2002/100

Rapport

Verzoeker, als vertegenwoordiger van de actiegroep "De bermbewoners van de A-20 te Ommoord", klaagt erover dat het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) onvoldoende voortvarend hebben opgetreden bij het realiseren van een geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van Ommoord.

Beoordeling

1. Bij de realisering van een geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van Ommoord te Rotterdam zijn drie partijen direct betrokken. Als eerste de gemeente Rotterdam. Aangezien de Nationale ombudsman echter niet bevoegd is te oordelen over een gedraging van de gemeente Rotterdam wordt over het aandeel van deze gemeente geen oordeel gegeven (zie BEVOEGDHEID). Verder geeft het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna: DG Rijkswaterstaat) als wegbeheerder de technische eisen en randvoorwaarden aan, waaraan het geluidsscherm dient te voldoen en is het verantwoordelijk voor beheer en onderhoud en te zijner tijd vervanging van het scherm.

Naast zijn taak als wegbeheerder kan het DG Rijkswaterstaat op verzoek van de gemeente Rotterdam als ingenieursbureau worden ingeschakeld, waardoor ontwerp en bouw onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden.

Tot slot is het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verantwoordelijk voor de beoordeling van het saneringsprogramma op geluidsaspecten en financiert dit Ministerie het project omdat het om een saneringssituatie gaat (zie ook Achtergrond, onder 2.).

2. Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen.

De actiegroep is naar eigen zeggen sinds 1985 in discussie met de rijksoverheid over de overlast die het verkeer veroorzaakt in de wijk Ommoord. De woningen van de leden van deze actiegroep liggen in de nabijheid van de rijksweg A-20 ter hoogte van Ommoord.

Bij brief van 3 augustus 1994 diende het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een saneringsprogramma voor Rijksweg 20/Ommoord in bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).

Bij brief van 8 maart 1995 verzocht de gemeente Rotterdam de Minister van VROM om een financiële bijdrage ten behoeve van de voorbereiding voor de plaatsing van een geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord. Bij beschikking van 1 december 1995 stemde de Minister van VROM in met de keuze voor een geluidsscherm ter verbetering van het leefklimaat in de wijk Ommoord. De maximale schermkosten zouden op grond van een berekening op grond van de Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai niet meer dan f 2.640.000 mogen bedragen. De Minister van VROM kende de gemeente Rotterdam voorts op grond van deze Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai een voorschot van f 198.000 toe ten behoeve van de voorbereiding van, de begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van het geluidsscherm. De Minister stelde hierbij als voorwaarde dat alle voorbereidingsactiviteiten, te weten een akoestisch onderzoek, het ontwerp en het bestek van het geluidsscherm, uiterlijk op 1 juli 1997 afgerond dienden te zijn. De Minister van VROM deelde verder mee dat de gemeente Rotterdam aansluitend op de voorbereiding een aanvraag bij hem kon indienen voor de uitvoeringskosten. Op het moment dat de aanvraag zou worden ingediend, zou de Minister het definitieve voorstel beoordelen op aspecten van milieuhygiëne en doelmatigheid. De Minister raadde de gemeente Rotterdam voorts aan om ter voorkoming van valse verwachtingen ten aanzien van het verstrekken van een bijdrage voor de uitvoeringskosten, de verschillende resultaten van de voorbereiding voor advies aan hem voor te leggen.

In juni 1997 legde de gemeente Rotterdam een schermontwerp ter inzage bij de deelgemeente Prins Alexander. De actiegroep diende daarop een bezwaarschrift in tegen het ontwerp; zij achtte het geluidsscherm niet hoog genoeg.

Na de presentatie aan de bewoners in juni 1997 werd voor de eerste maal het schermontwerp voorgelegd aan de Minister van VROM. De raming van de kosten van dit ontwerp bedroeg f 8.4 miljoen. De Minister achtte dit ontwerp in strijd met de soberheids- en doelmatigheidstoets. De Minister van VROM deelde dientengevolge in 1997 de gemeente Rotterdam en het DG Rijkswaterstaat in 1997 mee niet in te stemmen met het ontwerp.

De Minister van VROM verzocht de gemeente Rotterdam tevens om zorg te dragen voor een meer sober schermontwerp. De gemeente Rotterdam verzocht daarop het DG Rijkswaterstaat om een aangepast, goedkoper ontwerp te maken. Het DG Rijkswaterstaat trachtte daarop een goedkoper scherm te ontwerpen, maar deze pogingen ketsten af op mogelijke bezwaren van de welstandscommissie van Rotterdam, of op het feit dat ook deze ontwerpen niet pasten binnen het normbudget van de Minister van VROM.

De gemeente Rotterdam verzocht het DG Rijkswaterstaat vervolgens in januari 1998 een groenscherm te ontwerpen, aangezien een dergelijk scherm waarschijnlijk binnen het normbudget van VROM zou passen. Het DG Rijkswaterstaat wees echter in april 1998 een groenscherm af. Een groenscherm zou volgens het DG Rijkswaterstaat niet overeenstemmen met door de gemeente Rotterdam en het DG Rijkswaterstaat geaccordeerde uitgangspunten van een thematische studie naar geluidsbeperkende voorzieningen langs de A-20. Verder zou een groenscherm hogere kosten meebrengen voor toekomstig beheer en onderhoud en voor vervanging na beëindiging van de levensduur.

3. Vervolgens ontstond er zodoende een impasse.

Op het moment dat verzoeker op 27 mei 1998 bij de Minister van VROM informeerde naar de stand van zaken, deelde de Minister hem bij brief van 16 juni 1998 mee dat hij nog geen nieuw ontwerp had ontvangen.

Bij brief van 12 juli 1999 verzocht de Minister van VROM het DG Rijkswaterstaat, mede om verdere vertraging te voorkomen, het verzoek van de gemeente Rotterdam om een betonnen scherm met begroeiing te ontwerpen alsnog toch in overweging te nemen en de verdere voorbereiding van het project met voortvarende hand op te pakken.

Bij brief van 9 december 1999 stelde het DG Rijkswaterstaat voor om als alternatief aanbestedingsproject het maken van een schermontwerp over te laten aan het bedrijfsleven door middel van een zogenoemd design&build-contract binnen een in beginsel taakstellend budget. Tevens stelde het DG Rijkswaterstaat voor eventuele financiële consequenties, uitstijgend boven het taakstellende budget van de Minister van VROM, tussen de gemeente en het DG Rijkswaterstaat te delen. In haar schriftelijke reactie van 25 februari 2000 gaf de gemeente aan niet bereid te zijn een financiële bijdrage te geven, aangezien zij mogelijkheden zag een (groen)scherm te realiseren binnen de financiële randvoorwaarden van VROM. Tevens deelde de gemeente mee dat zij met spoed een saneringsprogramma zou opstellen op basis van een dergelijk groenscherm, waarvoor Gemeentewerken op eigen initiatief een ontwerp zou gaan maken.

Uit een brief van 7 februari 2000 van het Dagelijks Bestuur van de deelgemeente Prins Alexander te Rotterdam aan de Minister van VROM blijkt dat het meningsverschil tussen de gemeente Rotterdam en het DG Rijkswaterstaat over het schermontwerp in februari 2000 nog steeds bestond.

Bijna drie jaar ná het eerste schermontwerp, te weten op 3 maart 2000, werd een concept-saneringsprogramma ter advisering voorgelegd aan de regionale inspectie milieu-hygiëne. Twee weken later diende de gemeente Rotterdam het concept-saneringsprogramma in bij de Minister van VROM. De Minister had geen opmerkingen.

In mei 2000 stelde het DG Rijkswaterstaat de gemeente nogmaals de alternatieve aanbestedingsvorm van design&build voor, en bood de gemeente tegelijkertijd de mogelijkheid om zelf verder te gaan op de ingeslagen weg, waarbij het DG Rijkswaterstaat als wegbeheerder zijn eisen zou stellen aan het ontwerp en de uitvoering van Gemeentewerken.

In mei 2000 legde de gemeente opnieuw een ontwerp-saneringsprogramma ter visie aan belanghebbenden. Het nieuwe voorlopig ontwerp betrof wederom een groenscherm. Het DG Rijkswaterstaat stemde niet in met dit ontwerp. Het DG Rijkswaterstaat belegde vervolgens een bestuurlijk overleg met de gemeente op 14 juni 2000. Tijdens dit overleg werd onder meer besloten de thematische studie niet meer als harde randvoorwaarde te hanteren, voorts dat een groenscherm ongewenst was en dat het voorstel met betrekking tot design&build van het DG Rijkswaterstaat met spoed zou worden uitgewerkt. Het Ministerie van VROM kon zich in deze aanpak vinden.

In de Staatscourant 2000 nr. 230 werd bekendgemaakt dat aannemers werden uitgenodigd zich als gegadigde voor het ontwerpen en bouwen van een geluidsscherm langs de A-20 te melden.

De Minister van VROM nam in zijn begroting voor 2001 een bedrag van f 7 miljoen op ten behoeve van de toekenning van een subsidie voor de uitvoering van het project aangaande een geluidsscherm ter hoogte van Ommoord.

Begin 2001 diende de gemeente een saneringsprogramma in bij de Minister van VROM. Laatstgenoemde keurde het saneringsprogramma goed.

In maart 2001 vond een voorselectie plaats, afgerond met een loting, waarna vier gegadigden zijn gestart met het maken van een aanbiedingsontwerp.

In mei 2001 diende het DG Rijkswaterstaat de subsidieaanvraag voor de uitvoeringskosten van het project in bij de Minister van VROM.

In juni 2001 dienden de vier aannemers hun ontwerpen in.

In juli 2001 zegde de Minister van VROM de subsidie toe.

Eind augustus 2001 is één aannemer uitgekozen en zijn er met deze aannemer gesprekken over het contract gestart.

4. De Minister van VROM achtte verzoekers klacht dat zijn Ministerie onvoldoende voortvarend heeft opgetreden, niet terecht. Ter toelichting deelde hij onder meer mee dat een project als het onderhavige door gemeenten en Rijkswaterstaat worden voorbereid, maar dat het in algemene zin tot zijn verantwoordelijkheid behoort om de voortgang van de sanering te bevorderen. De Minister doet dit onder andere door de voor de sanering beschikbare budgetten zo te bestemmen dat de situaties met een grote mate van geluidhinder met voorrang worden aangepakt en dat per uitgegeven gulden zo veel mogelijk woningen worden gesaneerd. Dit laatste brengt met zich mee dat de Minister zeer terughoudend moet staan tegenover (technisch niet noodzakelijke) afwijking van de normen, en belang hecht aan een sobere uitvoering van geluidsschermen.

De Minister liet verder weten dat gedurende de voorbereidingsperiode, in 1997 en in 1998, de soberheidsnormen waren bijgesteld om de voortgang zo veel mogelijk te bevorderen.

Voorts hadden de in 1999 voorgenomen bezuinigingen op de sanering verkeerslawaai volgens de Minister geen vertragende werking op de voortgang van het project gehad, nu de Tweede Kamer niet had ingestemd met de bezuinigingen. De budgetten voor de sanering verkeerslawaai waren daarop niet alleen hersteld, maar voor het jaar 2000 zelfs aanzienlijk verhoogd, zoals bij besluit van 12 juli 2000 was bekendgemaakt. In het besluit was een lijst opgenomen met in het jaar 2000 te honoreren projecten. Het project Ommoord staat niet op deze lijst, omdat de Minister op het moment dat de lijst werd opgesteld nog geen aanvraag voor de uitvoeringskosten van het project had ontvangen en hij ook niet de zekerheid had dat de aanvraag nog voor het einde van dat jaar zou zijn ontvangen. De Minister deelde mee dat hij in zijn planning voor het jaar 2001 ruimte had gecreëerd voor honorering van een aanvraag voor het project.

De Minister deelde verder mee dat hij ten gevolge van de uit de voorgenomen bezuiniging voortvloeiende onzekerheden het niet opportuun had geacht om in de periode juni 1999 - maart 2000 al te grote druk uit te oefenen op Rijkswaterstaat en gemeente inzake het opstellen van een bestek en indienen van een aanvraag.

5. Ook de Minister van Verkeer en Waterstaat achtte de klacht niet gegrond. Zij liet onder meer weten dat de gemeente Rotterdam, het Directoraat Generaal Milieubeheer van Vrom (hierna: DG Milieubeheer) en het DG Rijkswaterstaat vanaf 1995 - het jaar waarin de Minister van VROM geld beschikbaar stelde voor het project - intensief hebben overlegd om het project binnen de gestelde technische en financiële randvoorwaarden te kunnen realiseren. Daarnaast had het DG Rijkswaterstaat vele inspanningen geleverd om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. De Minister verwees daarvoor naar het bij haar reactie gevoegde historische overzicht (zie Bevindingen, onder D.2.). Verder deelde de Minister mee dat, hoewel de gemeente Rotterdam verantwoordelijk was voor de communicatie met de bewoners, het DG Rijkswaterstaat zich - als "actief meedenkend" ingenieursbureau - steeds bereid had getoond om de bewoners op de hoogte te houden van de voortgang van het project en de tijdspanne waarbinnen het geluidsscherm zou kunnen worden gerealiseerd.

6. De Nationale ombudsman gaat bij de beoordeling van de vraag naar de voortvarendheid van een en ander ervan uit dat het DG Milieubeheer betrokken raakte bij het project Ommoord vanaf augustus 1994; dat is op het moment dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam een saneringsprogramma indiende bij het Ministerie van VROM. Het DG Rijkswaterstaat raakte erbij betrokken na de beschikking van 1 december 1995 van de Minister van VROM.

Negen maanden na het verzoek van 8 maart 1995 van de gemeente Rotterdam om een financiële bijdrage ten behoeve van de voorbereiding van de plaatsing van een geluidsscherm nam de Minister van VROM een beslissing omtrent het verzoek. Niet kan worden gezegd dat niet voortvarend tot deze beschikking van 1 december 1995 is gekomen. De Minister van VROM stelde in voornoemde beschikking als voorwaarde voor het uit te keren bedrag dat het akoestisch onderzoek, het ontwerp en het bestek van het geluidsscherm, op uiterlijk 1 juli 1997 afgerond dienden te zijn. In juni 1997 werd een eerste schermontwerp aan het Ministerie van VROM voorgelegd. De indiening van het eerste schermontwerp heeft daarmee binnen de door de Minister gestelde periode plaatsgevonden en heeft ook overigens niet onredelijk lang op zich laten wachten. Het DG Rijkswaterstaat kan in deze fase - tot en met het eerste schermontwerp in juni 1997 - niet worden verweten niet voldoende voortvarend te hebben opgetreden.

7. De vertraging is met name hierna opgetreden, nádat de Minister van VROM in 1997 meedeelde niet in te stemmen met het eerste schermontwerp. Het heeft bijna drie jaar geduurd voordat in mei 2000 een volgend schermontwerp ter inzage werd gelegd. Deze lange periode is te wijten aan een impasse tussen de gemeente Rotterdam en het DG Rijkswaterstaat.

De Nationale ombudsman is van mening dat het DG Rijkswaterstaat het voortduren van de impasse niet kan worden verweten. Enerzijds heeft het DG Rijkswaterstaat in de loop der jaren in samenspraak met Gemeentewerken meerdere ontwerpen voorgelegd aan de gemeente Rotterdam, die hetzij werden afgewezen door de Rotterdamse welstandcommissie, hetzij door de Minister van VROM toegezegde gelden te boven gingen, terwijl voorstellen van Rijkswaterstaat voor gedeelde aanvullende financiering door de gemeente niet werden gehonoreerd.

Anderzijds hield de gemeente Rotterdam drie jaar lang vast aan de wens van een groenscherm, terwijl het DG Rijkswaterstaat van meet af aan had laten weten niet in te stemmen met een groenscherm. Het DG Rijkswaterstaat was als wegbeheerder en als toekomstig eigenaar van het geluidsscherm - en daarmee verantwoordelijk voor de onderhoudskosten - gerechtigd de keuze voor een groenscherm te verwerpen. De gemeente Rotterdam bleef desondanks vasthouden aan een groenscherm.

Het DG Rijkswaterstaat heeft in december 1999 opnieuw getracht de impasse te doorbreken door voor te stellen het ontwerp over te laten aan het bedrijfsleven door middel van een zogenoemd design&build-contract en de eventuele financiële consequenties, uitstijgend boven het VROM budget, tussen gemeente en Rijkswaterstaat te delen. De gemeente reageerde afwijzend omdat zij alsnog mogelijkheden zag een (groen) scherm te realiseren binnen de financiële randvoorwaarden. Omdat Rijkswaterstaat zich niet achter dit in mei 2000 door de gemeente Rotterdam gepresenteerde ontwerp voor een groenscherm kon scharen, is op initiatief van het DG Rijkswaterstaat op 14 juni 2000 een bestuurlijk overleg tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Rotterdam belegd, waar op cruciale punten tot overeenstemming is gekomen. Hierna kon daadwerkelijk worden gestart met de werkwijze van het zogenoemde design&build- contract en hebben vervolgens de gebruikelijke handelingen plaatsgevonden (zie hiervóór, onder 3.).

8. Gelet op bovenstaande is de Nationale ombudsman van oordeel dat noch het DG Milieubeheer noch het DG Rijkswaterstaat een verwijt kan worden gemaakt van vertragingen die zich tot het jaar 2000 hebben voorgedaan bij de realisering van een geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord te Rotterdam.

De onderzochte gedragingen zijn derhalve behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedragingen van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, die worden aangemerkt als gedragingen van respectievelijk de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat, is niet gegrond.

Onderzoek

Op 14 april 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Rotterdam namens de actiegroep "De bermbewoners van de A-20 te Ommoord" te Rotterdam met een klacht over een gedraging van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en een gedraging van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W).

Naar deze gedragingen werd een onderzoek ingesteld. De gedraging van het Directoraat-Generaal Milieubeheer wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van VROM; de gedraging van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van V&W.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van VROM en de Minister van V&W verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd de Ministers een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen en aan het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam.

De Minister van V&W, de Minister van VROM, en het College van Burgemeester en wethouders te Rotterdam deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Daarnaast deelden de Minister van V&W en de Minister van VROM de huidige stand van zaken mee met betrekking tot het geluidsscherm langs de A-20. Hun mededelingen hieromtrent zijn weergegeven onder Bevindingen, I.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

bevoegdheid

Verzoeker klaagde in zijn verzoekschrift van 6 april 2000 ook over de gemeente Rotterdam. Hij was van mening dat naast het Directoraat-Generaal Milieubeheer en het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, ook de gemeente Rotterdam onvoldoende voortvarend optrad bij de realisering van een geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van Ommoord te Rotterdam. De Nationale ombudsman is echter alleen bevoegd om klachten te behandelen over gemeenten die zich bij de Nationale ombudsman hebben aangesloten. Ten aanzien van alle andere gemeenten is de Nationale ombudsman niet bevoegd. Rotterdam behoort niet bij de gemeenten die zich bij de Nationale ombudsman hebben aangesloten. De Nationale ombudsman heeft verzoeker om die reden en voor zover zijn klacht de gemeente Rotterdam betrof, verwezen naar de gemeentelijke ombudsman Rotterdam.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Bij beschikking van 1 december 1995 kende de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) de gemeente Rotterdam een voorschot toe van f 198.000 ten behoeve van de voorbereidingskosten in het kader van het plaatsen van een geluidsscherm lang de Rijksweg A-20 ter hoogte van Ommoord.

In de begeleidende brief aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam deelde de Minister van VROM het volgende mee:

"…Naar aanleiding van uw brief d.d. 8 maart 1995, (…), waarin een bijdrage gevraagd wordt ten behoeve van de voorbereiding voor de plaatsing van een geluidscherm langs de Rijksweg 20 ter hoogte van Ommoord en in vervolg op mijn brief van 11 oktober 1995, (…), vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Uit de door u verstrekte gegevens leid ik af dat de voorbereiding gericht is op de verwezenlijking van een geluidscherm met een oppervlak van 6600 m2 (lengte 2200m en hoogte 3m) geplaatst op een reeds aanwezig grondlichaam. Met plaatsing van het geluidsscherm wordt voor 1350 woningen in de wijk Ommoord een verbetering van het leefklimaat bereikt. Ik kan instemmen met de keuze voor een geluidsscherm.

In mijn brief van 11 oktober heb ik aangegeven dat ik onvoldoende ruimte had in de financiële planning om de aanvraag in 1995 te honoreren. Door wijzigingen in deze planning heb ik voor uw aanvraag toch financiële middelen kunnen vrijmaken, zodat honorering mogelijk wordt.

Aangezien ik nog onvoldoende zekerheid heb omtrent de hoogte van de uitvoeringskosten van het scherm, ben ik niet in staat het project in zijn totaliteit te beoordelen. Daarom zeg ik u op dit moment slechts toe een bijdrage in de kosten van de voorbereiding van, de begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van het geluidschermproject langs de Rijksweg 20. Ik doe deze toezegging op grond van artikel 5 van de Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai.

De kosten voor voorbereiding, begeleiding en toezicht worden vastgesteld op 15% van de te zijner tijd vast te stellen uitvoeringskosten, of, als het project geen doorgang vindt, op de werkelijke kosten van de voorbereiding tot een maximum van mijn huidige toezegging. In dit tweede geval zal ten aanzien van de gemaakte kosten een accountantsverklaring overgelegd dienen te worden. Gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de voorbereiding, dient u mij zo spoedig mogelijk schriftelijk mee te delen.

Bij de bepaling van mijn bijdrage ben ik uitgegaan van een schermoppervlak van 6600 m2 en een bedrag van ƒ 400,- per m2 scherm, hetgeen resulteert in een bedrag van ƒ 2.640.000,- aan schermkosten.

Ik zeg u derhalve hierbij op grond van art. 5 lid 1 een bijdrage toe ter hoogte van 15% van ƒ 2.640.000,- is ƒ 396.000,-. De helft hiervan zijnde ƒ 198.000,- verstrek ik u hierbij als voorschot. Dit bedrag zal binnenkort worden overgemaakt (…).

Alle voorbereidingsactiviteiten dienen uiterlijk 1 juli 1997 afgerond te zijn. De resultaten van de voorbereiding zullen zijn het akoestisch onderzoek, het ontwerp en het bestek van het geluidscherm. Om voor een bijdrage in de uitvoeringskosten van de maatregelen in aanmerking te komen, dient u aansluitend op de voorbereiding een aanvraag in te dienen. (…) Op dat moment zal ik het definitieve voorstel beoordelen op aspecten van milieuhygiëne en doelmatigheid. Ter voorkoming van valse verwachtingen ten aanzien van het verstrekken van een bijdrage voor de uitvoeringskosten, raad ik u aan de verschillende resultaten van de voorbereiding voor advies aan mij voor te leggen.

Om tot een voldoende verbetering van het leefklimaat te komen, wordt in de van toepassing zijnde regelgeving de eis gesteld dat een geluidscherm een reductie van minimaal 10 dB(A) dient te bewerkstelligen (zie artikel 4 lid 1 van de Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai 1995). Volgens het indicatieve akoestische rapport wordt met het voorgestelde geluidsscherm een reductie van maximaal 9 dB(A) bereikt. Ik wijs u erop dat het definitieve saneringsprogramma aan de reductie-eis getoetst zal worden en dat een eventuele afwijking tot afwijzing van het saneringsprogramma zal leiden.

Indien op 1 juli 1997 de voorbereiding niet is voltooid kan ik toepassing geven aan artikel 12 van de Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai…"

2. Bij brief van 27 mei 1998 wendde verzoeker en de Bewonersorganisatie Ommoord zich tot de Minister van VROM. Zij deelden in hun brief onder meer het volgende mee:

"Een groep bewoners uit de wijk Ommoord in Rotterdam is, onder de naam 'De bermbewoners van de A20', al sinds 1985 in discussie met de Rijksoverheid over de overlast die het verkeer veroorzaakt in de woonwijken direct gelegen aan de rijksweg. De verkeersintensiteit van de A20 is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Het gevolg is dat de geluidsoverlast voor de bewoners evident is vermeerderd. Reeds 13 jaar hebben de bewoners zich op een nette wijze ingespannen om hun doel te bereiken: een geluidsscherm dat de geluids- en stankoverlast reduceert. Er is inmiddels een dossier opgebouwd van brieven, gespreksverslagen, en hoorzittingen dat ruim 50 cm dik is. Een kopie van de in- en uitgaande post sinds 1985 tot heden betreffende het onderwerp, is bij deze brief bijgevoegd.

In 1995 zegde het Ministerie van VROM een bedrag van ƒ 198.000,- toe in de voorbereidingskosten voor het plaatsen van een geluidsscherm; in juni 1997 werd een plan ter inzage gelegd bij de deelgemeente Prins Alexander. Actieve bewoners bemerkten al heel snel dat het ontwerpplan niet was, wat zij zich ervan hadden voorgesteld. Zo zou het geluidsscherm slechts 4 meter hoog worden, terwijl de bewoners een scherm van 5 meter wilden, er was in het plan duidelijk geen rekening gehouden met het verzakken van de geluidswal. Tegen de hoogte van het scherm van 4 meter is door de actiegroep een bezwaarschrift ingediend. Volgens de bijgevoegde brief van Gemeentewerken d.d. 3 oktober 1997 zal de zienswijze van de actiegroep te zijner tijd formeel beantwoord worden.

In het bovengenoemde ontwerpplan was bovendien zichtbaar dat de knik in het scherm richting Ommoord wees, in plaats van richting rijksweg. Voor de bewoners was het ontwerpplan een punt om nog eens goed verder over te willen praten. Maar er werd niet gepraat; er gebeurde zelfs helemaal niets!

Begin dit jaar informeerden de bewoners naar de stand van zaken bij de directeur van Gemeentewerken Rotterdam. De directeur liet hen per brief het volgende weten: "Ten tijde van de procedure heeft het Ministerie van VROM, mede gelet op de beperkt beschikbare financiële middelen, de vraag opgeworpen of de kosten van het toen voorliggend ontwerp niet te hoog zijn in relatie tot het te bereiken geluidswerend effect". Met andere woorden: met een goedkoper ontwerp zou hetzelfde resultaat kunnen worden bereikt. De passage uit deze brief wekte de woede van de bewoners. Immers, zij hadden niet om een extra luxe en duur scherm gevraagd; het ontwerp was van de overheid zelf! Bij het ter visie leggen van het plan hebben de bewoners dit al aangegeven. De eerder genoemde directeur schrijft verder in zijn brief: "Het feit dat er een procedure om te komen tot het indienen van een saneringsprogramma is gestart, toont aan dat de gemeente Rotterdam, maar ook alle andere bij dit project betrokken partijen, het aanpakken van de geluidskwestie A20/Ommoord zeer serieus nemen". Mooie woorden vinden de bewoners. Maar hoe kan men spreken van een serieuze aanpak, als er al jàrenlang niets is gedaan om de werkelijke problemen op te lossen?

De bewoners zijn het zat, goed zat, het geduld raakt op. De tijd van praten en brieven schrijven is voorbij. De actiegroep is voornemens om op een andere wijze aandacht voor het probleem te gaan vragen. Hierbij zal beslist de oer-Rotterdamse methode 'Geen woorden, maar daden!' gehanteerd worden. De Bewonersorganisatie Ommoord zal 'De bermbewoners van de A20' bij hun acties ondersteunen.

Wij zijn van mening dat wij van u, gezien deze langslepende kwestie, zeer binnenkort een antwoord op onze brief mogen eisen waarin u exact aangeeft wat er op korte termijn gaat gebeuren om te komen tot plaatsing van een geluidsscherm langs de A20."

3. Bij brief van 16 juni 1998 deelde de directeur-generaal Milieubeheer namens de Minister van VROM de Bewonersorganisatie Ommoord onder meer het volgende mee:

"Bij brief d. d. 3 augustus 1994 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam mij de saneringsprogramma's betreffende vier projecten in Rotterdam doen toekomen. Het betreffen de vier volgende projecten:

“• Rijksweg 20 / Gordelweg;

• Rijksweg 20 / Ceintuurbaan;

• Rijksweg 20 / Ommoord en

• Rijksweg 20 / knooppunt Terbregseplein, doelgroepenstrook.

Het saneringsprogramma Rijksweg 20 / Ommoord ging uit van de plaatsing van een scherm met een hoogte van 3.00 a 3.50m. op de reeds aanwezige wal met een hoogte van 1.50 a 2.00m. De voorziening had een totale hoogte van 5.00m+ wegdek.

Bij brief d.d. 1 december 1995, (…), heb ik ingestemd met de keuze voor een geluidsscherm. Aangezien ik destijds nog onvoldoende zekerheid had omtrent de hoogte van de uitvoeringskosten van het scherm, was ik niet in staat het project in zijn totaliteit te beoordelen. Daarom is slechts een bijdrage in de kosten van de voorbereiding van, de begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van het geluidsschermproject toegezegd.

Bij de beoordeling van een geluidsscherm project spelen 4 elementen een rol, te weten:

1. prioriteit;

2. afschermend effect;

3. doelmatigheid;

4. soberheid.

Ad 1 Volgens artikel 12 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer kan een subsidie voor afschermende maatregelen slechts worden verleend ten behoeve van woningen die een hogere geluidsbelasting ondervinden dan een door mij jaarlijks in de Staatscourant bekend te maken waarde. Op dit moment bedraagt die waarde voor wegverkeerslawaai 64 dB(A). De woningen in de wijk Ommoord voldoen aan deze prioriteitstelling.

Ad 2 Afschermende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie indien de maatregelen strekken tot een verlaging met tenminste 10 dB(A) van de geluidsbelasting, op de begane grondlaag, van de gevels van de woningen in de eerstelijns bebouwing. Een scherm met een hoogte van 4.00 a 5.00m+ wegdek voldoet aan deze voorwaarde.

Ad 3 Afhankelijk van de hoeveelheid af te schermen woningen en de geluidsbelasting zonder afscherming kunnen de maximale schermkosten worden berekend. Dit bedrag geldt als absoluut maximum, waarvoor de afschermende voorziening gebouwd moet kunnen worden, anders is de maatregel niet doelmatig en zal voor andere maatregel gekozen moeten worden, b.v. gevelmaatregelen.

Op basis van de nu voorhanden zijnde akoestische resultaten zijn de maximale schermkosten voor het geluidsschermproject Ommoord berekend op maximaal ƒ 6.5 miljoen.

Ad 4 Afschermende voorzieningen dienen eveneens sober te worden uitgevoerd. Gezien het beperkte budget, dienen zoveel mogelijk projecten uit dit budget te worden gefinancierd. In de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai zijn de gemiddelde prijzen per strekkende meter voor schermen langs wegen opgenomen. Op basis van deze bedragen moet een afschermende voorziening ter hoogte van Ommoord, bestaande uit een scherm met een hoogte van 3.50m op de bestaande wal, gebouwd kunnen worden voor ƒ 4 a 4.5 miljoen. Ter plaatse van de wijk Ommoord is geen sprake van bijzondere omstandigheden m.b.t. de schermconstructie waardoor kan worden afgeweken van de gemiddelde kosten.

Eerst na presentatie aan de bewoners d.d. juni 1997, is mij een eerste kostenraming van het schermontwerp bekend geworden. De raming van de kosten bedroeg ƒ 8.4 miljoen. Duidelijk mag zijn dat dit schermontwerp volledig voorbij gaat aan de soberheids- en doelmatigheidstoets. Ik heb dan ook zowel de gemeente Rotterdam als de Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, laten weten met dit schermontwerp niet te kunnen instemmen. Bovendien werd duidelijk dat het schermontwerp volledig voorbij gaat aan de gebruikmaking van de aanwezige wal.

Ik heb het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam verzocht zorg te dragen voor een meer sober schermontwerp, dat kan voldoen aan de soberheids- en doelmatigheidstoets en dat qua ontwerp aansluit bij de reeds aanwezige wal, maar eveneens past binnen de randvoorwaarden van de thematische studie RW20. Tot op heden heb ik zo'n ontwerp nog niet mogen ontvangen.

Met betrekking tot de eerder overeengekomen schermhoogte van 5.00m+ wegdek gaat het u gepresenteerde ontwerp uit van een schermhoogte van 4.00m+ wegdek. Uit het akoestisch onderzoek ten behoeve van het saneringsprogramma Rijksweg 20 Ommoord wordt mij duidelijk dat het verschil tussen een afschermende voorziening met een hoogte van 4.00m+wegdek ten opzichte van een voorziening met een hoogte van 5.00m+ wegdek slechts een toename van de geluidsbelasting, op de bovenste verdieping van de eerstelijns bebouwing met 1 à 2 dB(A) betekent.

De afschermende voorziening met een hoogte van 4.00m+ wegdek voldoet nog steeds aan de voorwaarde van de afname van tenminste 10 dB(A) van de geluidsbelasting, op de begane grondlaag, van de gevels van de woningen in de eerstelijns bebouwing.

Bovendien wordt de geluidsbelasting, op de derde bouwlaag, van de gevels van de woningen in de eerstelijns bebouwing nog steeds teruggebracht naar een zodanig niveau, dat geen aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn.

De hoogte van de voorziening blijft dus een afweging tussen de kosten en het beoogde effect. Vooralsnog heeft deze afweging, gezien de eerder vermelde problematiek met betrekking tot de totale schermkosten, nog niet plaats gevonden."

4. Bij brief van 17 augustus 1998 deelde de wethouder van Onderwijs, Jeugdbeleid, Buitenruimte en Milieu de directeur van het Directoraat-generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM onder meer het volgende mee:

"Onlangs is mij gebleken dat de voortgang rond het geluidsscherm Rijksweg A-20 Ommoord in een impasse is geraakt. Op 1 december 1995 heeft uw ministerie, Bureau Sanering Verkeerslawaai, toestemming gegeven de voorbereiding van dit project te starten en zijn de daarvoor benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld. Medio 1997 is zowel het akoestisch onderzoek, als het ontwerp-saneringsprogramma afgerond. Dit saneringsprogramma heeft de Awb-procedure (ter inzage legging, inspraak) reeds doorlopen. Ten behoeve van het saneringsprogramma is er tevens een ontwerp voor het scherm gemaakt. Dit ontwerp sluit aan bij de visueel ruimtelijke analyse die Rijkswaterstaat voor de schermen langs de rijkswegen rond Rotterdam heeft gemaakt. Eenvoudig gezegd is het ontwerp vergelijkbaar met het scherm langs de doelgroepenstrook (Terbregseplein) en het gedeelte Rijksweg A-20/Ceintuurbaan.

Voorafgaand aan de afronding van het saneringsprogramma en de definitieve indiening bij uw ministerie is tijdens overleg tussen vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat, de gemeente Rotterdam en het Bureau Sanering Verkeerslawaai gebleken, dat door het ministerie niet ingestemd kan worden met het ontwerp. De kosten van dit scherm worden ten opzichte van de normbedragen te hoog gevonden. Dit standpunt is onlangs in een brief aan de Bewonersorganisatie Ommoord bevestigd (brief Bureau Sanering Verkeerslawaai van 16 juni 1998, kenmerk 98056242). Tevens is daarin aangegeven dat er een soberder ontwerp gemaakt moet worden.

Aan Rijkswaterstaat is verzocht om te komen tot een aangepast, goedkoper ontwerp. Daarbij is gedacht aan een zogenaamd groenscherm. Rijkswaterstaat wijst een dergelijke oplossing echter af. En zo begint er een situatie te ontstaan waarbij iedereen naar iedereen verwijst. De rol die de gemeente Rotterdam in dezen kan spelen is beperkt. Immers, Rijkswaterstaat is als wegbeheerder en als toekomstig uitvoerder van het project verantwoordelijk voor het ontwerp van het scherm, terwijl uw ministerie het project zal financieren omdat het hier gaat om een saneringssituatie. Toch wil ik proberen de impasse te doorbreken om zodoende te komen tot het indienen van een saneringsprogramma. Niet in de laatste plaats neem ik deze verantwoordelijkheid op mij, vanwege het feit dat bewoners en de Bewonersorganisatie Ommoord de overheid, of dat nu de gemeente Rotterdam, Rijkswaterstaat of het ministerie van V.R.O.M. is, regelmatig aanspreekt op de voortgang en - terecht - aandringt op snelheid.

Hoewel ik mij realiseer dat de marges soms klein zijn, verzoek ik u toch in verband met het bovenstaande na te gaan welke - financiële - mogelijkheden er zijn c.q. welke wegen bewandeld kunnen worden om te komen tot realisatie van het thans in het geding zijnde ontwerp. Indien uw standpunt daartoe onverhoopt aanleiding geeft, wil ik met Rijkswaterstaat in overleg treden om te komen tot een voor alle partijen aanvaardbaar ontwerp. Daarna kan een saneringsprogramma bij uw ministerie worden ingediend. Uiteindelijk resultaat moet zijn het plaatsen van het scherm op Rijksweg A-20 ter hoogte van Ommoord."

5. Bij brief van 12 september 1998 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat er van een spoedige realisatie van het geluidsscherm niets terecht leek te komen.

6. Op 12 oktober 1998 liet verzoeker de Nationale ombudsman weten diens bemiddeling niet meer nodig te hebben omdat hij had vernomen dat partijen het eens waren geworden over een goedkoper ontwerp-geluidsscherm.

7. Bij brief van 12 juli 1999 wendde de Minister van VROM zich tot het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W). Hij deelde in zijn brief onder meer het volgende mee:

"Uit informatie van de gemeente Rotterdam is mij gebleken dat het niet mogelijk lijkt om binnen de door mij gestelde financiële grenzen een geluidscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord op te richten dat in vormgeving vergelijkbaar is met de schermen die zijn gebouwd ten westen van het Terbregseplein. Daarom heeft de gemeente Rotterdam u gevraagd een betonnen scherm met begroeiing te overwegen als mogelijk alternatief. Naar verwachting is realisatie van een dergelijk alternatief binnen de financiële grenzen wel haalbaar. Mede om verdere vertraging te voorkomen wil ik u daarom verzoeken dit alternatief serieus in overweging te nemen en de verdere voorbereiding van het project met voortvarende hand op te pakken."

8. Bij brief van 23 september 1999 wendde verzoeker zich tot de Minister van VROM. In zijn brief deelde hij onder meer het volgende mee:

"Op Prinsjesdag bereikte ons het onthutsende bericht, dat in uw begroting, in verband met bezuinigingen de post 529.048.00, t.w. het geluidscherm voor Ommoord zou zijn geschrapt. Dat kan toch niet waar zijn! Wij hebben op grond van de Wet geluidhinder toch recht op een scherm, en dat recht kunt u ons toch niet op deze onheuse manier ontnemen.

Met uw schrijven (…) van 30-12-1998 aan de fractie van de Partij van de Arbeid, deelgemeenteraad Prins Alexander, (…) deelde u o.m. mede dat "Afhankelijk van gunningsprocedure en de daarop door de aannemer uit te voeren ontwerpactiviteiten, is de verwachting dat begin 2000 met de bouw van het scherm zal kunnen worden gestart." en vervolgens "Ik hoop u zo voldoende van dienst te zijn geweest en vertrouw op een voortgang van de verdere voorbereiding van het scherm"

Hoe is e.e.a. met elkaar te rijmen? Is hier niet sprake van onbehoorlijk bestuur! Hebben wij hier te maken met een onbetrouwbare overheid, die zijn woord niet nakomt?

Door het heel slecht samenwerken van de Gemeente Rotterdam, saneringsplichtige, Rijkswaterstaat, het ingenieursbureau, en uw Departement, de subsidieverstrekker, heeft het realiseren van het scherm tot op heden geen resultaat gehad. Juli 1997 werden de bewoners van Ommoord uitgenodigd het ontwerp van het scherm bij de Deelgemeente te beoordelen het werd door u echter achteraf te duur bevonden; wij waren dus voor niks geweest. Nadien zijn er diverse ontwerpen gemaakt, de een werd door Welstand niet akkoord bevonden, de anderen bleken u te duur, en het binnen de subsidie passende zgn. "Groene scherm" viel bij Waterstaat niet in de smaak.

De bewoners van zo'n 1350 woningen, blijven met smart wachten.

Wij hadden dit jaar een heel mooie zomer, met echt warme dagen waar wij helaas niet van konden genieten. Wij konden noch de ramen noch de deuren open zetten want het enorme lawaai en de stank van de uitlaatgassen maakten dit onmogelijk. U kunt ons niet nog langer zonder scherm laten zitten, het duurt ons al veel en veel te lang.

Wij hebben een Geluidhinderwet, die kunt u toch zomaar niet opzij schuiven."

9. Op 30 november 1999 wendde verzoeker zich tot het Ministerie van VROM. Hij deelde onder meer het volgende mee:

"Op grond van de Wet op de Geluidhinder hebben wij in Ommoord recht op geluid beperkende maatregelen.

Hoe kunt u nu op dit recht, ons recht bezuinigen?

Doet u dit toch is er dan geen sprake van arrogantie van de macht? Worden de burgers niet genegeerd, worden zij niet serieus genomen?

Moet daar de Tweede Kamer aan te pas komen om u tot de orde te roepen?

Wij hopen, dat u in uw begroting ruimte zult vinden om het lawaai en de stank van het enorme verkeer over de A-20 te bestrijden. Die ruimte in uw begroting moet zodanig zijn, dat de Gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat er mogelijkheid in zien het geluidscherm te realiseren.

De financiën zijn er te lang de oorzaak van dat alle pogingen om tot een geluidscherm te komen jammerlijk zijn mislukt.

De ong. 5000 bermbewoners in onze wijk rekenen op uw hulp;

Wij hebben er recht op, maar ondanks dit recht hebben wij onze twijfels. Kunt u die van ons wegnemen?

Gaarne ontvangen wij bericht over uw concrete ideeën over de verbetering van onze situatie, wij hebben nu reeds meer dan 15 jaar van de geluidsoverlast te lijden."

10. Bij brief van 21 januari 2000 wendde verzoeker zich tot het College van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Hij deelde het volgende mee:

"…Al meer dan 15 jaar vragen bewoners van Ommoord in de omgeving van de A-20 om maatregelen tegen de geluidshinder van het verkeer op die weg. Over de noodzaak van het plaatsen van een geluidsscherm zijn bewoners en overheden die dit aangaan het al lange tijd eens. Toch zitten we nog steeds zonder scherm en in de herrie.

Lange tijd had VROM voor zulke noodzakelijke saneringswerkzaamheden geld op de begroting, maar onenigheid tussen de ambtenaren van de verschillende overheden over de wijze van uitvoering zorgde ervoor, dat dit geld niet voor Ommoord werd benut en de herrie niet werd bestreden.

Verkeer en Waterstaat heeft plaatsing tegengehouden van een scherm dat beantwoordt aan de hiervoor gestelde eisen en dat zou worden betaald door VROM. Dit gebeurde omdat - naar wij vernamen - de ambtenaren van Verkeer en Waterstaat zich erg druk maken over zaken van weinig belang (kosten jaarlijks onderhoud bij een groen scherm, begroot op f. 10.000,- per jaar), vergeleken met de overlast van de bewoners van Ommoord. Niet het belang van die bewoners lijkt op de voorgrond te staan, maar het gelijk willen hebben - in het bijzonder van de kant van de ambtenaren van Verkeer en Waterstaat - klinkt het sterkste door.

Het maakt de bewoners van Ommoord niet uit voor welk geluidsscherm wordt gekozen; zij willen slechts een effectief scherm.

We hoeven u niet verder uit te leggen hoe het ligt. U weet ervan!! Door de werkgroep A-20 bent u meer dan eens benaderd en geïnformeerd.

De vorig jaar door VROM weggestreepte gelden voor sanering, komen door inzet van velen vanaf het voorjaar 2000 weer op de begroting.

VROM gaat dan 'op zoek naar kandidaten'. Die zijn er volop.

Hoort Rotterdam als saneerder voor Ommoord hierbij? Of is er dan nog steeds geen plan, vanwege een klein verschil van mening?

Tot op heden hebben wij voor onze belangenbehartiging steeds vertrouwd op de overheden. Ontvangen toezeggingen leken dit vertrouwen te rechtvaardigen. Maar dit vertrouwen en het geduld van de bewoners raakt op. Wij weten dat veel bewoners voorstander zijn van acties om hun gerechtvaardigde belangen te onderstrepen.

Maar liever willen we nog één keer ons belang aan u toevertrouwen.

Overigens, een aantal meer temperamentvolle lieden geeft er nu al de voorkeur aan om aandacht te vragen door wilde acties.

Kunt u uw invloed aanwenden om deze kwestie hogerop te krijgen. Weg uit de sfeer van ambtenaren die hun vermeende gelijk lijken te laten prevaleren boven de belangen van de bewoners van Ommoord. Als de verschillende overheden het al jaren eens zijn over de noodzaak, dan kunnen onderhoudskosten van f. 10.000,- per jaar - rekening houdende met de omvang van de totale investering - toch geen gerechtvaardigde reden zijn om onze kansen weer voorbij te laten gaan.

Als er op het moment dat er weer geld op de begroting staat nog steeds verschil van mening is, blijven wij slachtoffer - en dat willen we niet - van onderling gekrakeel. Iemand moet daarboven staan. Kan de gemeente Rotterdam, als de saneringsplichtige, buiten Verkeer en Waterstaat om een saneringsplan bij VROM deponeren? Dan ligt dat er tenminste tijdig. En wij kunnen ons niet voorstellen dat de politiek verantwoordelijken voortgang van de onenigheid - tussen de ambtenaren - toe zullen laten, omdat dan Ommoord (met haar bewoners/kiezers) dan met de herrie blijft zitten.

Overigens, die politiek verantwoordelijken moeten wel van het probleem weten. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen, als u de Minister van Verkeer en Waterstaat zelf zou benaderen. U kunt haar ongetwijfeld overtuigen, dat zij een eind moet maken aan het schaamteloos lang laten voortduren van de overlast, enkel en alleen om geringe financiële redenen en om het eigen gelijk te behalen…"

11. Verzoeker wendde zich op 31 januari 2000 met een "Noodkreet tegen het nog steeds niet realiseren van een geluidsscherm langs de noordzijde van de A-20 te Ommoord" tot het College van burgemeester en wethouders van Rotterdam.

Hij schreef onder meer het volgende:

"Al meer dan 15 jaar vragen wij u maatregelen te treffen tegen de zeer ernstige geluidsoverlast, die wij als bewoners van Ommoord ondervinden van het verkeer op de A-20. Ondanks eerdere toezeggingen staat er nog steeds geen scherm. Oorzaak: geruzie tussen de Gemeente Rotterdam en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat én recentelijk een voorlopige bezuiniging door het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu. Omdat u, in het kader van de Wet Geluidshinder 'saneringsplichtig' bent en als College een duidelijke verantwoordelijkheid heeft wat betreft het garanderen van een goed woonklimaat, doen wij hierbij een uiterst beroep op u.

Het gaat ons om een viertal punten, te weten:

1. Wendt al uw invloed aan om te zorgen dat het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu de subsidiepot Sanering Geluidshinder in ere herstelt.

2. Neem als gemeente uw eigen verantwoordelijkheid en kom zo spoedig mogelijk met een ontwerp (en bijpassende financiering) voor een geluidsscherm dat aan alle wettelijke eisen voldoet. Het ontwerp moet u, ons inziens, allang bij de hand hebben!

3. Zorg dat dit ontwerp zo vlug mogelijk in aanmerking komt voor subsidie door het Ministerie van VROM.

4. Start nu zo snel mogelijk met de uitvoering.

Nog voor de zomer van dit jaar kan dan worden begonnen met

de aanleg van het geluidsscherm!

U begrijpt dat wij, en met ons zo'n 5.000 andere bewoners in Ommoord, na zoveel jaar geluidshinder niet willen of kunnen luisteren naar nog meer toezeggingen. We kunnen door het vreselijke lawaai en de stank van de uitlaatgassen 's nachts maar moeilijk slapen en bij mooi weer kunnen wij niet de tuin in zonder oordoppen. Het kan toch niet de bedoeling zijn, dat we onze eigen creativiteit moeten aanwenden om een eind te maken aan de herrie? U heeft al eerder te kennen gegeven onze zorg te delen, wij vragen u daar nu ook daden aan toe te voegen."

12. Het Dagelijks Bestuur van de Deelgemeente Prins Alexander te Rotterdam richtte zich bij brief van 7 februari 2000 tot de Minister van VROM. Het bestuur schreef onder meer het volgende:

"Al enige jaren wordt er gewerkt aan een project dat moet leiden tot de realisatie van

een geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van de wijk Ommoord in onze deelge-

meente. In 1997 is de procedure gestart met de ter inzage legging van het ontwerp saneringsprogramma en het opstellen van een bestek. Dit alles gericht op het realiseren van het scherm in 1999.

Lopende de procedure is de nodige vertraging opgetreden, met als gevolg veel verontruste geluiden van bewoners uit de wijk Ommoord. Medio 1998 was dat aanleiding voor ons om de problematiek bij de betrokken overheden nogmaals uitdrukkelijk onder de aandacht te brengen. Ook van de zijde van de bewoners is het probleem middels diverse brieven bij de verschillende partijen en bij u persoonlijk aan de orde gesteld. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de toezegging dat ervan uitgegaan werd dat de uitvoering in 1999 zou starten.

Inmiddels is gebleken dat de uitvoering wederom vertraging oploopt. Op de eerste plaats vanwege het nog steeds voortdurende meningsverschil tussen de gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat over het schermontwerp. Wij hebben onlangs zowel bij de gemeente Rotterdam als bij het Ministerie van V&W aangedrongen op snelle besluitvorming omtrent het schermontwerp (bijlage).

Op de tweede plaats vanwege de behandeling van de begroting 2000 van uw Ministerie. Gebleken is dat onder andere de schermen langs de A20 ter hoogte van Ommoord uit de begroting voor het jaar 2000 zijn geschrapt. Inmiddels heeft ons, via uw bureau sanering verkeerslawaai, het bericht bereikt dat u voornemens bent deze bezuiniging in het kader van de behandeling van de voorjaarsnota ongedaan te maken.

Ons bestuur is van mening dat, gelet op de voorgeschiedenis, de geluidsproblematiek ter plaatse en de toezeggingen aangaande het tijdstip van uitvoering, verder uitstel van de plaatsing van de schermen niet verantwoord is. Wij pleiten er derhalve voor om, tijdens de behandeling van de voorjaarsnota, alsnog ruimte te reserveren in het jaar 2000 voor de aanleg van het scherm langs de A20."

13. Op diezelfde dag wendde het Dagelijks Bestuur van de Deelgemeente Prins Alexander zich tot het College van burgemeester en wethouders van Rotterdam en tot de Minister van V&W. In de brief aan de Minister van V&W staat onder meer het volgende:

"Al enige jaren wordt er gewerkt aan een project dat moet leiden tot de realisatie van een geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van de wijk Ommoord in onze deelgemeente. In 1997 is de procedure gestart met de ter inzage legging van het ontwerp-saneringsprogramma en het opstellen van een bestek. Dit alles gericht op het realiseren van het scherm in 1999.

Lopende de procedure is de nodige vertraging opgetreden, met als gevolg veel verontruste geluiden van bewoners uit de wijk Ommoord. Medio 1998 was dat aanleiding voor ons om de problematiek bij de betrokken overheden nogmaals uitdrukkelijk onder de aandacht te brengen. Ook van de zijde van de bewoners is dit middels diverse brieven bij de verschillende partijen aan de orde gesteld. Vervolgens is door deze partijen aangegeven dat ervan uitgegaan werd dat de uitvoering in 1999 zou starten.

Inmiddels is gebleken dat de uitvoering wederom vertraging oploopt. Met name vanwege het nog steeds voortdurende meningsverschil tussen de Gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat over het schermontwerp en de daaraan verbonden kosten.

Ons bestuur is van mening dat, gelet op de voorgeschiedenis, de geluidsproblematiek ter plaatse en de toezeggingen aangaande het tijdstip van uitvoering, verder uitstel van de plaatsing van de schermen niet verantwoord is.

In dat kader verzoeken wij u om in overleg met de gemeente Rotterdam zo snel mogelijk een beslissing te nemen over een schermontwerp.

Graag vernemen wij van u op korte termijn wanneer er een schermontwerp bij VROM kan worden aangeboden waarover tussen de gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat overeenstemming is en dat voldoet aan de voorwaarden waaronder VROM de subsidie kan verlenen."

14. De Minister van VROM liet verzoeker bij brief van 21 februari 2000 het volgende weten:

"…Zoals u wellicht hebt vernomen heeft de Tweede Kamer (motie De Graaf) tijdens de begrotingsbehandeling een motie aangenomen ten aanzien van de voorgestelde bezuinigingen voor het geluidsprogramma. Deze motie houdt een verzoek in om het voorziene geluidsprogramma daadwerkelijk tot uitvoer te brengen, en de hiervoor eventueel benodigde extra middelen voor deze kabinetsperiode uiterlijk bij najaarsnota beschikbaar te stellen.

Het is niet mogelijk gebleken al in de voorjaarsnota (1999) de betreffende middelen op te nemen. Eerst bij voorjaarsnota (2000) is het weer mogelijk middelen op de begroting te zetten. Deze zullen echter niet voldoende zijn om in één jaar alle aanvragen voor schermprojecten te honoreren. Er zal daarom een prioriteitsvolgorde aan de projecten worden toegekend. De wijze van verdelen zal hierbij primair gebaseerd zijn op de hoogte van de geluidsniveau's en het aantal geluidgevoelige bestemmingen, zoals bijvoorbeeld de combinatie met andere werkzaamheden…"

15. Op 24 februari 2000 stelde verzoeker de Minister van V&W in gebreke omdat het geluidsscherm nog steeds niet was gerealiseerd. Verzoeker wees erop dat, omdat de betrokken partijen het maar niet eens konden worden, de bewoners uit de Bloemen-, de Distel-, de Gras- en de Kruidenbuurt in Ommoord werden gedupeerd.

Een gelijkluidende brief stuurde verzoeker die dag aan de Minister van VROM en het College van burgemeester en wethouders van Rotterdam.

16. Bij brief van 7 maart 2000 deelde de verantwoordelijke wethouder van de gemeente Rotterdam verzoeker onder meer het volgende mee:

"Diverse brieven namens bewoners over het geluidsscherm Ommoord zijn mede aanleiding geweest om dit onderwerp in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 15 februari 2000 opnieuw aan de orde te stellen.

Tijdens deze vergadering is geconstateerd dat de inspanningen tot nu toe niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Dit betreurt het College ten zeerste. Ik heb dit op 17 februari jl. tijdens de overhandiging van de handtekeningenlijst door de vertegenwoordigers van de bewoners nogmaals benadrukt. De gemeente is in dit proces echter afhankelijk van andere partijen, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat is wegbeheerder) en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (als subsidieverlener). Het geluidsscherm kan er alleen maar komen als alle betrokken partijen hieraan meewerken. Rijkswaterstaat hield vast aan een ontwerp voor het scherm, waarvan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vanwege de hoge kosten niet bereid bleek dit financieren. Om de nu ontstane impasse te doorbreken, heeft het College van Burgemeester en Wethouders besloten om zelf die inhoudelijke en procedurele stappen te gaan zetten waardoor de daadwerkelijke uitvoering van het scherm mogelijk wordt.

Dit houdt het volgende in:

• Het afmaken maken van het saneringsprogramma en dit indienen bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Vooroverleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Op dit moment wordt gewerkt aan het verzamelen van de vereiste gegevens om de aanvraag verder te onderbouwen.

• Voor de realisatie van het geluidsscherm is de medewerking van Rijkswaterstaat als eigenaar en wegbeheerder absoluut noodzakelijk. Om deze medewerking te verkrijgen, blijft de gemeente in gesprek met Rijkswaterstaat. Een eerste overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Daarbij is gesteld dat de gemeente het saneringsprogramma verder zal uitwerken op basis van een groenscherm, omdat alleen deze variant haalbaar lijkt binnen de financiële randvoorwaarden van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Hoewel Rijkswaterstaat zich intern nader wil beraden, wordt in eerste instantie niet afwijzend gereageerd.

• In de tussentijd gaat de gemeente Rotterdam door met ambtelijke en bestuurlijke voorbereiding van procedures zoals bijvoorbeeld de verlening van de bouwvergunning en de aanbesteding.

Door bovengenoemde acties komt realisering van het geluidsscherm dichterbij. Zoals ik ook al aan de bewonersdelegatie op 17 februari jl. heb medegedeeld, kan ik over de termijn waarop geen uitspraken doen. Het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders en de verdere uitwerking hiervan is een niet onbelangrijke stap. Gezien uw belang mag u van mij in deze kwestie een uiterste inspanning verwachten en zal ik de binnen mijn mogelijkheden liggende acties ondernemen om voortgang te houden in het proces dat moet leiden tot de plaatsing van het geluidsscherm."

17. Op 13 maart 2000 wendde verzoeker zich (onder meer) tot de Minister van VROM. Hij deelde de Minister onder meer mee dat de bewoners van Ommoord het lawaai en de stank van het enorme verkeer meer dan zat waren. Verzoeker gaf aan dat hij van de overheid na zoveel jaren zonder resultaat snelle en afdoende maatregelen verwachtte. Hij vroeg de Minister van VROM waar hij op kon rekenen.

18. Bij brief van 30 maart 2000 deelde de verantwoordelijke wethouder van de gemeente Rotterdam verzoeker onder meer het volgende mee:

"Bij totstandkoming van het saneringsprogramma moeten de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht worden genomen. Dit betekent dat een aantal stappen doorlopen moet worden, voordat een definitief saneringsprogramma vastgesteld en ingediend kan worden. Op 3 maart jl. is het concept-saneringsprogramma ter advisering voorgelegd aan de regionale inspectie milieuhygiëne. Deze is in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het concept. In week 11 is het concept-saneringsprogramma ingediend bij de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Deze stap maakt deel uit van het vooroverleg met als doel indiening van een compleet saneringsprogramma, dat aan alle wettelijke eisen voldoet. Ondertussen wordt in overleg met Rijkswaterstaat gewerkt aan de uitwerking van een groenscherm. De gemeente neemt hiertoe het initiatief, waarbij ik echter de verwachting heb dat Rijkswaterstaat de verdere uitwerking ter hand zal nemen.

Ik verwacht dat in april 2000 het ontwerp-saneringsprogramma ter visie gelegd kan worden, zodat derden in de gelegenheid zijn om hun zienswijze in te dienen. De ingebrachte zienswijzen worden betrokken bij de vaststelling van het definitieve saneringsprogramma.

Het definitieve saneringsprogramma zal daarna ingediend worden bij de minister van VROM, zodat voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. De indiening is gepland in het derde kwartaal van het jaar 2000. Tussen april en het moment van indiening worden onder andere de volgende werkzaamheden verricht: verwerken van de inspraakreacties, de uitwerking van het geluidsscherm (ontwerp, constructie en kosten), de uitwerking van de samenwerkingsovereenkomst met Rijkswaterstaat en het opstarten van de procedure van de bouwvergunning voor het geluidsscherm."

19. Nadat verzoeker zich bij brief van 6 april 2000 voor de tweede maal tot de Nationale ombudsman had gewend deelde een projectleider van de dienst Gemeentewerken van de gemeente Rotterdam bij brief van 28 april 2000 verzoeker onder meer het volgende mee:

"De gemeente wil het geluidsscherm langs de A20, tussen het Terbregseplein en de Capelseweg ter hoogte van Ommoord, zo spoedig mogelijk plaatsen. Het concept-saneringsprogramma is inmiddels voorgelegd aan het ministerie van VROM. Ik heb van het ministerie vernomen dat zij geen opmerkingen meer heeft over de inhoud van het programma. Voordat de gemeente het saneringsprogramma echter definitief kan vaststellen, wordt het ontwerp-saneringsprogramma gedurende een periode van vier weken ter visie gelegd.

Het programma ligt ter visie van 8 mei tot en met 5 juni 2000. (…)

Gemeentewerken heeft dit voorjaar tevens een nieuw voorlopig ontwerp voor het geluidsscherm gemaakt. Dit ontwerp lijkt te passen binnen de financiële randvoorwaarden die het ministerie van VROM heeft gesteld. Gemeentewerken heeft nog enige tijd nodig om dit voorlopige ontwerp samen met Rijkswaterstaat verder uit te werken tot een definitief ontwerp, op grond waarvan de bouwvergunning kan worden aangevraagd. Om u en de andere omwonenden een indruk te geven hoe het geluidsscherm er uit zou kunnen zien, ligt het voorlopige schermontwerp bij het ontwerp-saneringsprogramma ter visie. Het voorlopige ontwerp is slechts een indicatie en geen definitief ontwerp omdat nog niet alle zaken van bijvoorbeeld de fundering of de beplanting verder onderzocht zijn. Het schermontwerp is overigens geen onderdeel van het ontwerp-saneringsprogramma.

20. Bij brief van 23 mei 2000 liet de Minister van V&W verzoeker weten dat naar aanleiding van een handtekeningactie die door de actiegroep was gehouden onder de bewoners langs de A20 te Ommoord, inmiddels op 24 maart 2000 een gesprek had plaatsgevonden met de actiegroep, Rijkswaterstaat en de gemeente Rotterdam, waarin was aangegeven wat de redenen waren voor het feit dat het geluidsscherm nog niet was gerealiseerd. Uit de notulen van die bijeenkomst blijkt dat nog veertien stappen genomen dienden te worden alvorens het geluidsscherm zou zijn gerealiseerd:

Stap

Planning

GW/RWS

Opmerkingen/bijzonderheden

1.

Opstellen concept saneringsprogramma

Klaar

Op basis van akoestisch onder-

zoek 1997 (69dB(A) gemeten in Ommoord) (met prognoses voor 2010)

2.

Voorleggen concept saneringsprogramma aan VROM (Bureau sanering wegverkeerslawaai en Inspectie Milieuhygiëne)

Loopt

Inspectie Milieuhygiëne is positief; Bureau Sanering komt binnen enkele weken met een reactie

3.

Maken Voorlopig Ontwerp

'eind volgende week klaar'(dus voor 10 april 2000)

Er was nog geen geschikt ontwerp; nog wat rekenwerk en enkele varianten vergelijken

4.

Toetsen Voorlopig Ontwerp

RWS moet nog met aanvullende criteria komen

5.

Ter visie leggen concept saneringsprogramma + Voorlopig Ontwerp

'Binnen 3-4 weken"

(voor 1 mei?)

Wettelijke verplichting Wet Geluidssanering; men overweegt nog of er ook een hoorzitting gehouden gaat worden. Zij wijzen erop dat bezwaren tot vertraging leiden.

Inspraak dilemma

6.

Vaststelling saneringsprogramma door B&W

7.

Opstellen overeenkomst tussen RWS en Gemeente

8.

Maken definitief ontwerp

9.

Maken bestek en tekening

De technische uitwerking en materiaallijsten etc.

10.

Aanvraag bouwvergunning

Door de deelgemeenteraad. Alleen mogelijk indien die past binnen het bestemmingsplan (anders die eerst herzien of via een spoedprocedure wijzigen). Beide procedures kennen de nodige inspraakmomenten, ter visie leggingen en bezwaarprocedures.

11.

Indienen definitief saneringsprogramma bij VROM

streefplanning: voor 1-1-2001; uitloop ½ jaar heel reëel'

12.

Beschikking VROM-subsidie

VROM moet;

- subsidiepot opnieuw invoeren

- en dan Ommoord ook nog eens als prioriteit aanwijzen

Druk op VROM gewenst

13.

Aanbesteding bestek

duurt 2 maanden

Zoeken van aannemer; procedure zit vast aan regelgeving Europese aanbesteding

14.

Uitvoering

duurt 1½ jaar

Conclusie: start werkzaamheden op z'n vroegst in voorjaar 2001; oplevering niet voor 1-1-2003. Met een reële kans dat het nog een zomer later wordt.

21. Tijdens een informatiebijeenkomst van de gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat op 20 oktober 2000 werd aan de bewoners een stappenplan inzake het desbetreffende geluidsscherm uitgereikt.

Dit stappenplan is opgenomen in de bijlage.

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Bij zijn verzoekschrift voegde verzoeker een aantal bijlagen. Daarin staat onder meer vermeld dat de desbetreffende woningen in Ommoord zijn gebouwd omstreeks 1960/1970. De desbetreffende Rijksweg werd later aangelegd. Na inwerkingtreding van de Wet Geluidhinder in februari 1979 was de actiegroep namens wie verzoeker de klacht heeft ingediend vanaf het begin van de jaren tachtig bezig om de geluidsoverlast van het verkeer te laten beperken door middel van een geluidsscherm, waarbij de actiegroep werd ondersteund door de Bewonersorganisatie Ommoord.

In juni 1997 werd het ontwerp geluidsscherm voor de bewoners ter visie gelegd. Door het Ministerie van VROM werd achteraf het ontwerp echter te duur bevonden en het "feest" ging niet door. Dit was een grote teleurstelling geweest voor de actiegroep. Men vroeg zich af hoe zoiets had kunnen gebeuren tussen de drie betrokken partijen (de gemeente Rotterdam en de Ministers van VROM en V&W).

C. Standpunt Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en milieubeheer

De Minister van VROM deelde in zijn reactie van 29 augustus 2000 op de klacht het volgende mee:

"…Wettelijk kader

De geluidhindersituatie A20-Ommoord is aan te merken als een bestaande situatie op grond van de Wet Geluidhinder. Binnen dat kader hebben burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid tot het opstellen van een maatregelenplan (saneringsprogramma). Aangezien het in dit geval om een Rijksweg gaat, heeft ook het ministerie van Verkeer en Waterstaat (in casu de directie Zuid-Holland van Rijkswaterstaat, in het vervolg; Rijkswaterstaat) een verantwoordelijkheid bij de totstandkoming van de schermen. Een en ander is geregeld in de artikelen 88 tot en met 90 van de Wet geluidhinder (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) en in de circulaires van 14 september 1982 (DGMH\G 162714, Stcrt 212 en de circulaire van 29 april 1983, DGMH\G nr. 26430500).

Mijn verantwoordelijkheid betreft het beoordelen van het saneringsprogramma op geluidsaspecten en, indien ik instem met het programma en bijbehorende subsidieaanvraag, het verlenen van een subsidie voor de voorbereiding en uitvoering van het project.

De subsidieverlening voor een saneringsproject vindt in de regel in twee fasen plaats. Indien het door de gemeente voorgestelde maatregelenplan haalbaar lijkt en aan de prioriteitscriteria voldoet, wordt een subsidie voor de verdere voorbereiding van het project toegekend. Voor het onderhavig project is dat gebeurd op 1 december 1995 (…). Met deze subsidie is de gemeente Rotterdam in staat gesteld het project verder uit te werken tot een gedetailleerd saneringsprogramma en een bestek van de maatregel, hetgeen een noodzakelijk onderdeel vormt van de aanvraag voor uitvoeringskosten. Aan de toezegging heb ik de voorwaarde verbonden dat de voorbereiding op 1 juli 1997 zou moeten zijn afgerond, op straffe van terugvordering van de subsidie. Hoewel aan de voorwaarde niet is voldaan, heb ik er geen verder gevolg aan gegeven omdat dat naar mijn mening een averechts effect op de voortgang zou hebben, temeer daar op dat moment de voorbereiding in volle gang was (…).

Uitgangspunt bij de subsidiëring van saneringsprojecten is dat de werkelijke kosten worden vergoed, voorzover deze als doelmatig en sober zijn aan te merken. Doelmatig betekent dat de kosten in verhouding moeten staan tot de mate van de geluidhinder en het effect van het scherm. Sober betekent dat de kosten in redelijke verhouding moeten staan tot bepaalde normbedragen per vierkante meter schermoppervlak. De genoemde normen zijn in de regelgeving opgenomen, en als zodanig bekend bij alle partijen. Ook de belanghebbende bewoners zijn op de hoogte gebracht van deze omstandigheden (…).

Hoewel de individuele projecten door gemeenten en Rijkswaterstaat worden voorbereid, behoort het in algemene zin tot mijn verantwoordelijkheid de voortgang van de sanering te bevorderen. Ik doe dit onder andere door de voor de sanering beschikbare budgetten zo te bestemmen dat de situaties met een grote mate van geluidhinder met voorrang worden aangepakt en dat per uitgegeven gulden zo veel mogelijk woningen worden gesaneerd. Dit laatste brengt met zich mee dat ik zeer terughoudend moet staan tegenover (technisch niet noodzakelijke) afwijking van de normen, en belang hecht aan een sobere uitvoering van geluidsschermen.

Projectvoorbereiding

In eerste instantie is het project Ommoord door Rijkswaterstaat en de gemeente voorbereid in samenhang met de te plaatsen geluidsschermen langs de A20 ter hoogte van de Ceintuurbaan in Rotterdam. Op die locatie wordt een in doorsnede S-vormig scherm geplaatst dat is opgebouwd uit transparante en aluminium platen. Uitsluitend op grond van vormgevingsaspecten is dit scherm ongeveer anderhalf maal zo duur als een gemiddeld scherm. Omdat over het project Ceintuurbaan afspraken zijn gemaakt in het kader van het ROM-Rijnmond convenant en de schermen direct aansluiten op eerder door Rijkswaterstaat geplaatste schermen van hetzelfde ontwerp, heb ik, onder maximering van mijn subsidie tot de doelmatigheidsgrens, met deze schermen ingestemd (…). Voor het scherm Ommoord gelden deze omstandigheden niet, zodat ik, net als bij alle andere projecten, strikter heb willen vasthouden aan de grenzen van doelmatigheid en soberheid. In de praktijk blijkt het goed mogelijk te zijn om in goede verhouding tot de normbedragen een scherm op te richten.

De eerste kostenraming van het door gemeente en Rijkswaterstaat voorgestane ontwerp sloot op 8,4 miljoen gulden (Stuurgroepvergaderingen 22 mei en 10 juni 1997;…). Nadat ik dit voorstel om redenen van soberheid en doelmatigheid heb afgewezen, is door Rijkswaterstaat getracht een scherm van vergelijkbare vormgeving voor lagere kosten te ontwerpen, door andere materiaalkeuze en andere constructiewijzen. Deze pogingen zijn danwel afgeketst op mogelijke bezwaren van de welstandscommissie van de gemeente Rotterdam, danwel op het feit dat ook deze ontwerpen niet pasten binnen mijn norm-budget. Het hanteren van een andere vormgeving dan vergelijkbaar met de Ceintuurbaan-schermen werd vanuit zijn verantwoordelijkheid als wegbeheerder afgewezen door Rijkswaterstaat.

Gemeente en Rijkswaterstaat hebben in een zogenaamde Thematische Studie A20 afspraken gemaakt over de vormgeving van geluidschermen langs de A20 in Rotterdam. Deze afspraken in relatie tot de door mij gehanteerde normbedragen, maakten de voorbereiding tot een lastig proces. Temeer daar Rijkswaterstaat en gemeente geen budget op hun begroting beschikbaar hebben voor saneringsschermen. Binnen de uiteenlopende verantwoordelijkheden van de diverse partijen heeft het zoeken naar een oplossing daarom veel tijd gekost. Deze verantwoordelijkheden betreffen voor Rijkswaterstaat onder andere het wegbeheer en de minimalisering van de onderhoudskosten van de voorziening en voor de gemeente onder andere het verkrijgen van een positief oordeel van de welstandcommissie.

Om de voortgang zoveel mogelijk te bevorderen zijn gedurende de voorbereidingsperiode de soberheidsnormen tot twee maal toe bijgesteld. In 1997 is de Uitvoeringsregeling Saneringsprogramma Verkeerslawaai van kracht geworden (Stcrt 1997, 95), waarin in bijlage IV onder A nieuwe normen voor de gemiddelde schermkosten zijn opgenomen. Daarnaast ben ik in een overleg in augustus 1998 tussen de verschillende partijen akkoord gegaan met een uitbreiding van het te plaatsen schermoppervlak, en daarmee met een verhoging van het budget (…). Voorts is in gesprekken met Rijkswaterstaat aangegeven dat een overschrijding van de normen tot de mogelijkheden behoort indien wordt aangetoond dat deze voortvloeit uit de complexiteit van de situatie (bijvoorbeeld de aanwezigheid van een viaduct, een slechte grondslag). Tot slot wil ik in dit kader melding maken van een poging mijnerzijds Rijkswaterstaat te bewegen in te stemmen met een voorstel van de gemeente een begroeid, betonnen scherm te plaatsen (…). Rijkswaterstaat heeft echter hierop aangegeven dat dit "groenscherm" ongewenst is omdat het niet past binnen de genoemde Thematische Studie A20 en omdat een dergelijk scherm te hoge beheers- en onderhoudskosten met zich meebrengt.

Inmiddels is in juni van dit jaar tussen de gemeente en Rijkswaterstaat overeenstemming bereikt over een vernieuwde aanpak van het probleem. De overeenstemming bestaat er uit dat de ontwerpwerkzaamheden van het project aan de markt worden uitbesteed, en dat de door Rijkswaterstaat tot nu toe gestelde vormgevingsvereisten geen harde randvoorwaarde meer zijn. In de sindsdien gevoerde projectgroepvergaderingen is door mij aan deze innovatieve oplossing meegewerkt. Ik houd er rekening mee dat ik begin 2001 een subsidieaanvraag voor de uitvoeringskosten zal ontvangen.

Bezuinigingen

Uit de klacht blijkt dat klager twijfels heeft ten aanzien van de medewerking van mijn ministerie en dat deze twijfels zijn gevoed door de in 1999 voorgenomen bezuinigingen op de sanering verkeerslawaai. De voorgenomen bezuinigingen vloeiden voort uit een taakstelling van het Ministerie van Financiën. Ik heb in de moeilijke afweging tussen de alternatieven ervoor gekozen deze bezuinigingen ten laste van het beleidsonderdeel sanering verkeerslawaai te brengen. De Tweede Kamer heeft niet ingestemd met de bezuinigingen, waarna de budgetten voor de sanering verkeerslawaai niet alleen zijn hersteld, maar voor het jaar 2000 zelfs aanzienlijk zijn verhoogd, zoals bij besluit van 12 juli 2000 bekend gemaakt (Stcrt. 2000, 136). In het besluit is een lijst opgenomen met dit jaar te honoreren projecten. Het project Ommoord staat niet op deze lijst. Dit heeft als oorzaak dat ik op het moment dat de lijst werd opgesteld nog geen aanvraag voor de uitvoeringskosten van het project ontvangen had en ik niet de zekerheid had dat ik de aanvraag nog voor het einde van dit jaar zou ontvangen. In mijn planning voor het jaar 2001 is echter ruimte voor honorering van een aanvraag voor het project. De huidige planning van de voorbereiding bij de gemeente en Rijkswaterstaat is er ook op gericht om begin 2001 deze aanvraag in te dienen.

Mijn conclusie is dan ook dat de voorgenomen bezuinigingen geen vertragende werking op de voortgang van het project hebben gehad. Wel is het zo dat ten gevolge van de uit de voorgenomen bezuiniging voortvloeiende onzekerheden ik het niet opportuun heb geacht om in de periode juni 1999 - maart 2000 al te grote druk uit te oefenen op Rijkswaterstaat en gemeente inzake het opstellen van een bestek en indienen van een aanvraag (…).

In de klacht (brief van 6 april 2000 van (verzoeker; N.o.) aan u is sprake van een onbeantwoord gebleven ingebrekestelling van mijn ministerie door de Actiegroep Bermbewoners A20. Beantwoording van deze brief heeft gewacht op het verkrijgen van meer duidelijkheid ten aanzien van het herstel van meerjarige budgetten. Deze omstandigheid was reeds eerder (…) aan de actiegroep kenbaar gemaakt. Nu onlangs de budgetten zijn hersteld zal ik de actiegroep binnenkort inhoudelijk antwoorden.

Conclusie

Al met al duurt de voorbereiding van het scherm Ommoord langer dan gebruikelijk is. Ik heb dan ook begrip voor de opstelling van de bewoners wier geduld de laatste tijd danig op de proef is gesteld. Gelet op bovenstaande moet ik echter concluderen dat de klacht dat mijn ministerie onvoldoende voortvarend optreedt naar mijn mening niet terecht is. Door alle partijen zijn alle mogelijke wegen bewandeld om tot een voor iedereen acceptabel scherm te komen. Dat zulks niet binnen kortere tijd is gelukt spijt mij, maar vindt zeker niet zijn oorzaak in een afwachtende houding van mijn ministerie. Ik heb vertrouwen in de nu gekozen oplossingsrichting en zal, zoals eerder gemeld, daar mijn volle medewerking aan verlenen…"

D. standpunt minister van verkeer en waterstaat

1. De Minister van V&W deelde in haar reactie van 27 september 2000 op de klacht onder meer het volgende mee:

"Reactie op de klacht

Ter verheldering van de gang van zaken geef ik u allereerst een beschrijving van de rolverdeling van de drie betrokken overheidsorganen in dit project. Deze rolverdeling is vastgelegd in de circulaire van 14 september 1982, nr. 162.714 betreffende de uitvoering van saneringstaken in het kader van de Wet geluidhinder langs rijkswegen (zie Achtergrond; N.o.).

De gemeente Rotterdam is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het saneren van de geluidhinder ter plaatse en derhalve initiatiefnemer van dit project. Tot de taken van de gemeente behoren onder meer het overleg met bewoners, het verzorgen van de planologische inpassing en het verlenen van de bouwvergunning voor het oprichten van het geluidsscherm, inclusief de goedkeuring door de gemeentelijke schoonheidscommissie. Hoewel de gemeente in dit project een zeer belangrijke taak heeft, besef ik dat de gedraging van de gemeente in deze niet door u wordt beoordeeld. Het Ministerie van VROM, meer in het bijzonder het Bureau Sanering Verkeerslawaai van het Directoraat-Generaal Milieubeheer, is de subsidieverstrekker en het bevoegd gezag voor wat betreft het beoordelen van de prioriteit bij het saneren van de geluidhindersituatie. De beoordeling van de prioriteit komt tot uitdrukking in het al dan niet toekennen van subsidie, als ook in het bedrag daarvan.

Rijkswaterstaat is wegbeheerder van de A20 en daarmee verantwoordelijk voor de instandhouding van de rijksweg. Voor dit project houdt de rol van wegbeheerder in: het van te voren aangeven van de technische eisen en randvoorwaarden waaraan het geluidsscherm dient te voldoen. Immers Rijkswaterstaat is als toekomstig eigenaar (omdat het scherm wordt geplaatst op rijksgrond) verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het geluidsscherm en - na beëindiging van de levensduur - voor de bekostiging van een eventuele vervanging ervan door een nieuw scherm. Tevens is Rijkswaterstaat als wegbeheerder verantwoordelijk voor het bepalen van de noodzakelijke verkeersmaatregelen en voor een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer tijdens de bouw, het onderhoud en de vervanging van het scherm. Naast haar taak als wegbeheerder kan Rijkswaterstaat op verzoek van de gemeente Rotterdam als ingenieursbureau worden ingeschakeld, waardoor het ontwerp en de bouw van het scherm onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat geschieden.

Vervolgens wil ik de beleidslijn van de ontwikkeling van het geluidsscherm uiteenzetten. Bij deze brief stuur ik als bijlage een historisch overzicht betreffende het geluidsscherm A20-0mmoord (zie hierna, onder D.2; N.o.). Hierin wordt de feitelijke gang van zaken geschetst met betrekking tot de aanpak van de geluidsproblematiek waarmee de bewoners van Ommoord die langs de A20 wonen en de betrokken overheden in de loop der jaren zijn geconfronteerd. Uit dit overzicht blijkt dat de oplossing moet bestaan uit een deugdelijk scherm

• dat voldoet aan alle technische vereisten (richtlijnen voor Geluidsbeperkende Constructies langs Wegen 1986);

• passend binnen de Thematische studie geluidsbeperkende voorzieningen A20;

• passend binnen de financiële randvoorwaarden van dit project;

• goedgekeurd door de welstandscommissie van de gemeente Rotterdam.

De genoemde Thematische studie had tot doel: het vinden van een samenhang in de dicht op elkaar volgende geluidsbeperkende voorzieningen langs de A20 en het bepalen van maatregelen om die samenhang te garanderen in de toekomst. Rijkswaterstaat heeft deze visie mede op verzoek van en in samenwerking met de gemeente Rotterdam ontwikkeld.

Het geluidsscherm dat uitgangspunt voor de samenhang is, is dat wat Rijkswaterstaat als reconstructiescherm heeft geplaatst bij het Terbregseplein. Voor een zgn. reconstructiescherm is Rijkswaterstaat initiatiefnemer en budgetverstrekker. Dit is een andere situatie dan die van een saneringsscherm (als bij Ommoord), waarvoor de gemeente initiatiefnemer en VROM budgetverstrekker is, maar waarvoor Rijkswaterstaat in beginsel geen budget heeft.

Vanaf 1995 - het jaar waarin VROM geld beschikbaar stelde voor het project - hebben partijen intensief overlegd om dit project binnen de gestelde technische en financiële randvoorwaarden te kunnen realiseren. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat vele inspanningen gepleegd om, uitgaande van de complexe materie, tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Eén en ander blijkt uit het historisch overzicht en het eveneens bijgevoegde overzicht met verschillende ontwerpen voor het geluidsscherm.

Genoemde overheden hebben tijdens dit traject, met name gedurende de laatste jaren, contacten onderhouden met diverse belangenbehartigers namens de bewoners: het dagelijks bestuur van deelgemeente Prins Alexander, de PvdA-fractie van de deelgemeente Prins Alexander, de Vereniging van Eigenaren Meander III, de Bewonersorganisatie Ommoord en de actiegroep "De bermbewoners van de A20 te Ommoord". Gezien de technische aard van het project hadden de contacten vooral een informatief karakter: er zijn twee ontwerp-saneringsprogramma's ter visie gelegd, er hebben briefwisselingen plaatsgevonden, er zijn diverse telefonische contacten geweest en er zijn informatiebijeenkomsten gehouden (…).

Gezien de eerdergenoemde taakverdeling is de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor de communicatie met de bewoners. Echter Rijkswaterstaat heeft zich, als "actief meedenkend" ingenieursbureau, steeds bereid getoond om de bewoners op de hoogte te houden van de voortgang van het project en de tijdspanne waarbinnen het geluidsscherm zou kunnen worden gerealiseerd. Dit blijkt onder meer uit de inhoud van mijn brief van 23 mei 2000 (reeds in uw bezit) (zie hiervóór, onder A.20; N.o.) waarmee de vragen zijn beantwoord uit de brieven die ik eerder dit jaar van (verzoeker; N.o.) namens de actiegroep "De bermbewoners van de A20 te Ommoord" heb ontvangen, alsmede uit het bijgevoegde verslag van de informatiebijeenkomst van 6 juli jongstleden van de Vereniging van Eigenaren Meander III te Ommoord.

Op dit moment kan ik u melden dat de gemeente Rotterdam, VROM en Rijkswaterstaat inmiddels consensus hebben bereikt over de aanpak en de voorwaarden voor de realisatie van het project binnen het beschikbare budget. Hieraan ligt een overleg op bestuurlijk niveau ten grondslag waartoe het initiatief door Rijkswaterstaat is genomen. De gemeente Rotterdam doet thans een beroep op Rijkswaterstaat voor de voorbereiding van de uitvoering van het geluidsscherm. Daartoe wordt door partijen op korte termijn een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Eén en ander moet leiden tot het immer beoogde, kwalitatief toereikende geluidsscherm dat beantwoordt aan alle wettelijke vereisten en voldoet aan alle randvoorwaarden.

Oordeel

Uit het vorenstaande concludeer ik dat Rijkswaterstaat haar integrale rol als wegbeheerder in deze naar behoren vervult. De klacht van de actiegroep "De bermbewoners van de A20 te Ommoord" dat het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat onvoldoende voortvarend zou hebben opgetreden en optreedt bij het realiseren van het geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord acht ik dan ook niet gegrond.

Een en ander doet overigens niet af aan het feit dat Rijkswaterstaat zich altijd heeft kunnen verplaatsen in het standpunt van de bewoners, die ondanks de eerdere aangegeven prognose voor de realisatie van het scherm nog steeds overlast ondervinden van het geluid van de rijksweg. Dit onderstreept de binnen Rijkswaterstaat steeds gevoelde noodzaak al het mogelijke te doen om tot een spoedige realisatie van het geluidsscherm te komen."

2. Het door de Minister van V&W genoemde historisch overzicht luidt als volgt:

"…Halverwege de tachtiger jaren ontstond een discussie over de geluidsproblematiek in Ommoord ten gevolge van het verkeer op de A20. Eind tachtiger jaren gaf het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aan geen geld beschikbaar te stellen, omdat zij andere projecten in het kader van geluidssanering een hogere prioriteit gaf. Op een brief van de bewoners van de wijk heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de bewoners geïnformeerd dat de voortrekkersrol bij de gemeente Rotterdam ligt; ook is geantwoord dat de toekomstige verbinding van de A16 met de A13 de problemen wellicht zou kunnen oplossen.

Eind 1995 reageerde VROM alsnog positief op een verzoek van de gemeente om geld beschikbaar te stellen voor de voorbereiding van het project. Op dat moment werd Rijkswaterstaat, op verzoek van de gemeente Rotterdam, in een actieve rol bij het project betrokken. In overleg tussen de gemeente en Rijkswaterstaat (de beheerder van de A20 en dus de toekomstig beheerder van het geluidsscherm) werden de technische randvoorwaarden van het scherm besproken. Een van de randvoorwaarden van het scherm was dat het zou voldoen aan de richtlijnen voor Geluidsbeperkende Constructies langs Wegen 1986. Daarnaast moest het geluidsscherm aansluiten bij de bestaande, dicht op elkaar volgende schermen langs de A20.

Voor het verkrijgen van een positief advies van de welstandscommissie Rotterdam ten aanzien van het ontwerp van het geluidsscherm langs de A20 bij Terbregseplein, was een relatief duur ontwerp noodzakelijk gebleken. Mede naar aanleiding van een verzoek van deze welstandscommissie, heeft Rijkswaterstaat de "Thematische studie geluidsbeperkende voorzieningen A20" laten opstellen. Het doel van deze studie was het vinden van een samenhang in de geluidsbeperkende voorzieningen langs de A20 en het bepalen van maatregelen om die samenhang te garanderen in de toekomst. In deze studie is geconcludeerd dat de bestaande ontwerpen voor de schermen bij Kleinpolderplein en Terbregseplein uitgangspunt moeten zijn voor in de toekomst langs de A20 te plaatsen schermen, zoals bij de Ceintuurbaan en bij Ommoord. De studie is tot stand gekomen in samenwerking met de gemeente Rotterdam (dienst Stedebouw en Volkshuisvesting, Gemeentewerken, welstandscommissie), die ook de uitgangspunten en conclusies heeft onderschreven.

Het ontwerp van het geluidsscherm bij Ommoord werd gebaseerd op de ontwerpen van de schermen bij Terbregseplein en Ceintuurbaan en paste zodoende binnen de voorstellen uit de thematische studie. Het ontwerp-saneringsprogramma werd halverwege 1997 ter visie gelegd.

Uit de kostenraming bleek dat het ontworpen scherm aanzienlijk meer zou gaan kosten dan VROM beschikbaar wilde stellen. Omdat voorstellen voor versoberingen niet leidden tot de gewenste kostenverlaging, stelde de gemeente begin 1998 aan Rijkswaterstaat voor een groenscherm te onderzoeken, dat mogelijk wel zou voldoen aan de financiële randvoorwaarde van VROM (brief U98/M83/mse van 9 januari 1998). Rijkswaterstaat gaf aan dat een groenscherm onwenselijk was, omdat dit niet overeenstemde met de door de gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat geaccordeerde uitgangspunten van de thematische studie A20 en omdat dit hogere kosten zou betekenen voor toekomstig beheer en onderhoud en voor vervanging na beëindiging van de levensduur (brief TXM/98.6315 van 23 april 1998).

In antwoord op brieven van wethouder Kuijper en de PvdA-fractie van de deelgemeente Prins Alexander in augustus 1998, over de noodzaak van het realiseren van een geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord, heeft minister Pronk (van VROM; N.o.) mede namens minister Netelenbos (van V en W; N.o.) het volgende aangegeven:

"Binnen de door VROM c.q. de gemeente beschikbaar te stellen financiële randvoorwaarden en binnen het kader van de door Rijkswaterstaat, VROM en de gemeente (welstandscommissie) uitgevoerde thematische studie betreffende de gewenste gelijkvormigheid van de geluidsschermen langs de A20, zullen de ontwerpuitgangspunten voor het scherm nader worden beschouwd en zal Rijkswaterstaat zich inspannen in opdracht van de gemeente het scherm te realiseren." Als globale planning werd daarbij aangegeven, dat verwacht werd dat begin 2000 met de bouw van het scherm zou kunnen worden gestart. Deze planning was gebaseerd op een overleg in oktober 1998 tussen VROM, Rijkswaterstaat en de gemeente. In dat overleg werd tevens afgesproken dat Gemeentewerken ervoor zou zorgdragen dat instemming van de welstandscommissie van Rotterdam voor de vormgeving van het scherm verzekerd zou zijn.

Het was reeds bekend, dat de realisatie van eenzelfde aluminium scherm als bij het Terbregseplein en de Ceintuurbaan het subsidiebudget van VROM voor geluidsscherm Ommoord ruimschoots zou overtreffen. Om die reden stelde Rijkswaterstaat een goedkopere variant voor met eenzelfde vorm maar uitgevoerd in beton, waarvoor Gemeentewerken echter geen instemming van de welstandscommissie kon krijgen.

Vervolgens heeft in april 1999 overleg tussen Rijkswaterstaat en Gemeentewerken plaatsgevonden over de optimalisatie van het ontwerp van een aluminium geluidsscherm voor Ommoord, vergelijkbaar met het scherm bij de Ceintuurbaan. De optimalisatie omvatte de toepassing van een 3 tot 4 maal zo grote overspanning per schermelement waardoor een aanzienlijke afname van de funderingskosten bereikt werd. De kostenraming voor dit scherm kwam op ƒ9,7 miljoen, ca. ƒ4 miljoen duurder dan een door VROM beschikbaar te stellen budget.

In het genoemde overleg van april 1999 gaf Rijkswaterstaat aan bereid te zijn (in het kader van afkoop van het te plegen onderhoud) een maximale bijdrage van ƒ0,5 miljoen in het tekort van ƒ4 miljoen bespreekbaar te maken. Daarbij werd er vanuit gegaan dat ook de gemeente Rotterdam een vergelijkbare bijdrage zou leveren. Met deze insteek werd beoogd een nieuwe basis voor verder overleg met VROM te creëren.

In een brief van 11 juni 1999 gaf Gemeentewerken aan het genoemde tekort zowel met de betrokken wethouder als met VROM besproken te hebben, echter zonder dat dit had geleid tot zicht op aanvullende financiering van een van beide partijen. De gemeente stelde in deze brief de optie van een groenscherm opnieuw voor.

Vervolgens heeft Rijkswaterstaat, in overleg met Gemeentewerken, alsnog de mogelijkheid laten onderzoeken om met een goedkopere uitvoering in beton van een gelijkvormig scherm, tot een betaalbaar ontwerp te komen, passend binnen de thematische studie voor geluidsschermen langs de A20. Immers, vanwege de reeds begin 1998 benadrukte redenen van gelijkvormigheid met bestaande schermen en toekomstige onderhouds- en vervangingsinspanningen, was het realiseren van een groenscherm voor Rijkswaterstaat niet acceptabel. Voor een gelijkvormig betonnen scherm kwam de kostenraming van het voorontwerp toen uit op ƒ7 miljoen.

Er van uitgaande dat de bijdrage van VROM tot ƒ6 miljoen kon worden opgehoogd, heeft Rijkswaterstaat in een mondeling overleg met Gemeentewerken van augustus 1999 opnieuw aangegeven bereid te zijn om een eigen bijdrage te investeren, gelijk aan de bijdrage die door de gemeente kon worden geleverd, met een maximum van ƒ0,5 miljoen. Daarmee zou door een gezamenlijke inspanning de kostenraming van ƒ7 miljoen kunnen worden gedekt. Op 1 november 1999 stelde Gemeentewerken Rijkswaterstaat mondeling op de hoogte van de terugkoppeling met wethouder Kuijper waarvan het resultaat was dat de gemeente op voorhand geen bijdrage kon toezeggen in de kosten van het geluidsscherm.

Om de realisatie van het geluidsscherm Ommoord binnen de financiële randvoorwaarde toch mogelijk te maken, stelde Rijkswaterstaat in haar brief van 9 december 1999 aan Gemeentewerken voor, te onderzoeken of een alternatief aanbestedingstraject gevolgd kan worden. Het maken van het ontwerp wordt daarbij overgelaten aan het bedrijfsleven door middel van een "design&build"-contract binnen een in beginsel taakstellend budget. Tevens werd voorgesteld eventuele financiële consequenties, uitstijgend boven het taakstellende VROM budget, tussen de gemeente en Rijkswaterstaat te delen.

In haar schriftelijke reactie daarop (25 februari 2000) gaf de gemeente aan niet bereid te zijn een financiële bijdrage te geven, aangezien zij mogelijkheden zag een (groen)scherm te realiseren binnen de financiële randvoorwaarden van VROM. Tevens meldde de gemeente dat zij met spoed een saneringsprogramma zou opstellen op basis van een dergelijk groenscherm, waarvoor Gemeentewerken, geheel op eigen initiatief, een ontwerp zou gaan maken.

Op 4 mei 2000 herhaalde Rijkswaterstaat in een brief aan de gemeente echter dat zij, op grond van de technische randvoorwaarden en de thematische studie, afwijzend tegenover een groenscherm staat. Tevens gaf Rijkswaterstaat opnieuw aan bereid te zijn om met de gemeente mee te denken in het vinden van geschikte alternatieve (overgangs-) vormen voor het scherm, passend binnen de eerder door Rijkswaterstaat genoemde eisen en randvoorwaarden enerzijds en binnen de financiële randvoorwaarden van de VROM-subsidie anderzijds. Daarnaast stelde Rijkswaterstaat nogmaals de alternatieve aanbestedingsvorm (design&build) voor, maar bood de gemeente tegelijkertijd ook de mogelijkheid om zelf voor eigen rekening en risico verder te gaan op de ingeslagen weg, waarbij Rijkswaterstaat als wegbeheerder haar eisen zou stellen aan het ontwerp en de uitvoering van Gemeentewerken.

In mei 2000 legde de gemeente opnieuw een ontwerp-saneringsprogramma ter visie. Omdat Rijkswaterstaat zich niet achter het door de gemeente opgestelde ontwerp van een groenscherm kon scharen en VROM nog steeds vasthield aan haar budget, nam Rijkswaterstaat het initiatief voor een bestuurlijk overleg. Dat overleg tussen de gemeente en Rijkswaterstaat vond plaats op 14 juni 2000.

Om uit de impasse te komen werd in dit overleg besloten de thematische studie niet meer als harde randvoorwaarde te hanteren, maar alleen als richting gevend. Tevens spraken beide partijen af, dat een groenscherm ongewenst was en dat het voorstel van Rijkswaterstaat met spoed uitgewerkt zou worden. Dit voorstel hield in, dat met een alternatieve contractvorm en aanbestedingswijze de uitgangspunten van de thematische studie toch zoveel mogelijk benaderd zouden worden, binnen een met VROM vast te stellen "werkbaar" taakstellend budget. Na overleg met VROM bleek ook VROM enthousiast te zijn over de gekozen oplossingsrichting.

Contact met bewoners

Reeds sinds de eerste initiatieven voor het geluidsscherm bij Ommoord werden ontplooid, is sprake van contact tussen de bewoners en de overheid over dit onderwerp. Aanvankelijk vond dit contact met name plaats door middel van briefwisselingen. Sinds begin 2000 is er tevens sprake van periodiek overleg: op 24 maart en 6 juli heeft overleg plaatsgevonden tussen bewoners, Gemeentewerken en Rijkswaterstaat. Het volgende overleg staat gepland voor oktober 2000.

Het eerste overleg werd georganiseerd door en op initiatief van Gemeentewerken en vond plaats op 24 maart 2000. Aanwezig waren een vijftal vertegenwoordigers van de verschillende belangengroepen van de bewoners en de beide projectleiders van Gemeentewerken en Rijkswaterstaat.

De bewoners refereerden aan de uitspraken van VROM en de gemeente dat begin 2000 zou worden gestart met de aanleg van het geluidsscherm en maakten er bezwaar tegen dat het project voor de zoveelste keer weer was uitgesteld. Men gaf aan een definitieve toezegging te wensen van het tijdstip van starten. De projectleiders van Gemeentewerken en Rijkswaterstaat hebben aangegeven nog geen toezeggingen te kunnen doen over de data van start aanleg en oplevering, en dat in 2000 in ieder geval nog niet gestart zal worden. Daarnaast hebben ze toegelicht welke stappen genomen zijn en nog moeten worden. Er dient rekening gehouden te worden met een breed scala aan randvoorwaarden, zowel ten aanzien van kosten als ten aanzien van vormgeving en toekomstig beheer en onderhoud. De bewoners hadden daar begrip voor. Er werd aangeboden de bewoners regelmatig te informeren over de voortgang.

Op 6 juli 2000 vond op initiatief van Gemeentewerken en Rijkswaterstaat het tweede overleg plaats met vertegenwoordigers van de verschillende bewonersgroepen. De projectleiders van Gemeentewerken en Rijkswaterstaat hebben in dit overleg de resultaten van het bestuurlijk overleg van 14 juni 2000 medegedeeld en nadere uitleg gegeven over de ingeslagen weg, die moet leiden tot de realisatie van het geluidsscherm. Het traject richt zich op een aanpak waarbij een marktpartij (binnen een taakstellend budget) verantwoordelijk is voor zowel het maken van het ontwerp als de bouw van het geluidsscherm, ook wel genaamd "design&build". De projectleiders hebben de bewoners een globaal stappenplan voorgelegd, waaruit blijkt dat de oplevering van het project wordt ingeschat op eind 2003. Er werd afgesproken begin oktober opnieuw bij elkaar te komen…"

E. Reactie verzoeker

In zijn reacties van 28 september 2000 en 31 oktober 2000 op hetgeen door de beide Ministers naar voren werd gebracht bleef verzoeker bij zijn standpunt. Voorts gaf hij aan dat de Minister van VROM nog niet had gereageerd op de ingebrekestelling van 24 februari 2000.

Verzoeker gaf voorts aan dat er inmiddels vijf verschillende schermen waren ontworpen:

"Ontwerp geluidsschermen:

-------------------------------------

1. Aluminium scherm zoals langs de Ceintuurbaan, te duur voor ons. Wel werd het ontwerp ter visie gelegd.

2. Een zgn. "groenscherm" voldoet aan de financiële norm van VROM, maar vindt geen genade bij Verkeer en Waterstaat.

3. Aanpassen aluminium scherm, zodanig dat het goedkoper werd. Helaas niet goedkoop genoeg.

3. Een betonnen scherm, door de welstandscommissie afgewezen.

4. Een goedkopere uitvoering in beton, was toch nog te duur.

5. Een ontwerp op basis van "Design and Build" in dit jaar aan de orde; scherm niet eerder klaar dan eind 2003.

6. Mocht het met punt 5 mis gaan, dan wordt het op zijn vroegst 2010, als de A-16 via de A-20 wordt doorgetrokken naar de A-13. Wat met saneren niet mocht lukken, zal dan via reconstructie uiteindelijk voor elkaar komen."

F. Nadere reactie minister van verkeer en waterstaat

In reactie op hetgeen verzoeker nog naar voren had gebracht, deelde de Minister van V&W bij brief van 20 februari 2001 nog het volgende mee:

"…U vraagt naar nieuwe ontwikkelingen sinds 27 september 2000 en in het bijzonder naar de samenwerkingsovereenkomst.

De samenwerkingsovereenkomst is nog niet getekend, omdat een aantal details nog moet worden ingevuld. De ondertekening wordt binnenkort verwacht. Dat neemt niet weg, dat partijen - omdat zij het over de essentialia eens zijn en het geluidsscherm zo snel mogelijk willen realiseren - vooruitlopend op deze overeenkomst, wel begonnen zijn met de uitvoering ervan. Concreet betekent dit dat eind november een bekendmaking is geplaatst in de Staatscourant (…; Staatscourant 2000;nr. 230 N.o.) en in Cobouw, waarin aannemers worden uitgenodigd zich als gegadigde voor het werk te melden. Aanbesteding van het werk zal geschieden op basis van het zogenaamde design and build-principe. De gunning van het werk wordt voorzien in juli of augustus 2001.

G. Nadere reactie minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer

In reactie op hetgeen verzoeker nog naar voren had gebracht, deelde de Minister van VROM bij brief van 13 maart 2001 nog het volgende mee:

"…2. Bezuinigingen

Met mijn voornemen tot bezuiniging heb ik het beleid om voorrang te geven aan bronmaatregelen boven afscherming sterker willen inzetten. Het is nimmer de bedoeling geweest om urgente saneringssituaties te laten voor wat zij zijn. Het voornemen tot bezuinigen kwam voort uit een politieke keuze naar aanleiding van afspraken uit het Regeerakkoord. De bezuinigingen zijn inmiddels teruggedraaid en de budgetten zijn op het oude niveau teruggebracht. In het jaar 2000 is het budget verhoogd om de grootste knelpunten, op basis van een saneringsprogramma, versneld te kunnen aanpakken.

3. Ingebrekestelling

Waar het de contacten met de bewoners betreft, heb ik mij verlaten op de inspanningen van Rijkswaterstaat en de gemeente. Ik vertrouwde erop dat Rijkswaterstaat en de gemeente de bewoners op de hoogte zouden houden van de laatste ontwikkelingen, zowel van de inspanningen om een subsidieaanvraag te kunnen opstellen als mijn inspanningen om de subsidie te kunnen toezeggen. Dat neemt niet weg dat ik op de ingebrekestelling van de actiegroep eerder had moeten reageren. Ik verwachtte een doorbraak in de onderhandelingen tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Rotterdam. De doorbraak leek ook enige malen voor handen. Het heeft echter tot in het najaar 2000 geduurd voor het echt zo ver was. Ik wilde de bewoners graag de laatste stand van zaken meedelen (…). Vanuit het ministerie is alsnog een brief verzonden. Een afschrift is bijgevoegd (dit betreft een brief van 12 februari 2001; N.o.).

Op uw verzoek kan ik u het volgende meedelen over de voortgang van het project sinds augustus 2000. In mijn begroting voor 2001 heb ik middelen opgenomen voor de toekenning van een subsidie voor de uitvoering van het project. In de begroting is een bedrag van ƒ 7 miljoen genoemd. Dit bedrag is, gelet op de ontwikkelingen in de voorbereiding, inmiddels zodanig bijgesteld dat ik de verwachte subsidieaanvraag zal kunnen honoreren. De definitieve aanvraag van de gemeente, aangevuld met stukken van Rijkswaterstaat, verwacht ik nog dit kwartaal te ontvangen. De huidige planning is om de gunning van het project (betreffende het opstellen van een definitief ontwerp en de uitvoering daarvan) in augustus 2001 te laten plaatsvinden…"

H. nadere informatie Ministerie van verkeer en waterstaat

1. Bij e-mailbericht van 6 augustus 2001 berichtte een medewerkster van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onder meer het volgende:

"de stand van zaken van dit ogenblik:

* De samenwerkingsovereenkomst tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Rotterdam (de voortrekker van de sanering van de geluidhinder bij de A20) is in april van dit jaar gesloten.

* De gemeente heeft begin dit jaar het saneringsprogramma van de geluidhinder ingediend bij het Ministerie van VROM; VROM heeft dit goedgekeurd.

* Rijkswaterstaat heeft in mei 2001 de subsidieaanvraag voor de uitvoeringskosten van het project ingediend bij VROM; deze subsidie is in juli door VROM toegezegd.

* De aanbesteding van het werk is in vergevorderd stadium.

Vooruitlopend op de subsidiebeslissing is in maart 2001 de voorselectie afgerond met een loting, waarna vier gegadigden gestart zijn met het maken van een aanbiedingsontwerp. Deze ontwerpen zijn in juni bij Rijkswaterstaat ingediend. Op dit moment worden ze getoetst en beoordeeld, waarna Rijkswaterstaat het contract voor de verdere uitwerking en bouw zal gunnen aan de partij die het beste ontwerp heeft ingediend. Deze gunning wordt begin september verwacht.

* In maart is (verzoeker; N.o.) samen met een andere actieve bewoner op uitnodiging van Rijkswaterstaat aanwezig geweest bij de loting van de aannemers. Zij vonden het leuk dat ze gevraagd werden en op die manier een kans kregen achter de schermen mee te kijken. Zij snappen wel dat infrastructuurprojecten veel tijd kosten, maar daar heeft een burger geen echt inzicht in. Door het bijwonen van de loting kregen zij inzicht in alle voorbereidingen.

* In maart en in juni hebben weer twee periodieke overleggen plaatsgevonden met een delegatie van de bewoners; ook (verzoeker; N.o.) was hierbij aanwezig. De bijeenkomsten hadden een positief karakter, vooral omdat van overheidszijde gemeld werd dat het project vaart heeft. Er werden enige vragen gesteld; men was tevreden over de antwoorden. (Verzoeker; N.o.) heeft nog laten merken dat het allemaal veel te lang heeft geduurd. Hij klaagt geenszins over de huidige gang van zaken, maar alleen over het verleden.

De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de vorderingen van het project op schema liggen, en dat het geluidsscherm eind 2003 wordt opgeleverd, zoals de planning luidt."

2. Bij e-mailbericht van 2 oktober 2001 liet een medewerker van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het volgende weten:

"Na het e-mailbericht van 6 augustus heeft Rijkswaterstaat de aanbesteding voortgezet van het contract voor het ontwerp en de bouw van het geluidsscherm langs de A20 bij Ommoord. Eind augustus is, na een gedegen afweging, een keuze gemaakt voor een van de vier aanbiedingen. Vervolgens is Rijkswaterstaat met de betreffende aannemer in overleg getreden over de invulling van de laatste details van het contract. De verwachte datum voor het sluiten van het contract (begin september) heeft daarbij enkele weken vertraging opgelopen.

Wij rekenen er op dat het contract half oktober gesloten zal worden. We gaan er van uit dat deze kleine vertraging ten opzichte van onze planning, geen gevolgen heeft voor de opleverdatum van het geluidsscherm, te weten december 2003.

Al met al constateren wij over de afgelopen tijd een flinke voortgang in het project.

Voorts kan ik u meedelen dat aanstaande vrijdag (5 oktober 2001) een volgend periodiek overleg plaatsvindt met de bewonersdelegatie, waaronder (verzoeker; N.o.). In dat overleg zullen de bewoners wederom van de stand van zaken van het project op de hoogte worden gebracht."

I. REACTIE MINISTERS OP HET VERSLAG VAN Bevindingen

De Minister van Verkeer en Waterstaat (V&W) en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) berichtten in reactie op het hun toegestuurde verslag van bevindingen onder meer over de huidige stand van zaken met betrekking tot de totstandkoming van het geluidsscherm langs de A-20 ter hoogte van Ommoord.

De Minister van V&W liet bij brief van 5 maart 2002 onder meer het volgende weten:

“1. 29 oktober 2001 is het contract met de aannemer gesloten;

2. 14 januari 2002 is er een feestelijke onthulling geweest van het bouwbord naast de A20. Naast de heer D., wethouder K. en onze HID waren hier genodigden van de Bouwdienst, de aannemer, VROM en de gemeente en een stuk of 30 bewoners aanwezig;

3. Op dit moment is de aannemer druk met het voltooien van het Definitief Ontwerp, verwacht wordt dat dit medio april gereed is;

4. Ten behoeve van de bouw is inmiddels een kapvergunning verleend door Deelgemeente Prins Alexander, tot 10 april is er gelegenheid voor het indienen van een bezwaarschrift. De aanvraag voor de bouwvergunning is in voorbereiding;

5. De globale planning van de aannemer (concept!) geeft aan dat de uitvoeringsfase van het project zal lopen van juni 2002 tot en met augustus 2003.

Al met al valt te concluderen dat het project voorspoedig verloopt. De samenwerking tussen de Bouwdienst en de aannemer verloopt plezierig. Gezien de verwachting van de aannemer in augustus 2003 klaar te kunnen zijn, is er alle reden aan te nemen dat de oplevering van het geluidsscherm in ieder geval niet later dan december 2003 plaats kan vinden.”

Bij brief van 13 maart 2002 deelde de Minister van VROM onder meer het volgende mee:

“Het project verloopt conform de termijnen zoals deze zijn opgenomen in de planning die eind 2000 door Rijkswaterstaat (RWS) aan de bewoners is overhandigd.

VROM heeft in juli 2001 de saneringssubsidie verleend waarna in oktober 2001 RWS de verdere ontwikkeling en uitvoering van het werk heeft gegund. Gekozen is voor een kwalitatief hoogwaardig ontwerp dat sterk lijkt op de schermen die reeds in Rotterdam langs de A20 zijn geplaatst.

Op 14 januari 2002 heeft een feestelijke bijeenkomst van bewoners, gemeente en RWS plaatsgevonden ter viering van de formele start van de werkzaamheden. Naar de huidige verwachting zal de afscherming ruim voor het einde van 2003 gereed zijn”.

Achtergrond

1. Wet geluidhinder

Artikel 88, eerste lid:

"1. Burgemeester en wethouders zijn gehouden na een ingesteld akoestisch onderzoek aan Onze Minister (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; N.o.) de in de gemeente voorkomende gevallen te melden, waarin op 1 maart 1986 een weg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die weg reeds woningen aanwezig waren en de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel van deze woningen op dat tijdstip, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de weg hoger was dan 55 dB(A)."

Artikel 89:

"1. Burgemeester en wethouders stellen met inachtneming van de regels, gegeven krachtens het derde lid, een programma op van maatregelen die naar hun oordeel in aanmerking komen om de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevels van de in artikel 88 bedoelde woningen zoveel mogelijk te beperken tot 55 dB(A) en om zo nodig te voldoen aan artikel 111, tweede of derde lid.

2. Het besluit, houdende de vaststelling van een programma, wordt eerst genomen nadat de inspecteur aan burgemeester en wethouders terzake advies heeft uitgebracht, dan wel sedert het tijdstip waarop hij door burgemeester en wethouders in de gelegenheid werd gesteld terzake advies uit te brengen, vier weken is verlopen.

3. Met betrekking tot gevallen, bedoeld in artikel 88, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gegeven omtrent het tijdstip van melding van die gevallen, de aard van de maatregelen die in aanmerking komen, en de omstandigheden waaronder dit het geval is, alsmede omtrent de opzet en het tijdstip van indiening van een programma als bedoeld in het tweede lid."

Artikel 90, eerste, tweede en vijfde lid:

"1. Burgemeester en wethouders leggen het ingevolge artikel 89, tweede lid, vastgestelde programma van maatregelen onverwijld door tussenkomst van gedeputeerde staten voor aan Onze Minister.

2. Onze Minister stelt na ontvangst van zodanig programma voor de woningen waarop het betrekking heeft, de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevels vast, met dien verstande dat deze waarde, behoudens het derde lid, 55 dB(A) niet te boven mag gaan. Onze Minister doet van zijn besluit mededeling aan burgemeester en wethouders.

(…)

5. Onze Minister stelt ten aanzien van elk van de daarvoor in aanmerking komende gevallen maatregelen vast die strekken tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevels van de betrokken woningen tot de bij het besluit, bedoeld in het tweede lid, vastgestelde waarde. Deze maatregelen strekken tevens, afhankelijk van de hoogte van deze waarde, tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de weg, binnen de woning. Op de door Onze Minister vastgestelde maatregelen is hoofdstuk X van toepassing. Hij doet van zijn besluit, houdende vaststelling van maatregelen, mededeling aan burgemeester en wethouders en aan de wegbeheerder of wegaanlegger."

2. Uitvoering saneringstaken Wet geluidhinder langs Rijkswegen

"Circulaire van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 14 september 1982, nr. 162.714, Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne, Directie Geluid, aan onder meer de besturen van de provincies en de gemeenten, betreffende uitvoering saneringstaken Wet geluidhinder langs Rijkswegen.

"Bij het mondeling overleg op 18 mei 1982 van de vaste commissies van de Tweede Kamer voor Verkeer en Waterstaat en voor Milieuhygiëne met ondergetekenden is aangekondigd dat een regeling van beide departementen voorbereid wordt op grond waarvan Rijkswaterstaat als projectcoördinator kan optreden voor de sanering langs rijkswegen op verzoek van de betrokken gemeente.

(…)

1. De kosten die verbonden zijn aan het onderhoud, het beheer en de vervanging op langere termijn van geluidsafschermende voorzieningen die langs rijkswegen op rijksgrondgebied worden geplaatst met een bijdrage van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, komen niet voor rekening van de gemeente, met uitzondering van die schermen of schermelementen waarvoor de genoemde bijdrage niet verleend wordt op grond van het gestelde onder punt 2 van deze circulaire. In zo'n geval zal Rijkswaterstaat als beheerder van de betrokken weg aan de gemeente voorstellen doen voor een overeenkomst waarin de onderlinge afbakening van rechten en plichten is vastgelegd. In beginsel zal Rijkswaterstaat het eigendom aanvaarden van bovenbedoelde afschermende voorzieningen langs rijkswegen.

2. Op grond van artikel 20 van de Bijdrageregeling (Bijdrageregeling wegverkeerslawaai, Staatscourant 1982, nr. 46; N.o.) geldt een eis van doelmatigheid voor geluidbeperkende voorzieningen. Bovendien wordt een bijdrage alleen verleend voor die elementen van het scherm die om akoestische redenen vereist zijn. Voor een geluidsscherm betekent doelmatigheid in dit verband, dat dit weinig onderhoud mag vergen en een goede duurzaamheid gewaarborgd is. Verder wordt de doelmatigheid nog getoetst aan de situatie waarin het scherm geplaatst wordt. Indien een gemeente de voorkeur geeft aan een uitvoering van een geluidsscherm die afwijkt van deze uitgangspunten - zoals bijvoorbeeld een transparant scherm -, dan komen de hiervoor vereiste meerkosten niet voor een bijdrage van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in aanmerking.

(…)

4. Bij de uitvoering van geluidhinder saneringstaken langs een rijksweg door Rijkswaterstaat kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:

1. de project-voorbereiding;

2. de project-uitwerking;

3. de project-realisatie;

4. de project-instandhouding.

Fase 1. Projektvoorbereiding

1.1. Aanmelding door de gemeente bij het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van de saneringssituatie langs de rijksweg in het kader van het jaarlijks Indicatief Meerjarenprogramma Geluid (IMP-Geluid). (…)

1.2. Prioriteitstelling voor het IMP-Geluid na overleg met Rijkswaterstaat

Bij de prioriteitstelling vindt een afweging plaats aan de hand van de beschikbare financiële middelen, de ernst van de geluidhinder, de omvang van het projekt, de spreiding van de projekten in verband met de beschikbare mankracht, de planning van het onderhoud en reconstructies van rijkswegen, alsmede de mogelijkheid om gevelisolatie te kombineren met een renovatie- of warmte-isolatieprojekt.(…)

1.3. Reservering voor een bepaald jaar van de financiële middelen per saneringsprojekt

(…)

1.4. Mandaatverlening van de gemeente aan Rijkswaterstaat voor de toepassing van de Bijdrageregeling wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder en de Bijdrageregeling gaan ervan uit dat de saneringswerkzaamheden op initiatief van de gemeenten plaatsvinden. Ter uitvoering van de voorliggende samenwerkingsregeling zal de gemeente op basis van de in het vorige punt genoemde brief over de reservering van gelden, aan Rijkswaterstaat de voorbereiding en uitvoering van het saneringsprojekt kunnen overdragen, zodat Rijkswaterstaat de voorbereiding en uitvoering van het saneringsprojekt kunnen overdragen, zodat Rijkswaterstaat voor de toepassing van de Bijdrageregeling in de rechten van de gemeente treedt. Dit betekent ondermeer dat het akoestisch onderzoek, en de uitvoering en controle van de maatregelen onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat zullen vallen.

(…)

1.5. Toekenning financiële bijdrage voor het projekt door het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne

Fase 2. Projektuitwerking, akoestisch onderzoek en begeleiding

2.1. Uitvoering akoestisch onderzoek

Uitvoering van het akoestisch onderzoek vindt onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat plaats, in eigen beheer of door uitbesteding aan een akoestisch bureau. (…) Dit onderzoek dient te resulteren in een voorstel ten aanzien van de te treffen geluidbeperkende voorzieningen om te voldoen aan de normen. (…)

2.2. Planologische inpassing en bewonersoverleg

De verzorging van de planologische inpassing, het overleg met bewoners en de verlening van de bouwvergunning verzorgt de gemeente. (…)

2.3. Bepaling van de uit te werken schermoplossing, gevelvoorzieningen en de bijbehorende werken

Overleg tussen de gemeente, Rijkswaterstaat, de Regionale Inspectie Milieuhygiëne en de Direktie Geluid van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne zal leiden tot bepaling van die oplossingen waarvoor het zinvol is een kostenraming te maken. De kostenraming maakt met het uiteindelijk in het overleg vastgestelde akoestisch rapport deel uit van de subsidie-aanvraag. (…)

2.4. Subsidie-aanvraag aan de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne door de gemeente

De gemeente verzoekt op grond van het gevoerde overleg (punt 2.3) de ten hoogste goed te keuren, alsmede de ten laste van Volksgezondheid en Milieuhygiëne komende financiële bijdrage toe te kennen.

(…)

2.5. Toezegging van de bijdrage aan Rijkswaterstaat en aan de gemeente

(…)

Fase 3. Projektrealisatie

3.1. Bestek en aanbesteding

De Rijkswaterstaat verzorgt het bestek, de (openbare) aanbesteding, de gunning voor het plaatsen van de schermen en de direktievoering.

3.2. Verkeersmaatregelen

(…)

Fase 4. Projekt instandhouding

4.1. Beheer en onderhoud

Rijkswaterstaat zal het beheer en het onderhoud verzorgen van de geluidsafschermende voorzieningen langs rijkswegen die op rijksgrondgebied worden geplaatst. (…)

4.2. Rijkswaterstaat aanvaardt het eigendom van de geluidafschermende voorzieningen, alsmede de vervanging na verloop van de verwachte levensduur (…)."

BIJLAGE

Het stappenplan zoals dat aan de bewoners is uitgereikt op 20 oktober 2000:

Datum:18-10-00

Stappenplan geluidsscherm A20-A-Ommoord

Tijdsindicatie

zomer 2000

najaar 2000

winter

200/2001

voorjaar 2001

zomer 2001

najaar 2001

voorjaar 2002

eind 2003

Uitgedeeld en besproken in het overleg met een vertegenwoordiging

van de bewoners van de wijk Ommoord op 20 oktober 2000.

inventarisatiefase

voorbereiding voorselectie markpartijen

voorbereiding contract

en programma

van

eisen

opstellen

samenwerkings

overeenkomst

tussen

Rijkswaterstaat en

gemeente

opstellen

verslag

inspraak

sanerings-

programma

voorselectie

marktpartijen

vaststellen

sanerings-

programma

indienen saneringsprogramma

en subsidieaanvraag bij VROM

marktpartijen uitnodigen

tot doen aanbieding

marktpartijen doen

een aanbieding

subsidieverlening

door VROM

beoordeling aanbiedingen

gunning

voorbereiding

plaatsen

bouwbord

bouwvergunning

procedure

uitvoering

Instantie: Directoraat-Generaal Milieubeheer

Klacht:

Onvoldoende voortvarend opgetreden bij realiseren van geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat

Klacht:

Onvoldoende voortvarend opgetreden bij realiseren van geluidsscherm langs de A20 ter hoogte van Ommoord.

Oordeel:

Niet gegrond