij het volgende op:
"…Op 9 oktober jl. heb ik in Lengel, (…) een aanrijding gehad met een vrachtwagen. Bij dit ongeluk is mijn linkerhand verbrijzeld geraakt en ben ik mijn linker ringvinger kwijtgeraakt; via deze brief zou ik u en met name dhr. W. en dhr. F. willen bedanken voor de hulp die ze mij geboden hebben.
Eerlijk gezegd, ben ik van mening dat, door hun lakse, onbehulpzame en gemakzuchtige instelling, ik nu geen poot heb om op te staan bij de verzekering, welke afgaat op de verklaring die de twee heren hebben opgesteld. Deze verklaring is onjuist, aangezien alle schade (linkerhand verbrijzeld, kleding links gescheurd, motor links beschadigd) links zit terwijl de heren opschrijven dat ik in een bocht naar rechts ben gevallen, logischerwijs val je dan op je rechterzijde lijkt mij.
In de door hen opgestelde verklaring komt niet voor dat de vrachtauto na het ongeval is doorgereden, dat de aanrijding rijdend is gebeurd terwijl zij insinueren dat ik de bocht verkeerd zou hebben genomen en daardoor gevallen ben.
Dat de linkerzijde van mijn motor voor driekwart bedekt was met rubber van de band zijn ze voor het gemak ook vergeten. Dit laatste is in een tweede expertise aangetoond. Vooral dit laatste verbaast mij want de heer F. heeft mij zelf persoonlijk verteld toen ik telefonisch contact met hem opnam vanuit het ziekenhuis waar ik toen nog steeds onder behandeling was, dat ik het linkerachterwiel, resp. de linkerachterband van de vrachtwagen had geraakt en dat ik ongelofelijk veel geluk had gehad dat ik er niet onder getrokken was.
Het meest verbaasde mij nog het feit dat in datzelfde gesprek, toen ik vroeg naar het verloop van het onderzoek, dat hij zonder schaamte zei, dat "ze" na het ongeluk nog wel even langs het distributiebedrijf zijn gereden maar dat het, omdat ze daar 7 vrachtwagens zagen die aan de beschrijving zouden kunnen voldoen, een te tijdrovende bezigheid zou worden dus dat ze "het op een eenzijdig ongeval gingen gooien, want dat zou hun een boel tijd, papier werk en moeite schelen."
Dit kwam op mij over als "jonge gozer, snelle motor, zijn eigen schuld dus" (dit is speculatie, waarvoor mijn verontschuldiging).
Graag wil ik mijn huidige situatie onder uw aandacht brengen. In materiële zin heeft dit ongeval, waarvan de schuldvraag door de betrokken leden van uw korps om diverse redenen (zie boven) in het midden is gelaten mij een schadepost van ca 8000,- opgeleverd. Daarnaast is de emotionele schade enorm: ik ben kok, ik kan mijn linkerhand niet meer goed gebruiken bij de uitoefening van mijn vak. Ik weet dat dat niet uw maar mijn probleem is. Echter, een eerlijk en onpartijdig proces-verbaal en verdere afhandeling van dit ongeval zou enig soelaas geboden kunnen hebben. Uw korpsleden lieten mij in de steek. Mijn vertrouwen in ons Nederlands rechtssysteem is ook beschadigd.
Ik verzoek u dringend om binnen uw korps en met de betrokken agenten deze situatie opnieuw te willen bespreken waarbij ik hoop dat het komt tot een correcte weergave van de gebeurtenissen op 9 oktober jl. zodat ik in ieder geval de materiële schade vergoed kan krijgen. Voor mijn verminkte linkerhand en de gevolgen daarvan, zowel psychisch als loopbaantechnisch, is geen enkele materiële norm toereikend.
Mocht ik per eind juni onverhoopt geen reactie van u hebben ontvangen rest mij weinig anders dan elders deze kwestie voor te leggen…"
B. Standpunt verzoeker
1. Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
2. Verzoeker deelde de Nationale ombudsman in zijn verzoekschrift van 6 augustus 2001 onder meer nog het volgende mee:
"Op 9 oktober 2000 overkwam mij een aanrijding. Ik reed op mijn motor naar vrienden in Lengel bij Doetinchem.
- Vlak voordat ik ter plaatse was werd ik geconfronteerd met een vrachtauto, die midden op de weg reed, dus op mijn weghelft kwam.
- Ik was net de weg op gedraaid na de weg gevraagd te hebben, daar kwam ik de vrachtwagen tegen, ik dacht nog voor een kwart seconde dat ik het ging halen maar werd door de zuiging tegen de vrachtwagen getrokken.
(…)
Er kwamen mensen die me hielpen, maar ik weet geen namen. Zij belden de politie en een ambulance, (…).
De politie was ondertussen ter plaatse en heeft mijn gegevens opgenomen, naam, verzekering en andere details (…).
De materiële kant is een andere verhaal.
Mijn motor raakte zwaar beschadigd (…).
De verzekering baseert zich bij de overweging tot uitbetaling van de schade ad. ca. ƒ 7.532,60 op het proces-verbaal zoals opgemaakt door de politie `s-Heerenberg.
Ik heb dat proces-verbaal of ongevallenverslag nooit gezien, zoals ik u eerder schreef in deze brief, laat staan voor akkoord getekend.
Voordat ik u nu schrijf nam op 19 juli jl. de heer Sa. van de politiepost 's-Heerenberg telefonisch contact met mij op en in dit gesprek vertelde hij mij een aantal punten (zie hierna).
(…)
De politieman verklaarde tijdens mijn verblijf in het Slingeland-ziekenhuis, nadat ik zelf in de loop van de derde opnamedag telefonisch contact met het bureau had opgenomen, omtrent het verloop van het onderzoek het volgende:
Dat ik de achterband had geraakt en niet het rek onder de vrachtwagen.
Dat alle beschadigingen links waren gesitueerd.
Dat de linkerkant van mijn motorfiets van de koplamp tot aan de linker voetsteun en de gehele linker zijkant van de benzinetank van mijn motor was besmeurd met zware rubberstrepen van de vrachtwagen autoband.
Maar: dit heeft men niet gemeld in het verslag.
Linkerhandschoen kapot, linkerkant van mijn motorjas - broek kapot
Mijn linkerhand kapot! De gehele linkerzijkant van mijn motor kapot (…).
Voor wat betreft de politiepost `s- Heerenberg (want daarom schrijf ik u):
Op 17 mei schreef ik een brief aan de commandant (zie hiervoor onder A. 2.; N.o.).
Ongeveer 6 weken later werd ik gebeld door de heer Sa. van de post 's-Heerenberg. Een schriftelijke reactie op mijn brief heb ik ondanks mijn verzoek niet ontvangen.
In dat telefoongesprek werd me verteld dat:
De schuldvraag onduidelijk is:
- omdat ik misschien in onbalans ben geraakt bij het de weg opdraaien
- er geen getuigen zijn
- er misschien grint in de bocht heeft gelegen
- Ze wel het bedrijfsterrein hebben bezocht, terwijl de agent, die ik na drie dagen telefonisch sprak vanuit mijn ziekenhuisbed, vertelde dat ze er alleen langs waren gereden, en wel 7 vrachtwagens hadden gezien die aan de beschrijving voldeden en dat ze het op een eenzijdig ongeluk gingen gooien omdat het teveel werk zou worden.
- ze de plek des onheils nog eens hebben bezocht om de situatie nog eens te bekijken (na 10 maanden!)
- ze de directeuren van de omliggende bedrijven hebben aangesproken om te vragen of "zij iets in de kantine hadden gehoord."
- dhr. Sa. ontkent niet dat er een vrachtwagen bij betrokken was maar ziet het nut er niet van in om deze conclusie zijnerzijds in het verslag/proces-verbaal te vermelden.
Op mijn vraag: "waarom niet?" reageerde hij, gemakshalve, niet.
Hij, dhr. Sa., vroeg mij opnieuw een brief te schrijven, "maar dan zonder speculatie en bevooroordeling" een en ander verwoordend vanuit ZIJN visie op het gebeurde, en deze, nieuwe brief aan de politiepost 's-Heerenberg te sturen.
Het belang van dit verzoek is mij onduidelijk, aangezien ik niet heb: "gespeculeerd" noch bevooroordeeld heb gereageerd op de gebeurtenissen. Ik heb alleen vermeld wat er daadwerkelijk is voorgevallen.
(…)
Mijn probleem is nu dat ik de schade aan mijn motor niet vergoed krijg. Het gaat om ca. ƒ 7.532,60!
Niet van mijn verzekering, die gebruik maakt van de "diensten" van DAS rechtsbijstand.
Door niemand, ook het Waarborgfonds die er bij mijn weten is voor ongevallen waarbij de tegenpartij is doorgereden, gaat af op het in feite speculatieve proces-verbaal van de politiepost 's-Heerenberg."
C. Standpunt KOrpsbeheerder
1. Naar aanleiding van verzoekers klacht verzocht de Nationale ombudsman de korpsbeheerder in zijn nadere reactie tevens de volgende vragen te beantwoorden:
"a) Wordt bij binnenkomst van een melding genoteerd van wie de melding afkomstig is?
1b) Indien ja, is dat ook in dit geval gebeurd en is naderhand nog contact opgenomen met deze melder(s)?
2) Kunt u een nauwkeurig overzicht geven van de op de plaats van het ongeval aangetroffen situatie?
3) Kunt u een nauwkeurig overzicht geven van de naar aanleiding van dit ongeval verrichte onderzoekshandelingen (technisch onderzoek, buurtonderzoek, getuigen)?
2. De korpsbeheerder deelde de Nationale ombudsman in reactie op de klacht en de gestelde vragen bij brief van 24 oktober 2001 het volgende mee:
"…Uit het onderzoek is komen vast te staan dat de beide politieambtenaren fouten hebben gemaakt bij het opmaken van de registratieset. Daarnaast is gebleken dat door de politieambtenaren aanvullende processen-verbaal zijn opgemaakt, die niet naar de betreffende instanties zijn verzonden. Ik ben van mening dat de politie op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld en deel de mening van de chef van het district Achterhoek dat de klacht aangaande dit aspect als gegrond dient te worden beschouwd.
Ingevolge de Wet Politieregisters is het de politie niet toegestaan afschriften van processen-verbaal en registratieformulieren aan betrokkene te verstrekken (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.). Hiervoor dient de politie te verwijzen naar respectievelijk het openbaar ministerie en de stichting processen-verbaal.
De politie is alleen bevoegd aan betrokkene een afschrift te verstrekken van een proces-verbaal van aangifte en van een eventuele getuigenverklaring. Op dit punt ben ik van mening dat de klacht als ongegrond dient te worden beschouwd…"
3. Bijgevoegd was een brief van de districtschef Be. van 12 oktober 2001. Deze brief luidt onder meer als volgt:
"De klacht van de heer S. (verzoeker; N.o.) acht ik gedeeltelijk terecht. In de registratieset, die werd opgemaakt naar aanleiding van het ongeval in de gemeente Bergh op 9 oktober 2000, waarbij de klager betrokken was, zijn onopzettelijk fouten gemaakt die niet gemaakt hadden mogen worden. Nochtans is de klager door de foutieve opmaak van de registratieset naar mijn oordeel niet in zijn rechten benadeeld. De fouten zullen ten spoedigste gewijzigd worden.
Onterecht acht ik de klacht van de heer S. ten aanzien van het instellen van een onvoldoende onderzoek ter plaatse en de verwijten ten aanzien van de houding van de betrokken agenten. Ik ben van mening dat ter plaatse van het ongeval een voldoende onderzoek naar de oorzaak en de schuldvraag van de aanrijding is ingesteld. Uit het klachtenonderzoek is niet gebleken dat de inzet en betrokkenheid van de betrokken agenten bij het afhandelen van de aanrijding beneden de maat was…"
4. Bijgevoegd was verder het verslag van het door de inspecteur van politie G. ingesteld onderzoek naar aanleiding van de klacht van verzoeker van 16 oktober 2001. Dit verslag luidt onder meer als volgt:
"In het eerste schrijven van de klager, d.d. 17 mei 2001, klaagt hij, door mij als volgt samengevat, over:
1. het onvoldoende instellen van een onderzoek naar de toedracht van het ongeval,
2. de onjuiste weergave van het ongeval, waardoor hij geen schadevergoeding krijgt van de verzekeringsmaatschappij,
3. de lakse, onbehulpzame houding en gemakzuchtige instelling van de politiemensen van het team Bergh/Wehl, die de aanrijding behandeld hebben.
Overigens verzoekt hij de teamchef om met de betrokken agenten de aanrijding te willen bespreken om tot een correcte weergave van de aanrijding te komen en verzoekt hij om reactie van de teamchef voor 1 juli 2001. Daarnaast deelt hij mede dat hij, indien hij geen reactie ontvangt, de zaak voorlegt aan de Nationale ombudsman.
Onderzoek.
Naar aanleiding van het eerste schrijven van de klager, d.d. 17 mei 2001, stelde ik een onderzoek in naar de rapportages in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS). In het BPS trof ik de volgende rapportages aan:
1. De melding van het ongeval door rapporteur L., die deel uitmaakt van de bezetting van de regiomeldkamer, aan de dienstdoende surveillance, d.d. 9 oktober 2000.
2. De registratieset van het ongeval opgemaakt door W. en F. beiden deel uitmakend van het team Bergh/Wehl, niet gedateerd.
3. Een melding door verbalisant F. dat een aanvullend proces-verbaal wordt opgemaakt naar aanleiding van een brief van de klager, d.d. 29 mei 2001.
4. Het proces-verbaal, genoemd onder 3, d.d. 30 mei 2001.
5. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen op het proces-verbaal, genoemd onder 4, d.d. 1 september 2001.
(…)
Ad.1. Uit de melding blijkt dat de aanrijding gemeld is door een passant die de Regionale Meldkamer (RMK-112) gebeld heeft en vervolgens op zijn verzoek werd doorverbonden met de Centrale Post Ambulance en om een ambulance heeft verzocht in verband met een aanrijding met gewonden. De C.P.A. heeft een ambulance ter plaatse gestuurd en vervolgens de melding doorgegeven aan de Regionale Meldkamer Politie die de surveillance van de lokale politie ter plaatse heeft gestuurd.
Bij informatie bij de C. P.A. bleek dat het bij hen niet gebruikelijk is om de naam van de melder te noteren.
Bij informatie bij de R.M.P. bleek dat het bij hen wel gebruikelijk was om de naam van de melder te noteren. In dit geval was dat ook gebeurd, de C.P.A. Bij de R.M.P. noteert men de naam van de melder om, als het nodig is, met de melder contact op te kunnen nemen, hetzij door de meldkamer zelf of door de lokale politie. In dit geval is naderhand geen contact meer opgenomen met de melder omdat de melding via de C.P.A. op de R.M.P. binnen was gekomen en de naam van de melder niet genoteerd was.
Ad.2. Uit de mutaties in het B.P.S. bleek dat het ongeval is beschouwd als een eenzijdig ongeval en dat volstaan werd met het opmaken van een registratieset door genoemde verbalisanten. Volgens de handleiding bij de invulling van de registratieset van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, is sprake van een eenzijdig ongeval als een rijdend voertuig schade heeft opgelopen, zonder dat dit voertuig of inzittenden andere objecten heeft geraakt (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.). Volgens de omschrijving van het ongeval onder punt 18 van de registratieset heeft de betrokkene, nadat hij door onbekende reden was gevallen, een vrachtauto geraakt.
Conform de Aanwijzing Verkeersongevallen (richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen), vastgesteld d.d. 28 juni 2000, onder punt 4.2 kon, uitgaande van een eenzijdig ongeval, volstaan worden met een registratieformulier omdat conform artikel 6 van de Wegenverkeerswet, niet aan anderen zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel was toegebracht, zodat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, was ontstaan.
(…)
Ad 3. en 4. Uit het proces-verbaal blijkt dat de kruising van de Lengelseweg en de Kornhorst niet van gelijke orde is, maar dat de Lengelseweg is aangeduid als voorrangsweg, dit in tegenstelling van hetgeen onder punt 2 van het registratieformulier is vermeld.
Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal dat bij de aanrijding, volgens de verklaring van de bestuurder van de motor, een vrachtauto betrokken was, waarvan de bestuurder zou zijn doorgereden. Aan de hand van de schade aan de motor, volgens het expertiserapport, en de verklaring van de bestuurder van de motor komen de verbalisanten tot de conclusie dat bij de aanrijding vermoedelijk een ander motorvoertuig is betrokken. Dit in tegenstelling tot hetgeen onder punt 13 van de registratieset is vermeld. In punt 18 van de registratieset valt op te maken dat er wel een ander motorvoertuig bij betrokken zou zijn.
Uit het proces-verbaal blijkt vervolgens dat de oorzaak van de aanrijding niet is kunnen worden vastgesteld.
Ook blijkt uit het proces-verbaal dat niet kon worden vastgesteld of er sprake was van schuld van de betrokken vrachtautobestuurder.
Uit het door mij ingestelde onderzoek in de administratie van het district Achterhoek bleek dat dit proces-verbaal niet verzonden is naar de Stichting Processen-verbaal of naar anderen.
(…)
Ad.5. In dit proces-verbaal wordt door de verbalisanten nogmaals gesteld dat de oorzaak van de aanrijding niet kon worden vastgesteld. Vervolgens weerleggen zij de aantijgingen van de klager omtrent hun lakse, onbehulpzame houding en gemakzuchtige instelling. Ook hier bleek dat dit proces-verbaal niet was opgenomen in de administratie van het district Achterhoek. (…)
Horen betrokkenen.
Teamchef van het team Bergh/Wehl.
Op 8 oktober 2001, omstreeks 15.30 uur had ik een gesprek met Sa. teamchef van het team Bergh/Wehl.
Hij vertelde dat hij sinds 1 april 2001 werkzaam was in de regio Noord- en Oost Gelderland, in het district Achterhoek, als teamchef van het team Bergh/Wehl. Hij was niet op de hoogte geweest van de Klachtenregeling van de regio Noord- en Oost Gelderland.
Toen hij dan ook medio mei 2001, de brief ontvangen had van de heer S. uit Y, was hij daarmee zelfstandig aan het werk gegaan en had het schrijven niet aangemerkt als een klacht conform de klachtenregeling. Zijn insteek was toen geweest om de betrokkene te helpen om de schade vergoed te krijgen van het Waarborgfonds. Een en ander binnen de mogelijkheden die hij had en niet ten koste van leugens. Hij had de betrokken collega's verzocht om hem nader te rapporteren over de betreffende aanrijding. De collega's hadden vervolgens in het B.P.S. een aanvullend proces-verbaal gemaakt (…).
Aan de hand van de registratieset en het aanvullende proces-verbaal had hij de heer S. medio juni 2001 gebeld en tekst en uitleg gegeven over de gang van zaken. Hij had hem uitgelegd waarom er geen proces-verbaal was opgemaakt en waarom volstaan was met het opmaken van een registratieset. De toedracht van de aanrijding gaf geen reden tot het opmaken van een proces-verbaal en was volgens de voorschriften ook niet nodig.
Om de heer S. te kunnen helpen had hij gevraagd om een zakelijke brief van hem met daarin de feiten genoemd vanuit het standpunt als betrokken bestuurder. Met die gegevens kon de politie dan een verder onderzoek instellen.
Het gesprek had ongeveer 50 minuten geduurd. Het was een redelijk gesprek geweest van weerszijden, waarbij ieder zijn visie had gegeven. Hij had de indruk gehad dat het gesprek naar wens was verlopen.
De gevraagde brief van de heer S. had hij niet ontvangen. Wel had hij begin augustus 2001 een brief, in afschrift, ontvangen van de heer S.
Uit deze brief bleek dat de heer S. de Nationale ombudsman ging inschakelen.
Met de gegevens uit die brief had hij de collega's vervolgens verzocht om te proberen meer gegevens boven water te krijgen van de aanrijding om het mogelijk te maken dat de betrokkene met succes een beroep kon doen op het Waarborgfonds. De collega's hadden wederom een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en verslag uitgebracht. (…) Het verslag was nog niet helemaal compleet en het wachten was op de uitslag van het verdere onderzoek. Daarom was het proces-verbaal in BPS ook nog niet afgesloten.
Toen hij een kopie van de brief van de Nationale ombudsman had ontvangen was hij in overleg getreden met de staf van het district Achterhoek. Hij had opdracht gekregen geen verdere actie meer te ondernemen en af te wachten op de afhandeling van de klacht. Hij was toen op de hoogte gesteld van de klachtenregeling en had begrepen dat hij niet goed gehandeld had met de eerste brief van de heer S.
De beide processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door de collega's, had hij gebruikt voor interne communicatie en later voor het Waarborgfonds. Hij had de processen-verbaal niet gebruikt om wijzigingen te kunnen aanbrengen in het registratieformulier.
Verbalisant W.
Op donderdag, 11 oktober 2001, omstreeks 09.30 uur, had ik een gesprek met W., agent van politie, behorende tot het team Bergh/Wehl.
Hij wist dat een klacht was ingediend door de klager via de Nationale ombudsman. Vervolgens stelde ik hem in kennis van de klachtenprocedure.
In juni 2000 was hij geplaatst op het team Bergh/Wehl. Dit team was zijn eerste standplaats.
Op mijn verzoek maakte hij een situatieschets van de aangetroffen situatie. (…)
Op 9 oktober 2000 had hij samen met de brigadier F. surveillancedienst gehad. Zij kregen toen, omstreeks 15.00 uur, de melding van een verkeersongeval op de Lengelseweg. Het was een van de eerste ernstige aanrijdingen geweest, die hij meemaakte. Hij was super gemotiveerd geweest om de aanrijding te behandelen. Ter plaatse van de aanrijding had hij even met het slachtoffer gesproken, die tegen een lantaarnpaal zat.
Vervolgens had hij ter plaatse van het ongeval het verkeer geregeld. Hij had nog aan omstanders gevraagd of er getuigen waren van de aanrijding, maar er waren geen getuigen geweest.
De juiste toedracht van het ongeval wist hij niet precies meer. Omdat hij verkeer had geregeld, had hij niets omtrent het ongeval opgeschreven.
Nadat het slachtoffer naar het ziekenhuis was vervoerd en zij stonden te wachten op de afvoer van de motorfiets, hadden zij een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het ongeval. Zij hadden een krasspoor op het wegdek aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van de motor. Op het wegdek, in de bocht, had wat losse steenslag gelegen. Dezelfde middag had hij de registratieset ingevuld op het politiebureau. Hij had daarbij gebruik gemaakt van de gegevens die zijn collega had genoteerd. Hij had nog niet zoveel ervaring in het invullen van een registratieset. Hij had gedacht dat hij de situatie ter plaatse kende en vulde in wat hij dacht dat hij wist onder punt 2 van de registratieset. Volgens hem was het een gelijkwaardige kruising. Later bleek dat het een voorrangskruising was, met dien verstande dat het verkeer op de Lengelseweg voorrang had op het verkeer van de Kornhorst. Ook met het invullen van punt 13 van de registratieset, de aard van het ongeval, had hij gedacht dat het een eenzijdig ongeval was, omdat er geen ander beschadigd voertuig ter plaatse was. Punt 18 van de set, de omschrijving van het ongeval, had hij ingevuld zoals er over gesproken was en niet zoals de situatie door hen was aangetroffen. Of de registratieset gecontroleerd was, wist hij niet. Toen de eerste brief van de klager kwam, werd er door zijn collega F., op verzoek van de teamchef, een nader onderzoek ingesteld. Toen was hem gebleken dat hij de registratieset verkeerd had ingevuld. Dit was ook verwoord in het aanvullende proces-verbaal dat opgesteld was. Wat er gebeurd was met het aanvullende proces-verbaal was hem niet bekend. Hij verklaarde dat hij bij de afhandeling fouten had gemaakt bij het opmaken van de registratieset. Hij vond dat jammer. Nu zou hem dat niet meer overkomen. Bovendien had hij nu de cursus Ongevallenbehandeling gevolgd en wist hij hoe hij een aanrijding moest behandelen.
Klager.
Op donderdag 11 oktober 2001, omstreeks 13.15 uur. had ik een gesprek via de telefoon met de klager, met de bedoeling om een afspraak te maken voor een gesprek. Of een telefonisch gesprek of een persoonlijk gesprek. Hij gaf te kennen liever telefonisch geen gesprek met de politie te voeren. Hij had zijn klacht schriftelijk gedeponeerd bij de Nationale ombudsman en hij vond dat voldoende en hij vond een nader gesprek niet nodig.
Gezien de tijdsdruk heb ik niet verder aangedrongen op een nadere afspraak en het gesprek beëindigd.
Verbalisant F.
Op 11 oktober 2001, omstreeks 13.30 uur, had ik een gesprek met F., brigadier van politie, behorende tot het team Bergh/Wehl.
Hij wist dat een klacht was ingediend door de klager via de Nationale ombudsman. Hij was ook op de hoogte van de klachtenprocedure.
Hij vertelde dat hij per 1 oktober 2001 25 jaar werkzaam was bij de politie. Sinds 7 oktober 2000 op het team Bergh/Wehl.
Op mijn verzoek maakte hij een situatieschets van de aangetroffen situatie. (…).
Op 9 oktober 2000, omstreeks 15.00 uur, was hij met agent W. naar een aanrijding gegaan op de Lengelseweg te Bergh, Hij wist dat W. nog maar net in dienst was. Zij hadden geen taakverdeling gemaakt omtrent de afhandeling van de aanrijding. Later was er nog een collega ter plaatse geweest, die hand- en spandiensten had verricht bij de aanrijding.
Ter plaatse van de aanrijding hadden zij een motor aangetroffen op het kruisingsvlak van beide wegen en de bestuurder had tegen een lantaarnpaal gezeten. Er was geen ander motorvoertuig aanwezig, die betrokken had kunnen zijn bij de aanrijding. Beiden hadden toen eerst een gesprekje gevoerd met de motorbestuurder. Daarna had hij de gegevens van de bestuurder opgenomen aan de hand van het rijbewijs en kentekenbewijs van de bestuurder en een verklaring genoteerd, waarin de bestuurder verklaarde dat er een vrachtauto bij de aanrijding betrokken was geweest, maar dat die bestuurder was doorgereden.
Hij had kort wat genoteerd. Hij wist niet waar de aantekeningen gebleven waren.
Nadat het slachtoffer was afgevoerd hadden zij een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het ongeval. Het onderzoek bestond uit het opnemen van de gegevens van de bestuurder. Een onderzoek van het motorvoertuig en een onderzoek van sporen op het wegdek.
Uit het ingestelde onderzoek was niet gebleken dat er een andere partij betrokken was geweest bij de aanrijding. Er had wat los gereden grind, de toplaag van het asfalt, op de weg gelegen. Het motorvoertuig was aan de linkerzijde beschadigd. Overigens waren er geen duidelijke sporen. Ook waren er geen getuigen.
Nadat het motorvoertuig was afgevoerd waren zij naar het bureau gereden. Daar hadden zij overleg gevoerd over de oorzaak van de aanrijding.
Omdat het een ongeval betrof waarbij maar één betrokkene was aangetroffen, hadden zij beslist om te volstaan met een registratieset. W. had de registratieset opgemaakt. Hij, F., had de registratieset niet meer gecontroleerd. Later bleken er wat fouten in de registratieset te zijn geslopen, zoals de beschrijving van de wegen, het benoemen van het soort aanrijding en de beknopte omschrijving van het ongeval. De fouten waren opgemerkt nadat eind mei 2001 de teamchef hem verzocht had om de visie van de verbalisanten over de aanrijding op papier te zetten, naar aanleiding van het schrijven van de betrokken bestuurder.
In het aanvullend proces-verbaal dat hij op naam van beide verbalisanten had opgemaakt, had hij de betreffende fouten verbeterd.
Hij had het proces-verbaal ingeleverd bij de teamchef. Hij wist niet wat er gebeurd was met het proces-verbaal. Hij had er niet bij stilgestaan om naar aanleiding van dit proces-verbaal de registratieset te wijzigen.
Later was de klacht binnengekomen via de Nationale ombudsman. Ook toen had hij op verzoek van de teamchef een aanvullend proces-verbaal opgemaakt. Uit de klacht met de daarbij gevoegde bijlagen was hem gebleken dat er kennelijk toch een vrachtauto bij de aanrijding betrokken was. Maar hij had dat niet kunnen vaststellen ter plaatse van de aanrijding.
Hij had bewust voor de vorm van een proces-verbaal gekozen omdat hij niets te verbergen had en omdat zijn onderzoeken dan formeel vastgelegd waren.
Hij bleef bij zijn mening dat zij beiden een goed onderzoek hadden verricht naar de oorzaak van de aanrijding. Hij gaf toe dat hij niet scherp genoeg gecontroleerd had op de invulling van de registratieset.
Hij vond de aantijgingen van de klager omtrent de lakse en onbehulpzame houding en de gemakzuchtige instelling van hem en zijn collega onterecht. Dat er fouten in de registratieset waren geslopen was jammer, maar dat was nu eenmaal gebeurd.
Samenvatting van het onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat:
1. Het gebruikelijk is dat bij de Regiomeldkamer van de politie de naam wordt genoteerd van de melder, maar dat dit bij de Centrale Post Ambulance niet gebeurt. (Antwoord op vraag 1a van de Nationale ombudsman).
2. Er in dit geval geen contact is opgenomen met de melder, omdat deze niet bekend was. (Antwoord op vraag 1b van de Nationale ombudsman).
3. In antwoord op vraag 2 van de Nationale ombudsman, zijn 2 situatieschetsen gemaakt van de aangetroffen situatie door de verbalisanten, (…).
4. Een nauwkeurig overzicht is gegeven van de onderzoekshandelingen verricht door de betrokken collegae, zoals vermeld in de bijgevoegde processen-verbaal. (Antwoord op vraag 3 van de Nationale ombudsman).
5. Er geen proces-verbaal van de aanrijding is opgemaakt en dat volstaan werd met het opmaken van een registratieset.
6. De registratieset niet juist was ingevuld en dat deze set later ook niet gewijzigd is.
7. De oorzaak van de aanrijding niet kon worden vastgesteld en ook de schuldvraag niet kon worden vastgesteld.
8. De klager geen afschrift van het proces-verbaal kon worden verstrekt omdat ter zake van de aanrijding geen proces-verbaal is opgemaakt. Vermoedelijk is hier sprake van een spraakverwarring over de benaming van de registratieset.
9. De klager in het bezit was van een afschrift van de registratieset van de betreffende aanrijding, want dit was als bijlage bijgevoegd bij zijn schrijven aan de Nationale ombudsman.
10. Het schrijven van de heer S. van 17 mei 2001 niet als klacht conform de Klachtenregeling is behandeld door de teamchef Bergh/Wehl omdat hij niet op de hoogte was van de procedure hieromtrent.
11. Een voldoende onderzoek naar de toedracht van het ongeval is ingesteld, maar dat de schriftelijke verwerking hiervan onzorgvuldig is geschied.
12. Mij niet is gebleken van een lakse, onbehulpzame houding en gemakzuchtige instelling van de betrokken politiemensen.
Conclusie.
Het schrijven van de heer S., van 17 mei 2000, is niet als klacht behandeld door de teamchef van het team Bergh/Wehl omdat hij niet bekend was met de procedures.
Op 9 oktober 2000, omstreeks 15.00 uur, heeft een ongeval plaatsgevonden op de genoemde wegen in de gemeente Bergh, waarbij de klager betrokken was. Of het ongeval een eenzijdig ongeval was of een aanrijding tussen twee motorvoertuigen, is aan de hand van het sporenonderzoek door beide verbalisanten ter plaatse van het ongeval niet komen vast te staan. Ook al verklaarde de motorbestuurder dat er een ander motorvoertuig bij betrokken was. Ook de eventuele schuldvraag is niet komen vast te staan.
Naar mijn mening hebben de beide verbalisanten ter plaatse van het ongeval een voldoende onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeval. Op dit punt is de klacht niet terecht.
Van een lakse en onbehulpzame houding en gemakzuchtige instelling van de beide verbalisanten is mij niet gebleken. Ook op dit punt acht ik de klacht niet terecht.
De klacht is op het punt van het onjuist weergeven van het ongeval terecht. De verkeerssituatie is niet goed weergegeven onder punt 2 van de registratieset en punt 13 en punt 18 van de registratieset komen niet met elkaar overeen. Deze fouten dienen alsnog gewijzigd te worden.
Naar mijn mening is de klager niet benadeeld door de foutieve invulling van de registratieset. Hij had, ingeval van een eenzijdige aanrijding, zijn snelheid aan de wegsituatie moeten aanpassen of hij had voorrang of vrije doorgang moeten verlenen aan het kruisende verkeer in het geval van een aanrijding tussen twee motorvoertuigen."
5. Voorts was bijgevoegd een aanvullend proces-verbaal van de ambtenaren F. en W. van 30 mei 2001. Dit aanvullend proces-verbaal luidt als volgt:
"…Door ons werd een schrijven ontvangen van de heer S., zijnde de betrokkene van het verkeersongeval (brief van 17 mei 2001; N.o.). In dit schrijven weerlegt betrokkene de door ons weergegeven omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden.
In aanvulling hierop verklaren wij het volgende:
Op maandag 9 oktober 2000 omstreeks 14.54 uur vond er een ongeval plaats op de kruising van de Lengelseweg en de Kornhorst in 's-Heerenberg, gemeente Bergh. Bij het ongeval was een motorrijder betrokken die daarbij gewond was geraakt. De kruising van de Lengelseweg en de Kornhorst is niet van gelijke orde. De Lengelseweg is aangeduid als voorrangsweg. Dit is in de registratieset abusievelijk verkeerd vermeld. Dit is het gevolg van een gebrek aan plaatselijke bekendheid: betrokken verbalisanten waren nog zeer kort (respectievelijk 2 dagen en 3 maanden) werkzaam voor het team Bergh/Wehl.
Ter plaatse zagen wij dat er een motorfiets op het wegdek van de Lengelseweg lag. De motorfiets lag op de zijkant op het wegdek. Gezien de periode die verstreken is tussen de datum van aanrijding en het opmaken van dit proces-verbaal, kunnen wij ons niet meer exact herinneren op welke zijde de motorfiets lag. Wel was er sprake van aanzienlijke schade aan 1 zijde van de motorfiets terwijl de andere zijde nagenoeg geheel in tact was. Indien wordt beweerd dat het de linkerzijde van de motorfiets betrof, zou dat kunnen zijn.
De bestuurder werd, gewond aan zijn linkerarm en hand, op enige afstand zittend tegen een lantaarnpaal aangetroffen. Er waren reeds omstanders bij die zich over hem hadden ontfermd.
Van de bestuurder werd, tijdens het noteren van de persoonlijke gegevens, gevraagd hoe het ongeval had plaatsgevonden. Voor zover wij kunnen herinneren deelde de bestuurder ons mede dat hij, komende vanaf de nabij gelegen kruisende weg (opm. verb.: dit betrof de Kornhorst), rechtsaf sloeg. Hij voelde dat zijn achterwiel heel iets was weggeslipt. De oorzaak hiervan was, volgens de betrokkene, dat er een vrachtautocombinatie uit, gezien zijn rijrichting, tegemoetkomende richting was gereden. Deze vrachtauto reed op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer bestemd. Volgens de bestuurder werd hij vervolgens aangereden door deze vrachtautocombinatie. De betreffende bestuurder is na de aanrijding niet gestopt maar is doorgereden. Vermoedelijk heeft deze bestuurder de aanrijding niet bemerkt.
Onderzoek doende bleek ons ter plaatse onder meer het volgende:
Op de kruising dan wel het kruisingsvlak, op de rijlijn van de motorfiets, werd door ons losliggend split aangetroffen. Het is niet ondenkbaar dat de achterband van de motorfiets hierdoor enigszins de grip op het wegdek heeft verloren waardoor het achterwiel in zekere mate is uitgebroken.
Indien het wegbreken van het achterwiel van - zeer - tijdelijk aard is dan krijgt de achterband weer grip. Hierdoor wordt de tijdelijke onderbroken transactie hersteld en richt de motorfiets, die naar rechts afgeschuind was in verband met het nemen van de bocht naar rechts, zich op.
Indien een en ander met hogere snelheid gebeurt wordt de bestuurder van de motorfiets afgeworpen met een, zoals dit genoemd wordt, `high-sider'. Dat wil zeggen dat de bestuurder over de voorzijde van de motorfiets wordt afgeworpen door de zeer sterk optredende onbalans in de motorfiets. In een ter plaatse ingesteld onderzoek aan de motorfiets, met name aan de achterband, kon geen onregelmatigheid worden aangetroffen.
Het was ons niet ondenkbaar dat de motorfiets en zijn bestuurder in enige mate met dit begrip te maken heeft gehad. Bestuurder heeft dit zelf tegenover ons verklaard. Het is niet ondenkbaar dat door de opgetreden onbalans in zekere mate de macht over het stuur werd verloren waardoor de tegemoetkomende vrachtauto aan de zijkant werd geraakt.
Op de motorfiets werd door ons de resten van rubbersporen aangetroffen. Door ons was niet vast te stellen of dit van een (vrachtwagen) band afkomstig was. Het zou goed mogelijk kunnen zijn.
Door ons werd en wordt niet in twijfel getrokken dat de bestuurder van de motorfiets een vrachtwagen(wiel) geraakt heeft met zijn motorfiets. Door ons kan niet met zekerheid worden vastgesteld op welke wijze de aanrijding is ontstaan.
Wel kon worden vastgesteld dat de bestuurder van de motorfiets, komende vanuit de Kornhorst en vervolgens rechtsafslaand de Lengelseweg op, kennelijk in aanraking is geweest met een ander voertuig, in casu een vrachtwagen. Dit, naar aanleiding van de verklaring van de bestuurder van de motorfiets alsmede de aan de motorfiets ontstane schade.
Er waren geen getuigen van het ongeval.
De door ons opgemaakte registratieset onder procesnummer (…), terzake dit ongeval is opgemaakt aan de hand van onze bevindingen en de verklaring van de bestuurder. In de registratieset werd gebruik gemaakt van een vast tekstblok. In dit vaste tekstblok is de zinsnede opgenomen: 'Betrokkene 1 heeft zich zodanig gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt (…).'
Tevens staat in de registratieset vermeld dat de kruising Lengelseweg/Kornhorst van gelijke orde is. Dit is niet correct. De Lengelseweg is een voorrangsweg en als zodanig aangeduid door bord B1. Voor het kruisende verkeer is dit kenbaar gemaakt door bord B6. De borden waren op de juiste wijze en duidelijk zichtbaar voor het verkeer geplaatst.
Voor de aard/oorzaak van het ongeval doet dit niet geheel terzake: de voor de bestuurder van de motorfiets tegemoetkomende vrachtautocombinatie kwam voor hem van rechts.
Ik, verbalisant F., verklaar dat er in een later stadium telefonisch contact is geweest tussen betrokkene en hemzelf (bedoeld zal zijn mijzelf; N.o.). De eerste maal kort na het ongeval toen betrokkene nog in het ziekenhuis te Doetinchem verbleef. Door mij, F., is gevraagd naar de lichamelijke gesteldheid van betrokkene waarbij bleek dat de verwondingen ernstiger waren dan in eerste instantie leek. Verder is uitleg gegeven aan betrokkene dat, met de ons ten dienste staande aanwijzingen, de betrokken vrachtauto door ons niet te achterhalen was. Op het industrieterrein van `s-Heerenberg staan vele tientallen zo niet honderden vrachtauto's. Gelet op het feit dat betrokkene geen enkele nadere specificatie van de betrokken vrachtauto kon geven was het zoeken naar de betrokken vrachtauto onbegonnen werk. Uitgaande van de verklaring van betrokkene werd de door hem aangegeven aanrijding zeker niet in twijfel getrokken. Voor de oorzaak van de aanrijding zijn door ons geen verdere aanwijzingen gevonden. Het was voor ons derhalve niet duidelijk geworden of de genoemde vrachtautocombinatie de betrokkene heeft aangereden dan wel dat betrokkene tegen de vrachtauto is gebotst.
De door betrokkene in zijn schrijven aangehaalde opmerkingen, kennelijk gedaan door verbalisanten, zijn door ons, verbalisanten, zeker niet gedaan/gemaakt. Bij ieder verkeersongeval wordt zorgvuldig gehandeld. Echter indien de aanwijzingen/sporen en van belang zijnde verklaringen van betrokkenen en eventuele getuigen niet tot een oorzaak kunnen leiden kan niet iedere betrokkene tevreden worden gesteld.
Met betrekking tot deze aanrijding is aan de hand van de verklaring van betrokkene en aan de hand van de door ons aangetroffen sporen getracht de oorzaak van de aanrijding te herleiden. Dit is niet gelukt. De in het vaste tekstblok opgenomen zinsnede `Betrokkene 1 heeft…….(art. 5 WV9)' is wellicht iets te kort door de bocht. Echter niet is vastgesteld dat er van schuld van een andere betrokkene sprake is. Gelet op de ons ten dienst staande aanwijzingen kwam en komt het ons niet ondenkbaar over dat betrokkene een inschattingsfout heeft gemaakt waardoor hij op onfortuinlijke wijze het slachtoffer is geworden…"
6. Verder was bijgevoegd het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de ambtenaren F. en W. van 1 september 2001. Dit proces-verbaal luidt onder meer als volgt:
"In de door betrokkene gerichte klacht aan de Nationale ombudsman zijn enkele feiten vermeld welke niet of niet geheel met de waarheid overeenkomen. (…)
Betrokkene is waarschijnlijk vergeten dat niet hijzelf maar verbalisant F. korte tijd na de aanrijding met hem contact heeft gezocht om navraag te doen naar zijn persoonlijke situatie. Dit is niet alleen een soort `standaardprocedure' maar heeft te maken met betrokkenheid (bij) het voorval en betrokkene(n). In dat korte gesprek heb ik, F., betrokkene uitgelegd hoe de stand van zaken was en dat wij niet verder waren gekomen met het onderzoek naar de betrokken vrachtauto. Telefonisch klonk betrokkene nogal teleurgesteld dat de politie hem in deze niet verder kon `helpen'. Er is zeker tijdens dat telefoongesprek geen enkele uitlating gedaan over schuld. Wel is een uitspraak gedaan omtrent het feit dat wij niet konden vaststellen of betrokkene was aangereden dan wel gebotst was tegen de vrachtauto.
(…)
De schuldvraag is inderdaad onduidelijk zoals weergegeven in het 1e aanvullende proces-verbaal.
Er heeft niet alleen "misschien" grind gelegen op het kruisingsvak Lengelseweg/Kornhorst. Er lag, nagenoeg op de rijlijn voor een tweewielig voertuig, in enige mate losgereden slijtagemateriaal. Dit KAN een oorzaak zijn geweest voor een onbalans.
Er is door mij, F., zijnde de verbalisant, welke betrokkene heeft gebeld in het ziekenhuis, geen enkele uitlating gedaan omtrent de hoeveelheid vrachtauto's die door ons verbalisanten, was aangetroffen op het aangrenzende industrieterrein. Nadat de aanrijding ter plaatse was afgerond is door ons een ronde gemaakt over het industrieterrein waar door ons meerdere tientallen zoniet honderden vrachtauto's werden aangetroffen. Gezien de summiere gegevens door de heer S. aangedragen was het niet doenlijk om de bij de aanrijding betrokken vrachtauto(combinatie) te achterhalen, De aanrijding is niet `op een eenzijdig ongeluk gegooid' omdat het `teveel werk zou worden'. Betrokkene is met reden omkleed aangegeven dat het voor de politie niet doenlijk was, gelet op de zeer grote hoeveelheid vrachtauto(combinaties) welke zich op het uitgestrekte industrieterrein bevonden, om de betrokken vrachtauto, welke aan de door de heer S. opgegeven criteria moest voldoen, op te sporen.
Verder is betrokkene uitgelegd omtrent de verdere afdoening van de aanrijding. Dat dit niet naar de tevredenheid is van betrokkene is buiten `schuld' van verbalisanten.
"Samenvatting":
In de door betrokkene verwoorde samenvatting staan bewoordingen die grievend overkomen op verbalisanten. Bij ALLE verkeersongevallen wordt zorgvuldig gehandeld. Wij weten dat verkeersongevallen grote gevolgen kunnen hebben voor de betrokkene(n). Verbalisant F. is zelf reeds 23 jaren motorrijder - privé - waarvan de laatste 5 jaren tevens als motorsurveillant. Omtrent de positie van de motorrijder, zowel sociaal-maatschappelijk als verkeerstechnisch, behoeft geen enkele uitleg te worden gegeven!
In de samenvatting staat een vraag verwoord waarom betrokkene geen eerlijk proces-verbaal krijgt, geënt op de waargebeurde feiten. Betrokkene heeft een eerlijke weergave van de waargebeurde feiten gekregen, zelfs nog toegelicht middels nu een tweetal aanvullende processen-verbaal.
Zoals reeds vermeld in het eerste aanvullende proces-verbaal, kunnen echter niet in alle gevallen alle betrokkenen tevreden worden gesteld door hen `in het gelijk te stellen'. Er wordt een proces-verbaal, i.c. een registratieset aanrijding, opgemaakt naar de feiten en omstandigheden zoals deze door de verbalisanten zijn aangetroffen, gelet op de eventuele verklaringen van betrokkene(n). Hierin worden geen conclusies getrokken of beschuldigingen weergegeven, alleen de weergave van de feiten en omstandigheden. De verdere afhandeling geschiedt vervolgens door justitie dan wel, in dit geval, de verzekeringsmaatschappij.
Verbalisanten zijn en blijven de mening toegedaan dat in het onderhavige geval niet kan worden vastgesteld of betrokkene is aangereden door de/een vrachtauto(combinatie) dan wel dat betrokkene in onbalans is geraakt en ten val is gekomen.
De ons ten dienste staande gegevens, bestaande uit de door ons aangetroffen feiten en omstandigheden alsmede de verklaring van de heer S., zijn onvoldoende toereikend om de betrokken vrachtautocombinatie te achterhalen om de verklaring van de heer S. te kunnen bevestigen.
Verbalisanten zijn en blijven de mening toegedaan dat zij in alle zorgvuldigheid, inclusief de door hen aangedragen correcties in de aanvullende processen-verbaal, de aanrijding hebben verwerkt.
Verbalisanten zijn en blijven de mening toegedaan dat zij in de correspondentie door betrokkene gevoerd onjuist en onheus zijn beschreven…"
D. Reactie verzoeker
Verzoeker liet de Nationale ombudsman in zijn schriftelijke reactie van 22 november 2001 onder meer nog het volgende weten:
"De politie heeft zelf aangegeven dat ik inderdaad een ander voertuig heb geraakt.
Dat was niet mijn schuld dus is het geen "eenzijdig" ongeval.
(…)
De bestuurder van de vrachtwagencombinatie remde af (ik zag de remlichten aangaan en weer uitgaan) hij reed daarna door. HIJ HEEFT ME ZIEN VALLEN!
Proces-verbaal (…) m.b.t. gegevens omtrent de theorie van optredende "onbalans" van een motor: is volstrekt niet relevant in mijn geval: ik reed in voor mij onbekend woongebied en mijn snelheid lag onder de 40 km per uur.
Het hele verhaal omtrent "onbalans" is niet ter zake doende. Het is inderdaad een bekend fenomeen onder motorrijders maar was absoluut niet van toepassing op 17 juni 2001 (bedoeld wordt 9 oktober 2000; N.o.).
In de voorlaatste alinea van het proces-verbaal stelt de politie zelf dat zonder enige twijfel er sprake is van aanraking met een ander voertuig.
2e proces-verbaal:
Waar komt dan de theorie "eenzijdig ongeval" vandaan?
Dat de politie een vast tekstblok hanteert in gecompliceerde gevallen: "betrokkene heeft…… Maakt mij alleen maar ongeruster. Dit ongeval past niet in een macro-standaard tekstblok, dat moge duidelijk zijn inmiddels.
(…)
"de verbalisant "deed" zijn allereerste ongeluk met materiële en immateriële schade"
"de verbalisant raakte verward"
"de verbalisant wist niet precies meer wat hij had opgeschreven"
"de verbalisant wist niet precies waar hij zijn aantekeningen had gelaten"
etc.
etc.
Tevens vertelde "verbalisant" me toen IK DE POLITIEPOST ZELF BELDE VANUIT HET ZIEKENHUIS ZODRA MIJN NA-OPERATIE TOESTAND HET TOELIET dat ik tegen de achterband van de vrachtwagencombinatie terecht was gekomen.
Zelf dacht ik toen nog dat ik ter hoogte van de trekker en het rek tussen de combinatie was terechtgekomen.
Rubbersporen op de linkerkant van mijn motor hadden toen echter al aangetoond dat ik tegen het wiel van de vrachtauto was terechtgekomen en dat wist de politie.
Dit is een allesbepalend verschil in de bepaling van de toedracht van het ongeval en daarmee inzake de vastlegging van de schuldvraag en de materiële schuldvraag.
Ik heb alle begrip voor iedereen die "een vak" aan het leren is, ik heb mijn vak (kok) ook op de harde manier geleerd, maar moet ik de dupe worden van deze "beginnersfouten".
Dat kan toch niet het geval zijn?"
E. Reactie korpsbeheerder
Naar aanleiding van het verslag van bevindingen liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman weten dat inmiddels een verbeterde registratieset is gestuurd naar de Stichting Processen Verbaal.
Achtergrond
1. Wet politieregisters
Artikel 14
"Uit een politieregister worden gegevens verstrekt aan:
a. ambtenaren van politie, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de politietaak en zij niet zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en een ambtenaar die krachtens artikel 13c, vijfde lid, zijn aangewezen, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten;
b. krachtens artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de hun opgedragen politietaak;
c. andere opsporingsambtenaren in dienst van een publiekrechtelijk lichaam, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken;
d. andere opsporingsambtenaren dan begrepen onder a, b en c, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken, en mits daartoe in afzonderlijke gevallen door de officier van justitie of in het algemeen door Onze Minister van Justitie voorafgaand toestemming is verleend;
e. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere ambtenaren dan die begrepen onder a en b, voor zover zij deze behoeven ter uitvoering van opdrachten voortvloeiende uit de signalering van personen."
Artikel 15
"1. Uit een politieregister worden op hun verzoek gegevens verstrekt aan:
a. leden van het openbaar ministerie, voor zover zij deze behoeven
1. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, dan wel over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, of
2. voor de uitvoering van andere bij of krachtens wet opgedragen taken;
b. de burgemeesters, voor zover zij deze behoeven
1. voor de afgifte omtrent de verklaringen omtrent het gedrag,
2. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, of
3. in het kader van de handhaving van de openbare orde.
c. korpschefs van een regionaal politiekorps en de commandant van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de uitoefening van bevoegdheden hun bij of krachtens de Wet wapens en munitie of de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus verleend.
2. Voorts kunnen uit een politieregister gegevens worden verstrekt voor zover dit uitvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten."
2. Handleiding bij de invulling van de registratieset van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vermeldt onder meer:
"Eenzijdig ongeval: Hiervan is sprake als een rijdend voertuig schade heeft opgelopen, zonder dat dit voertuig of inzittenden andere objecten heeft geraakt. Ook is hiervan sprake indien een voertuig lading verliest. Zodra een vast voorwerp, zoals een boom, vangrail e.d. wordt geraakt, is er geen sprake meer van een eenzijdig ongeval.
Raakt een auto te water of slaat over de kop, dan is dit een eenzijdig ongeval. Rijdt een auto tegen een boom en raakt daarna te water, dan is dit een botsing met een vast voorwerp."
3. Aanwijzing verkeersongevallen (Stcrt. 2000, 165)
"Opsporing:
(…)
4. Proces-verbaal
(…)
4.2. Zwaar lichamelijk letsel/dood
Wanneer het verkeersongeval de dood, zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat, tot gevolg heeft, wordt proces-verbaal terzake art. 6 WVW 1994 opgemaakt.
Toelichting
(…)
Het opmaken van proces-verbaal geldt eveneens indien het een eenzijdig ongeval betreft.
(…)
4.3. Medische behandeling in ziekenhuis ten gevolge van letsel
Wanneer het verkeersongeval letstel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, behoudens die gevallen waarin er slechts één slachtoffer is en is komen vast te staan dat dit slachtoffer de enige verdachte is, wordt naast de registratieset, proces-verbaal opgemaakt.
(…)
Informatieverstrekking
1. Verstrekking van gegevens door de politie aan de Stichting Processen Verbaal
1.1. In welke gevallen?
Gegevens betreffende aanrijdingen worden door de politie verstrekt aan de Stichting Processen Verbaal ten behoeve van de verstrekking door de Stichting Processen Verbaal van afschriften aan belanghebbenden (zie paragraaf 2.1).
Een afschrift van een registratieset of proces-verbaal zal alleen door de politie aan de Stichting Processen Verbaal worden verstrekt voorzover dit betrekking heeft op:
- de aanrijding zelf of
- feiten die een oorzakelijk verband kunnen hebben met de aanrijding.
(…)
1.2. Procedure
Zo spoedig mogelijk - uiterlijk binnen 14 dagen na de aanrijding - zendt de politie rechtstreeks, zowel van de aanrijdingen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt, als van de aanrijdingen die alleen geregistreerd worden, een registratieset aan de Stichting Processen Verbaal.
In een groot aantal gevallen verschaft dit de belanghebbenden voldoende informatie om de schade te kunnen regelen.
- Als van de aanrijding proces-verbaal wordt opgemaakt, wordt het origineel naar het OM gezonden en het afschrift rechtstreeks aan de Stichting Processen Verbaal.
(…)
2. Verstrekking van afschriften door de Stichting Processen Verbaal aan belanghebbenden
2.1. Belanghebbenden
De Stichting Processen Verbaal verstrekt een afschrift van een registratieset en/of een proces-verbaal aan iedere belanghebbende die hierom schriftelijk verzoekt, onder overlegging van gegevens waaruit het belang bij de gevraagde kennisneming blijkt.
(…)
4. Het verstrekken van inlichtingen door de politie en het OM aan anderen dan de Stichting Processen Verbaal
(…) Het verstrekken van inlichtingen door de politie geschiedt op basis van de Wet politieregisters (WpolR). Indien een belanghebbende een afschrift van een proces-verbaal wil ontvangen dat niet door de Stichting Processen Verbaal kan worden verstrekt, dient de belanghebbende zich rechtstreeks tot het OM te wenden.
In al die gevallen waarin een verzoeker om informatie zich tot de Stichting Processen Verbaal kan wenden, zal door de politie en het OM naar de Stichting Processen Verbaal worden verwezen."