2001/036

Rapport

Op 26 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer J. te Nijmegen, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Nijmegen.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoeker klaagt erover dat Gak Nederland BV, kantoor Nijmegen, bij beslissing van 18 januari 2000 zijn verzoek heeft afgewezen om de pensioenpremie over de periode van 1 november 1979 tot 16 oktober 1980 alsnog aan het bedrijfspensioenfonds over te maken.

Achtergrond

Besluit “Verstrekken van vakantiebon en pensioenpremie naast ziekengelduitkering” (Amvb van 12 juli 1962, Stb. 252, zoals dat luidde na de wijziging bij besluit van 30 maart 1978, Stb. 185).

Artikel 3, derde lid:

"Aan de werknemer, die ziekengeld ontvangt ten laste van de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid en voor wie tijdens de laatstelijk door hem verrichte arbeid premie verschuldigd was aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid, wordt over iedere dag waarover hij ziekengeld ontvangt de pensioenpremie verstrekt, welke voor zijn pensioenverzekering zou zijn verschuldigd indien hij niet arbeidsongeschikt wegens ziekte zou zijn geworden.

Deze pensioenpremie wordt ten name van de werknemer aan diens werkgever ten behoeve van dat fonds overgemaakt. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin is de bedrijfsvereniging bevoegd de in de vorige volzin bedoelde pensioenpremie rechtstreeks aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid over te maken indien naar het oordeel van de bedrijfsvereniging de werkgever verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zelfs al is hij niet in staat van faillissement verklaard en is hem geen of nog geen surséance van betaling verleend."

Dit besluit is met ingang van 1 juli 1994 vervallen door de inwerkingtreding van de nieuwe Ziektewet (Wet van 22 december 1993, Stb. 750).

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd Gak Nederland BV (Gak) te Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd het Gak een aantal specifieke vragen gesteld. Ook het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds werd om informatie gevraagd.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Gak te Nijmegen berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

De reacties van verzoeker en het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds gaven aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker had in verband met ziekte per 16 oktober 1979 recht op een uitkering ingevolge de Ziektewet. Deze uitkering werd verzorgd en aan hem uitbetaald door Gak Nederland BV te Apeldoorn (destijds het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor, hierna: Gak). Met ingang van 16 oktober 1980 heeft verzoeker recht op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wao), die eveneens wordt verzorgd door het Gak.

2. Verzoekers toenmalige werkgever werd bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 9 december 1981 in staat van faillissement verklaard. Dit faillissement werd bij beschikking van 8 juni 1983 weer opgegeven wegens gebrek aan baten.

3. Het administratiekantoor van verzoekers bedrijfspensioenfonds deelde verzoeker

- naar aanleiding van zijn verzoek met betrekking tot zijn pensioenaanspraken - per brief van 30 september 1985 onder meer het volgende mee:

"Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een premievrije voortzetting is dat gedurende het eerste en tweede ziektejaar pensioenpremie voor u is afgedragen. Volgens onze gegevens heeft uw laatste werkgever, (…) slechts tot 31 oktober 1979 pensioenpremie voor u afgedragen.

Aangezien u aan het hierboven gestelde niet voldoet, komt u niet in aanmerking voor premievrije voortzetting. De reeds terecht in eerder genoemd fonds gestorte pensioenpremies geven te zijner tijd recht op een ouderdomspensioen en/of weduwenpensioen."

4. Verzoeker ondernam diverse pogingen om te achterhalen of zijn ex-werkgever voor hem al dan niet pensioenpremie over de periode van 1 november 1979 tot 16 oktober 1980 had ontvangen en afgedragen aan het bedrijfspensioenfonds. Het betreft onder meer de volgende pogingen:

a. Een verzoek om informatie aan de rechter-commissaris in faillissementen van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 14 mei 1997, die verzoeker op 29 mei 1997 onder meer meedeelde, dat uit het faillissementsdossier niets kon worden opgemaakt en dat de curator in het faillissement van zijn toenmalige werkgever inmiddels was overleden.

b. Een verzoek van 15 juni 1998 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In reactie hierop verzocht de Minister het administratiekantoor van verzoekers bedrijfspensioenfonds per brief van 16 augustus 1998 om - voor zover dat nog niet was geschied - een zo spoedig mogelijke afwikkeling van de brieven (onder andere van 25 oktober 1997) die verzoeker aan het administratiekantoor had gericht.

c. Een verzoek, gedateerd 14 februari 1999, aan de Ombudsman Pensioenen. Deze antwoordde verzoeker per brief van 23 februari 1999 onder meer dat het bedrijfspensioenfonds het pensioenreglement in zijn geval juist had toegepast, en dat hij wellicht nog het bestuur van het Gak om herziening kon vragen van de beslissing om de pensioenpremie over de periode van 31 oktober 1979 tot 16 oktober 1980 niet aan het bedrijfspensioenfonds te betalen, met als argument dat hij er niets aan kon doen dat zijn ex-werkgever kort na zijn ziekmelding failliet ging en hij daardoor buiten zijn schuld een veel groter nadeel zou lijden dan nodig was.

5. Verzoeker wendde zich per brief van 24 februari 1999 tot het Gak te Nijmegen. Hij vroeg daarin om aandacht te besteden aan zijn probleem - de dreigende gevolgen van een pensioenbreuk voor zijn inkomen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd - dat hem al jaren bezig hield, met het verzoek om aan het bedrijfspensioenfonds de pensioenpremie te betalen die zijn werkgever had nagelaten destijds te voldoen. Verzoeker wees er daarbij op dat hem niet bekend was dat zijn werkgever tijdens zijn ziekte geen premie voor hem meer had afgedragen. Bij zijn brief voegde hij kopieën van onder meer de hiervoor onder 4. opgenomen correspondentie.

6. Het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds zond het Gak te Nijmegen op 1 oktober 1999 een premienota van de ten behoeve van verzoeker te betalen premies over de periode van 1 november 1979 tot en met 15 oktober 1980, in totaal f 7.949, met het verzoek dit bedrag binnen dertig dagen over te maken.

7. Het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds deelde verzoeker per brief van 14 oktober 1999 het volgende mee:

"Zoals bekend, is het Gak te Nijmegen bereid om de ontbrekende pensioenpremie in uw ziektejaar, c.q. van 1-11-1979 tot 16-10-1980, aan het pensioenfonds te vergoeden. Tevens is u bekend dat deze vergoeding over een periode die circa 20 jaar geleden ligt, niet goed verwerkt kan worden in onze huidige geautomatiseerde systemen.

Het doet ons genoegen u te kunnen meedelen, dat wij een oplossing hebben gevonden, die erop neerkomt dat de premievergoeding kan worden verwerkt in een intern administratiesysteem.

In aansluiting hierop hebben wij jl. 1 oktober aan het Gak te Nijmegen gevraagd om het ontbrekende premiebedrag aan ons over te maken (zie kopie).

Onder verwijzing naar onze brief van 11 december 1998 bevestigen wij u hiermee, dat het pensioenfonds (…) - nadat voornoemd premiebedrag is ontvangen - aan u premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid zal toekennen met terugwerkende kracht tot 16-10-1981 (ingang tweede WAO-jaar).

Hiervan ontvangt u uiteraard een bevestiging."

8. Het Gak te Nijmegen deelde verzoeker per bief van 26 oktober 1999 onder meer het volgende mee:

"Van (het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds; N.o.) werd door ons op 21 oktober het door ons gevraagde ontvangen.

Aangezien de nota betrekking heeft op het jaar waarover door u ziekengeld werd ontvangen, zal de afdeling Ziektewet van ons kantoor te Apeldoorn deze zaak voor u verder afhandelen.

De reden hiervoor is dat door dat kantoor het ziekengeld werd betaald."

9. Het Gak te Nijmegen informeerde verzoeker per brief van 18 januari 2000 over het volgende:

"Inzake het zogenoemde pensioengat dat is ontstaan in het jaar dat u een uitkering ontving op grond van de Ziektewet, hebben wij sinds maart van het verleden jaar regelmatig contact met u gehad.

Dit zowel via de telefoon als schriftelijk.

Wij hebben nu van ons hoofdkantoor bericht ontvangen.

Er is besloten om de pensioenpremie, die overigens wel is betaald aan uw toenmalige werkgever (…), niet nogmaals aan het pensioenfonds te vergoeden.

Uw ex-werkgever is in gebreke gebleven en heeft u in feite daarmee benadeeld.

Wij kunnen u alleen nog maar het advies geven om in contact te treden met het pensioenfonds."

10. Verzoeker verzocht het Gak te Nijmegen per brief van 20 januari 2000 om een herziening van de beslissing van 18 januari 2000. Voorts deelde hij onder meer het volgende mee:

"Een aanvraag van het bedrijfspensioenfonds i.v.m. premievrijstelling 1985, heeft het Gak Nijmegen laten weten, dat de werkgever (…) geen premies heeft betaald aan het Gak en er wordt niet over gesproken, dat Gak premie heeft betaald aan (de werkgever; N.o.), dan was dit ook wel ingediend bij de curator. Ik vind Gak daarvoor verantwoordelijk en niet (de werkgever; N.o.), want Gak betaalt de salarissen uit bij ziekte, en daar zullen wel afspraken voor gemaakt zijn met de (de werkgever; N.o.) voor uitbetaling aan zieke werknemers, maar Gak is ook verantwoordelijk voor het afdragen van premies voor zieke werknemers en op de juiste plaats.

Mocht u toch bij uw standpunt blijven van genoemde betaling, dan zou dit wel zijn ontvangen bij het bedrijfspensioenfonds, d.d. 16-10-1981, maar dan zou het tweede ziektejaar Wao nog moeten worden voldaan (…) Ik zou hiervan graag een overzicht zien, van al uw betalingen, voor ik met (het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds; N.o.) in contact treedt, zoals u schrijft dit te doen. Daarover is nu genoeg heen en weer gebeld en beloofd: “stuur de rekening maar, het wordt door het Gak betaald”. Verschrikkelijk!

Ik hoop op een nieuw bericht, meer duidelijkheid over deze zaak. Ik wacht ondertussen al 10 maanden op antwoord, en de tijd dringt en (het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds: N.o.) wacht ook op iets goeds, wat hun en mij is toegezegd en beloofd, of meer duidelijkheid, in geheel, van de betalingen."

11. Het Gak te Nijmegen deelde verzoeker per brief van 4 februari 2000 onder meer het volgende mee:

"Het is overigens steeds onze bedoeling geweest om u met raad en daad bij te staan in deze kwestie. Dat een en ander helaas lang heeft geduurd kwam mede, zoals u weet, door het feit dat wij moesten wachten op informatie van het pensioenfonds.

Van (het administratiekantoor van het pensioenfonds; N.o.) hebben wij begrepen dat u geen premievrijstelling ontvangt, omdat er 11 1/2 maand vereiste deelname aan het pensioenfonds mist. Door Ombudsman Pensioenen werd u vervolgens geadviseerd om in beroep te gaan bij het bestuur van het Pensioenfonds.

Daarnaast gaven zij aan dat u zou kunnen proberen om ons te benaderen om het zgn. pensioengat te dichten. Naar aanleiding van uw verzoek zijn wij vervolgens onze mogelijkheden gaan bekijken. In onze brief van 18 januari jl. hebben wij u meegedeeld dat wij uw verzoek niet kunnen inwilligen en niet alsnog voor afdracht van de pensioenpremie kunnen zorgdragen.

Reden hiervoor is dat de (ex-werkgever; N.o.) op een zeker moment is gestopt met haar premieafdracht aan het Gak. Dit heeft ertoe geleid dat wij op onze beurt geen pensioenpremie meer hebben betaald aan de (ex-werkgever; N.o.) van 31 oktober 1979 tot 1 oktober 1980 (bedoeld is 16 oktober; N.o.).

Wij leggen de verantwoordelijkheid voor het ontstane gat in de pensioenpremieafdracht bij uw ex-werkgever (…). Ten aanzien van het tweede Ziektewetjaar, wat dus in feite het eerste wao-jaar is, heeft (het administratiekantoor van het pensioenfonds; N.o.) ons verzekerd dat de premieafdracht heeft plaatsgevonden.

Vanaf het tweede wao-jaar is er sprake van premievrije deelname door u.

Het spijt ons dat wij in deze niets voor u hebben kunnen doen. Mogelijk dat een beroep bij het bestuur van het pensioenfonds nog een oplossing voor u kan bieden."

12. Het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds deelde verzoeker per brief van 17 mei 2000 mee, dat in de gang van zaken in zijn geval aanleiding was gevonden om te besluiten hem alsnog een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid toe te kennen met ingang van 16 oktober 1981 en dat hij nader bericht zou ontvangen van de vaststelling van zijn pensioenaanspraken.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven in de klachtsamenvatting onder klacht.

Verzoeker wees onder meer op zijn diverse schriftelijke en telefonische contacten met het Gak te Nijmegen en het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds in de periode van 25 maart 1999 tot 17 januari 2000. In de betreffende telefoongesprekken was hem naar zijn zeggen steeds toegezegd dat alles in orde zou komen en dat hij zich geen zorgen hoefde te maken, omdat het Gak de verschuldigde premies zou voldoen, waarna het bedrijfspensioenfonds de zaak verder zou afwikkelen. Verzoeker achtte de door hem niet verwachte afwijzing van 18 januari 2000 ook in strijd met het verzoek van het Gak aan het pensioenfonds om een nota te verstrekken, hetgeen volgens verzoeker het pensioenfonds overigens de nodige inspanningen heeft gekost omdat deze nota op basis van een handmatige berekening moest worden opgemaakt.

C. Standpunt GAk NEderland BV

In reactie op de klacht en de in verband daarmee gestelde vragen deelde Gak Nederland BV te Amsterdam het volgende mee:

1. met betrekking tot de vergoeding en afdracht van pensioenpremie

"Verzekerde (verzoeker; N.o.) werd ziek op 18 oktober 1979. Zijn werkgever, (…), ging failliet op 9 december 1981. De werkgever heeft nog pensioenpremie afgedragen over de periode 18 oktober 1979 tot 31 oktober 1979. De Wao-uitkering werd toegekend per 1 oktober 1980 (bedoeld is 16 oktober; N.o.). Over het eerste Wao-jaar werd wel pensioenpremie vergoed. Hij mist dus de periode 31 oktober 1979 tot 1 oktober 1980. In maart 2000 (bedoeld is 1999; N.o.) ontvingen wij een brief van betrokkene met het verzoek of er iets geregeld zou kunnen worden, zodat er geen hiaat in de pensioenopbouw zou zijn. Van (het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds; N.o.) werd een nota ontvangen over de achterstallige premie.

In 1979/1980 werden de pensioenpremies aan de werkgever vergoed. Aangezien er geen dossier aanwezig is, gaan we er vanuit dat dit destijds ook is gebeurd.

Dat werkgever dit niet aan (het bedrijfspensioenfonds; N.o.) heeft overgemaakt is niet te wijten aan het GAK.

Besloten is derhalve om de genoemde f 7.949 niet aan (het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds; N.o.) te vergoeden. Het uitgangspunt is dat de pensioenpremie destijds volgens de toen geldende regelen is overgemaakt aan de werkgever. Dit geschiedde op basis van een Amvb ex artikel 87 lid 2 (van de Wao; N.o.). Wij kunnen dan ook geen redenen bedenken waarom wij in dit specifieke geval geen pensioenpremie zouden hebben betaald aan de werkgever."

2. met betrekking tot verzoekers voormalige werkgever

"Uit telefonisch contact met de afdeling WW bleek dat er over de werkgever niets meer te achterhalen valt. Bij faillissement van een werkgever worden 5 jaar later de gegevens vernietigd.

(…) De afdeling ziektewet van het kantoor te Arnhem kan niet duidelijk maken wat er gebeurde met de pensioenpremie als die niet was betaald aan het pensioenfonds (…). In het algemeen werd het niet aan de verzekerde betaald.

De bedrijfsvereniging (…) nam de pensioenpremie alleen voor haar rekening indien tijdens het ziektewetjaar de verzekerde werd ontslagen. In het geval van (verzoeker; N.o.) was het te doen gebruikelijk om de pensioenpremie aan het pensioenfonds te betalen. Hier echter slechts over de periode 16-10-1979 tot 1-11-1979 omdat de (werkgever; N.o.) zich niet aan andere betalingsverplichtingen jegens het Gak heeft gehouden.

(…) De afdeling werkgeverszaken deelde mee dat men pas sinds 1988 meer gegevens over de werkgevers is gaan registreren, zoals het aantal personeelsleden. Ook die gegevens worden na 5 jaren vernietigd."

3. met betrekking tot een toezegging tot vergoeding van pensioenpremie

"Wij zijn er niet achter gekomen wat daar van waar is. Er zijn inmiddels behoorlijk wat afdelingen betrokken geweest bij dit verhaal. Een dergelijke toezegging kan en mag niet gedaan worden. Wellicht weet belanghebbende wie de toezegging gedaan heeft."

D. STANDPUNT VAN HET ADMINISTRATIEKANTOOR VAN HET BEDRIJFSPENSIOENFONDS

De medewerker van het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds die verzoekers aangelegenheid had behandeld, verklaarde op 17 mei 2000 telefonisch dat hij met betrekking tot verzoekers probleem diverse keren was gebeld door een medewerker van Gak Nederland BV te Nijmegen om na te gaan hoe voor verzoeker een oplossing kon worden gevonden. Het laatste gesprek betrof de mededeling van de betrokken medewerker dat de zaak “nu rond was”, met het verzoek om de premienota aan Gak Nederland BV toe te sturen. Daarop werd de premienota van 1 oktober 1999 (zie hiervoor FEITEN, onder 6.) verzonden. De betrokken medewerker van het administratiekantoor wees er op dat de opstelling van een dergelijke nota bewerkelijk is en de toezending daarvan slechts kan worden uitgelegd als een deel van de uitvoering van de afspraak dat Gak Nederland BV de bedoelde pensioenpremie zou betalen.

E. REACTIE VAN GAK NeDERLAND BV

In reactie op enige nadere vragen deelde Gak Nederland BV het volgende mee.

1. met betrekking tot het contact tussen het administratiekantoor van het pensioenfonds met Gak Nederland BV te Nijmegen

"Op 21 april 1999 heeft de heer H. (medewerker van het Gak te Nijmegen; N.o.) contact gehad met (de betrokken medewerker van het administratiekantoor van het pensioenfonds; N.o.).

Hem is de vraag voorgelegd of indien er een gat is ontstaan in de opbouw van de pensioenrechten dit nog met terugwerkende kracht te corrigeren is. De (medewerker van het administratiekantoor; N.o.) deelde mede dat er een nota kan worden opgesteld waarin de achterstallige premie vermeld staat.

Daarop heeft de heer H. hem verzocht voor een dergelijke nota te zorgen.

Van meet af aan heeft de heer H. slechts aangenomen dat er door een vergissing onzerzijds (het Gak, afd. ZW) geen premieafdracht had plaatsgevonden.

Pas in een later stadium kwam pas duidelijk naar voren dat de ex-werkgever in gebreke is gebleven en is in het geheel geen sprake is van een fout of vergissing onzerzijds."

2. met betrekking tot de premievergoeding

"De mededeling aan (verzoeker; N.o.) in onze brief van 20-1-2000 (bedoeld is 4 februari 2000; N.o.) klopt.

Er werd wel pensioenpremie aan (zijn ex-werkgever; N.o.) vergoed, doch slechts over de periode 18-10-1979 tot 31-10-1979.

Omdat de (ex-werkgever; N.o.) betalingsverplichtingen niet is nagekomen werd ook de premiebetaling aan hem door het Gak gestaakt."

F. Reacties op het verslag van bevindingen

1. In reactie op het verslag van bevindingen deelde verzoeker mee dat uit de op zich juiste weergave van de feiten en omstandigheden onvoldoende duidelijk naar voren komt wat de afwijzende houding en de trage werkwijze van het Gak voor hem persoonlijk tot gevolg hebben gehad. Volgens verzoeker was voor hem van groot belang om ruim vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd in 2001 duidelijkheid te verkrijgen over zijn pensioenaanspraken. Verzoeker lichtte toe dat hij om medische redenen zijn woning had moeten aanpassen of had moeten verhuizen. Doordat hij lange tijd in onzekerheid had verkeerd over de hoogte van zijn inkomen in de nabije toekomst was het hem niet goed mogelijk geweest een regeling te treffen voor de financiering van de noodzakelijke woningaanpassing. Tot slot deelde verzoeker mee, dat het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds hem inmiddels had geïnformeerd over zijn pensioenaanspraken, zoals was toegezegd in de brief van 17 mei 2000 en dat daarmee de dreiging van een pensioenbreuk uiteindelijk is afgewend.

2. In aanvulling op het hiervoor onder D. gestelde deelde het administratiekantoor van het bedrijfspensioenfonds onder meer mee, dat de betrokken medewerker van het Gak te Nijmegen telefonisch had meegedeeld dat de zaak “wat hem betreft nu rond was” of woorden van gelijke strekking. Daaruit was opgemaakt dat het Gak te Nijmegen bereid was om de ontbrekende pensioenpremie te vergoeden, te meer omdat het juist de betrokken medewerker was die zijn best had gedaan om de kwestie op te lossen.

Mede gezien de door de gang van zaken bij verzoeker gewekte verwachtingen is verzoeker per brief van 17 mei 2000 (zie hiervoor, onder A.12) alsnog een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid toegekend.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt over de afwijzende beslissing van 18 januari 2000 van Gak Nederland BV te Nijmegen op zijn verzoek om alsnog de pensioenpremie over het tijdvak van 1 november 1979 tot 16 oktober 1980 aan zijn bedrijfspensioenfonds te betalen. Volgens verzoeker is deze beslissing niet in overeenstemming met de meermalen gedane toezegging van een medewerker van het Gak dat alles in orde zou komen.

2. Verzoeker ontving van het Gak met ingang van 16 oktober 1979 een ziekte-uitkering en vervolgens, met ingang van 16 oktober 1980, een Wao-uitkering. Het Gak heeft over het eerste jaar van de Wao-uitkering (16 oktober 1980 - 16 oktober 1981; tevens tweede ziektejaar) de voor verzoeker verschuldigde pensioenpremie aan het bedrijfspensioenfonds betaald. Volgens het bedrijfspensioenfonds heeft verzoekers toenmalige werkgever over het eerste ziektejaar (16 oktober 1979 - 16 oktober 1980) slechts tot 1 november 1979 de pensioenpremie afgedragen.

Voor verzoeker is van het groot belang dat over de tussenliggende periode voor hem alsnog premie wordt voldaan, omdat hij dan voldoet aan de voorwaarde dat gedurende het eerste en tweede ziektejaar premie moet zijn afgedragen om zo in aanmerking te komen voor een premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw. In dat geval zou hij bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd in 2001 een ouderdomspensioen ontvangen dat aanmerkelijk hoger is dan een pensioen dat uitsluitend is gebaseerd op de jaren waarover voor hem premie is betaald.

3. Gedurende de periode dat verzoeker een uitkering ingevolge de Ziektewet genoot diende zijn toenmalige werkgever de voor hem verschuldigde pensioenpremie aan het bedrijfspensioenfonds af te dragen. Ingevolge het inmiddels vervallen Besluit "Verstrekken van vakantiebon en pensioenpremie naast ziektegelduitkering" van 12 juli 1962 (zie achtergrond) diende het Gak de voor verzoeker verschuldigde pensioenpremie, ten behoeve van het bedrijfspensioenfonds, aan de werkgever over te maken.

Dit is niet gebeurd, omdat, zoals het Gak verzoeker in de brief van 4 februari 2000 meedeelde, aan de werkgever geen pensioenpremie meer is betaald over de periode 31 oktober 1979 tot 16 oktober 1980, nadat deze was gestopt met premieafdracht aan het Gak (zie bevindingen: .11.).

De beslissing van 18 januari 2000, die was gebaseerd op de omstandigheid dat de premie over de betreffende periode al aan de werkgever zou zijn betaald, mist dus een feitelijke grondslag.

4. Het Gak (de bedrijfsvereniging) was op grond van voornoemd besluit van 12 juli 1962 bevoegd om in het geval dat naar zijn oordeel de werkgever niet langer in staat was zijn betalingsverplichtingen na te komen, de pensioenpremie niet aan die werkgever maar rechtstreeks aan het pensioenfonds over te maken.

Nu de constatering van het Gak dat verzoekers toenmalige werkgever zijn betalingsverplichtingen jegens het Gak niet langer nakwam, er enerzijds toe heeft geleid dat aan de werkgever geen pensioenpremie meer werd betaald had deze constatering er anderzijds dan ook toe moeten leiden dat de voor verzoeker verschuldigde pensioenpremie rechtstreeks aan het bedrijfspensioenfonds was overgemaakt. Dit is ten onrechte niet gebeurd.

Deze conclusie is aanleiding tot het doen van een aanbeveling.

De onderzochte gedraging van het Gak te Nijmegen is dan ook niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Nijmegen, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is gegrond.

Aanbeveling

Het Landelijk instituut sociale verzekering te Amsterdam wordt in overweging gegeven om te bevorderen dat Gak Nederland BV de voor verzoeker verschuldigde pensioenpremie over de periode van 1 november 1979 tot 16 oktober 1980 alsnog betaalt aan verzoekers bedrijfspensioenfonds.

Instantie: Gak Nederland BV Nijmegen

Klacht:

Verzoek afgewezen om pensioenpremie over periode november1979 tot oktober 1980 alsnog naar bedrijfspensioenfonds over te maken.

Oordeel:

Gegrond