2000/259

Rapport

Op 23 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer T. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond:

1. tot op het moment dat hij zich op 21 februari 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van zijn meldingen over geluidsoverlast nabij zijn woning, die hij vanaf 1996 (ook) schriftelijk heeft gedaan bij de politie;

2. niet heeft gereageerd op zijn brief van 20 oktober 1998;

3. zijn klachten, die hij onder meer heeft ingediend bij brieven van 9 augustus 1998, 10 augustus 1998 en 1 januari 1999 niet dan wel in onvoldoende mate heeft afgehandeld, ondanks verschillende rappels.

Achtergrond

1. Wetboek van Strafrecht, artikel 431:

"Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die rumoer of burengerucht verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord."

2. Algemene wet bestuursrecht, artikel 2:3, eerste lid:

"Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Rotterdam over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder en verzoeker een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Bij brief van 30 april 1992 aan de burgemeester van Rotterdam deelde verzoeker onder meer mee dat het café X dat op korte afstand van zijn woning is gelegen veel geluidsoverlast veroorzaakte, dat tot in de nachtelijke uren voortduurde. Verzoeker voegde bij zijn brief een lijst met elf dagen in maart en april 1992 waarop hij op verschillende tijdstippen - voornamelijk in de avond en nachtelijke uren gelegen - geluidsoverlast had ervaren. Verzoeker deelde ook mee dat hij door de overlast uit zijn slaap werd gehouden. Verder voegde verzoeker enkele stukken van de Bewonersorganisatie Feijenoord/Noordereiland/Bispo (BOF) bij zijn brief waaruit blijkt dat ook buurtbewoners van verzoeker geluidsoverlast hadden ervaren van café X.

2. Bij brief van 25 augustus 1992 aan verzoeker deelde de toenmalige Gemeentepolitie Rotterdam onder meer mee dat er een gesprek was geweest met verzoeker over de geluidsoverlast van café X. Verder deelde de politie mee dat er vanaf oktober 1991 slechts vier meldingen van geluidsoverlast en drie melding ter zake vechtpartijen bekend waren. Ook deelde de politie mee alert te zullen blijven reageren op meldingen die betrekking hebben op café X.

3. Verzoeker deelde bij brief van 23 januari 1996 aan het hoofd van het politiebureau Maashaven te Rotterdam mee dat hij geen antwoord had gekregen op een klacht die hij op 15 augustus 1995 mondeling had ingediend bij de politie. De klacht betrof de wijze waarop hij was toegesproken door een wijkagent met betrekking tot de wijze waarop verzoeker reageerde op geluidsoverlast van café X. Bij brief van 5 april 1996 aan het hoofd van het politiebureau Maashaven rappelleerde verzoeker in verband met het niet reageren op zijn brief van 23 januari 1996.

4. Verzoeker deelde aan een inspecteur van politiebureau Maashaven te Rotterdam bij brief van 4 augustus 1996 onder meer het volgende mee. Verzoeker ondervond in 1995 veel geluidsoverlast van café X. Hij ondervond ook op 4 augustus 1996 weer geluidsoverlast van café X. Deze overlast vond plaats in de nachtelijke uren. Verzoeker werd door de overlast uit zijn slaap gehouden. Na melding kwamen politiemensen ter plaatse. In bijzijn van de politiemensen bedreigde de kroegbaas verzoeker met geweld. Nadat de politie was vertrokken, beplakte de kroegbaas de auto van verzoeker met een aanplak-biljet van café X. De geluidsoverlast hield aan. Op 4 augustus 1996 ging verzoeker naar politiebureau Maashaven te Rotterdam en daar bleek volgens verzoeker niets te zijn geregistreerd over de geluidsoverlast en de bedreigingen op die dag. Later die dag ondervond verzoeker weer geluidsoverlast van het café. Verzoeker belde verschillende malen de politie, maar er werd volgens hem op zijn meldingen van de geluidsoverlast door de politie geen actie ondernomen.

5. Bij brief van 6 december 1996 aan verzoeker deelde wijkagent W. van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond mee wat de mogelijkheden van de politie waren en wat de wettelijke bepalingen waren met betrekking tot de meldingen van verzoeker over geluidsoverlast. Verder deelde W. onder meer mee:

"Overlast is in het algemeen een subjectief begrip en afhankelijk van plaats en persoon. Ik moet constateren dat U kennelijk een tamelijk nauw begrip heeft van overlast in verhouding met overige bewoners in Uw omgeving. Wellicht is het in Uw situatie verstandig om naar andere woonruimte uit te zien."

6. Verzoeker deelde bij brief van 20 april 1997 aan de wijkagent van de wijk Feijenoord te Rotterdam onder meer mee dat hij weer geluidsoverlast ondervond van het Café X.

7. In reactie op de brief van verzoeker van 20 april 1997 verwees ambtenaar W. bij brief van 23 april 1997 aan verzoeker naar zijn brief van 6 december 1996. Voorts deelde W. onder meer mee dat bij onderzoek en informatie hem was gebleken dat verzoeker slechts éénmaal de politie had gebeld in verband met geluidsoverlast. Dit betrof volgens W. geluidsoverlast van een in de nabijheid van verzoekers woning gelegen sporthal, de N-Hal.

8. In opdracht van verzoeker bracht het bedrijf So. te Dordrecht in april 1998 een rapport uit van de geluidsmetingen die So. op 28 en 29 maart 1998 had uitgevoerd in en bij verzoekers woning. In dit rapport werd onder meer opgenomen:

"Tijdens metingen in de nacht van 28 maart op 29 maart had het waargenomen geluid een duidelijk muziekkarakter. Het op 29 maart 1998 vastgestelde geluidniveau met gesloten ventilatievoorzieningen is circa 5 dB hoger dan het op 28 februari 1998 (kennelijk wordt bedoeld 28 maart 1998; N.o.) vastgestelde geluidniveau.

Het in de nacht van 28 maart op 29 maart 1998 in de woonkamer vastgestelde geluidniveau is 12 dB tot 17 dB hoger dan het normaal geldende voorschrift volgens de AmvB horeca (35 dB(A) minus 10 dB voor de nachtelijke periode minus 10 dB muziekgeluidcorrectie). Ook het geluidniveau voor de gevel van de woning is hoger dan volgens de normaal geldende voorschriften is toegestaan.

Conclusie.

Het door X veroorzaakte geluidniveau in de woonkamer van woning (…) is, zelfs bij gesloten ventilatievoorzieningen, veel hoger dan volgens de normaal geldende voorschriften is toegestaan."

9. Bij brief van 17 mei 1998 aan de wijkagent van de wijk Feijenoord te Rotterdam deelde verzoeker mee dat hij overlast - onder meer geluidsoverlast - ondervond van verschillende buurtbewoners.

10. In reactie op verzoekers brief van 17 mei 1998 en een kort gesprek met verzoeker op 4 juni 1998, deelde hoofdinspecteur He. van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verzoeker bij brief van 4 juni 1998 onder meer mee:

"Blijkens Uw brief de dato 17 mei 1998 ondervindt U nog steeds overlast in uw woonomgeving. Inhoudelijk zijn Uw klachten onveranderd. Ik moet U derhalve in verband hiermee voor de laatste keer verwijzen naar eerder gevoerde correspondentie hierover met U.

(…) Ik heb de indruk dat U een tamelijk nauw begrip heeft van overlast. U bent al eerder hierover geïnformeerd en geadviseerd. Ik mag U hiernaar verwijzen.

Gezien het voorgaande constateer ik dat er geen nieuwe gezichtspunten door U naar voren zijn gebracht die een ander optreden van de Politie rechtvaardigen. Verdere correspondentie hierover lijkt mij derhalve zinloos."

11. In reactie op de brief van hoofdinspecteur He. van 4 juni 1998 deelde verzoeker bij brief van 9 augustus 1998 aan He. mee dat hij een klacht had ingediend bij de korpschef en dat hij nog steeds geluidsoverlast ervoer. Verder deelde hij onder meer mee:

"U beschuldigt mij ervan een tamelijk nauw begrip van overlast te hebben. Deze beschuldiging neem ik hoog op. (…)

U beweert dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn om een ander politie optreden te rechtvaardigen. Een compleet waanzinnige opmerking. U en de wijkagent weigeren het "gesprek" te houden in het bijzijn van de heer N. Zelfs mag ik niet eens van de wijkagent inhoudelijk op de zaken in te gaan. Derhalve heb ik geen nieuwe gezichtspunten kunnen geven. Zie daarvoor verder bij rapport geluidsmetingen.

Als bijlage 1 krijgt u bij deze brief meegestuurd het geluidsmetingen rapport, waarvoor wij ƒ 1175,00 hebben moeten betalen (…) De meting is een overheidstaak die weer, ons opzettelijk ontzegd is. De overige resultaten van de metingen kunt u zelf nalezen. Belangrijk is het feit dat de overlast gemeten is. Met de ventilatie dicht is de wettelijk vastgestelde geluid niveau met 3,9 dB(A) en met de ventilatie open een overschrijding van gemiddeld 7,1 dB(A). De huurcommissie is van oordeel dat dit feit alleen al voldoende is om de huurverhoging terecht te weigeren. Ze noemde het "Al met al is de commissie van oordeel dat de geconstateerde geluidsoverlast in de woonruimte en met name in de woonkamer een ernstig woongenotschadend gebrek oplevert".

Dus we zijn al die jaren aan het lijntje gehouden (…) Moet ik daar nog meer over uitwijden? Nee, toch. De wijkagent noemde dit "denkbeeldige overlast". (…)

De geluidsmeting heb ik laten doen omdat wij al jaren (…) belachelijk gemaakt worden. Als we over de geluidterreur klagen. Nu heb ik weer een bewijs. Na het geheugen verlies van de politie computer. Al meer dan 10 jaar is deze waanzin al aan de gang. (…) Het terras werd keer op keer buiten gezet. Mijn vriendin werd keer op keer lastig gevallen door beschonken klanten. De sluiting tijd werd met uren overtreden."

12. Bij brief van 10 augustus 1998 aan de korpschef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond en bij de grotendeels gelijkluidende brief van 9 augustus 1998 aan de chef van het politiebureau Maashaven te Rotterdam diende verzoeker een klacht in over gedragingen van politieambtenaren van het bureau Maashaven. Hij klaagde erover dat verschillende ambtenaren hadden nagelaten afdoende op te treden tegen de door hem gemelde geluidsoverlast door luide muziek van de nabij zijn woning gelegen N-hal in de nacht van 6 op 7 augustus 1998. Verzoeker deelde mee door de overlast in de nachtelijke uren niet te kunnen slapen.

13. De klachtencoördinator van district Groot-IJsselmonde van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond bevestigde bij brief van 13 augustus 1998 de ontvangst van verzoekers klacht van 10 augustus 1998.

14. Verzoeker deelde bij brief van 20 oktober 1998 aan politiebureau Maashaven te Rotterdam onder meer het volgende mee:

"Derhalve eisen wij, met de wet op openbaarheid van bestuur in onze hand kopieën van alle vergunningen hinderwet, geluid, milieu, wateroppervlakte verontreiniging, luchtverontreiniging, enz. Van de volgende instellingen:

(…)

b. N-hal hal (…)

c. Café X (…)

(…)

e. Gevel geluidsbelasting normen, des overdags, des avonds en des nachts.

f. Geluidsbelasting normen in de woning, des overdags, des avonds en des nachts. Met de ventilatie open en dicht.

(…) Ben benieuwd of we een antwoord krijgen."

15 Verzoeker deelde aan onder meer de beheerder en de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond en het district Groot-IJsselmonde van dit politiekorps bij brief van 1 januari 1999 mee dat hij op 1 januari 1999 wederom geluidsoverlast had ervaren van het café X en klaagde erover dat de politie hiertegen niets onderneemt.

16. Verzoeker bracht bij brief van 1 januari 1999 aan de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zijn brief van 10 augustus 1998 en zijn brief van 20 oktober 1998 in herinnering. Verzoeker deelde mee op beide brieven geen antwoord te hebben ontvangen. Verder deelde verzoeker onder meer nog mee:

"Om de vele leugens (de overlast bestaat niet) te bestrijden hebben wij een ingenieursbureau ingeschakeld om de overlast te laten meten en vaststellen. De resultaten waren schokkend. Ondanks deze feiten heeft men weinig gedaan om de overlast te bestrijden, men ging gewoon door! Omdat (…) we door de kroegzetbaas en een aantal klanten uit de woning zijn verjaagd en de politie daartegen niet durfde op te treden, hebben wij niet meer de politie gebeld als de overlast bezig was/is. We hebben geen enkel vertrouwen meer in hun! (…)

Nu 01-01-1999 om 19.08 uur hebben we weer bijna de hele middag verplicht blootgestaan en zoals onze ervaring is de hele avond aan de geluidsterreur van de kroeg. We weigeren de politie te bellen omdat we al vele keren in de steek gelaten zijn door hun, hoe moet dat verder?"

17. De klachtencoördinator van het district Groot-IJsselmonde van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond deelde bij brief van 6 januari 1999 aan verzoeker mee:

" Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw klacht d.d. l januari 1999, inzake het al dan niet juist optreden van politiefunctionarissen van de politie Rotterdam-Rijnmond.

Naar de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het indienen van deze en een eerdere klacht, werd al eerder een onderzoek ingesteld. Van het resultaat werd u schriftelijk op de hoogte gesteld.

Uw klacht is geregistreerd (…) U zult een dezer dagen worden benaderd door de heer Ho., in diens functie van hoofd basiseenheid Maashaven."

18. Verzoeker deelde bij fax van 14 januari 1999 aan de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond onder meer het volgende mee:

"Gisteren heb ik van de (…) beleidsmedewerker/klachtencoördinator van het district Groot-IJsselmonde een brief ontvangen. In de brief geeft hij aan dat mijn klacht d.d. 10 augustus 1998 is onderzocht en dat ik van het resultaat schriftelijk op de hoogte ben gesteld.

Verbijsterd heb ik de klachtencoördinator maar eens opgebeld om opheldering te vragen. Op nieuwjaarsdag van dit jaar heb ik immers nog een brief (ik heb geen antwoord gehad) zitten bakken. Van de klachtencoördinator kreeg ik te horen dat ik op 19-aug-1998 schriftelijk antwoord heb gekregen over de uitslag van het onderzoek.

Nou, ik heb niets ontvangen, maar misschien zou het kunnen zijn dat tante Pos een steekje heeft laten vallen. Dus ik vraag aan hem of hij een kopie van het antwoord aan mij kon sturen. Nee, zei hij. Want hij had de uitslag van het onderzoek ook niet in zijn dossier zitten. Ik heb niets ontvangen en hij heeft niets ontvangen. Dan krijg ik zo'n donker bruin vermoeden van... (…)

Derhalve verzoek ik u, indien u beschikt over het origineel of over een kopie van de uitslag van het genoemde onderzoek mij eerst daarvan een kopie toe te sturen."

19. Verzoeker deelde bij fax van 21 januari 1999 aan de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond onder meer mee:

"Naar aanleiding van mijn faxbericht d.d. 14 januari 1999 waarin ik o.a. vroeg om toezending van het resultaat van het onderzoek van mijn klacht, omdat ik het niet ontvangen had wil ik het volgende kwijt.

Inmiddels zijn we een week verder en nog steeds heb ik de uitslag van het onderzoek niet ontvangen. Dus vond ik het tijd geworden om weer bij (…) de klachtencoördinator van Groot-IJsselmonde te informeren met de vraag 'heeft u het resultaat al toegestuurd gekregen'? Nee, was zijn antwoord.

Om er zeker van te zijn dat ik alle opties ter controle van het 'bestaan' van het onderzoek uit geprobeerd heb, ben ik ook gaan informeren bij de klachtencoördinator van het hoofdbureau met dezelfde vraag. Deze heer was ook niet in het bezit van de uitslag van het onderzoek.

Dus is het verantwoord om de conclusie te trekken dat het nooit bestaan heeft, immers hebben 3 personen de uitslag van het onderzoek niet ontvangen."

20. Verzoeker rappelleerde bij brief van 11 februari 1999 aan de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond in verband met zijn brieven/faxen aan de korpschef van 14 en 21 januari 1999.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht en is verder te lezen onder FEITEN.

C. Standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps rotterdam-rijnmond

In reactie op de klacht deelde de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond bij brief van 23 juli 1999 onder meer mee:

"Eerste vraag

Het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond wordt verweten dat het tot het moment dat verzoeker zich tot u richtte, onvoldoende actie had ondernomen naar aanleiding van zijn meldingen over geluidsoverlast. In het korte overzicht dat verzoeker schetst, blijkt dat hij reeds op 30 april 1992 melding heeft gemaakt van overlast. Deze meldingen zijn herhaald in 1994 en gedurende de periode 1996 tot en met 1999. In het overzicht kom ik tegen dat eerst de gemeentepolitie Rotterdam en later de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond wel heeft gereageerd op zijn klachten. Ook zijn brieven beantwoord die hij aan de politie heeft geschreven. Ik moet echter vaststellen dat de reacties niet hebben geleid tot een structurele oplossing van het probleem. Bij vraag drie ga ik nog nader in op brieven die nog niet zijn beantwoord.

Op 27 maart 1998 heeft het bureau Horecavergunningen van de politie Rotterdam-Rijnmond, op basis van verleend mandaat door de burgemeester van Rotterdam, een nieuwe exploitatievergunning afgegeven voor het bewuste café voor een periode van 3 jaar. De deelgemeente en het politiedistrict gaven advies aan het hoofd van het bureau Horecavergunningen ten behoeve van het afgeven van deze vergunning. Beide adviezen waren niet negatief. Er is derhalve tot vergunningverlening voor een periode van 3 jaar overgegaan op grond van de plaatselijke verordening. Het meetrapport van So., dat door verzoeker zelf is aangevraagd, is bij de politie niet bekend. Uit de bijlage van verzoekers brief aan u maak ik op dat het meetrapport dateert van april 1998.

Het rapport heeft dan ook geen rol gespeeld bij de vergunningverlening op 27 maart van dat jaar en ook anderszins niet.

Het ware beter geweest dat op een zorgvuldiger wijze door district en deelgemeente met informatie in het kader van de vergunningverlening was omgegaan. Voor de nog lopende periode van de vergunning zal ik dan ook laten bezien hoe handhaving, ook in overleg met de Milieudienst Rijnmond DCMR, kan worden geoptimaliseerd.

Tweede vraag

Verzoeker klaagt er over dat de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond niet heeft gereageerd op zijn brief van 20 oktober 1998. Door medewerkers van de directie Algemene Bestuurszaken van de gemeente Rotterdam is voldaan aan verzoekers wens om inzage in de voor de betrokken horecagelegenheid afgegeven vergunning. Inhoudelijk is dus aan verzoekers wens tegemoet gekomen.

Derde vraag

Met de heer T. (verzoeker; N.o.) is door de politie gedurende een reeks van jaren contact geweest en correspondentie gevoerd over (al of niet verleende) vergunningen voor een horecagelegenheid die hem overlast bezorgt. Kennelijk is de politie de meest bereikbare "brievenbus" voor zijn klachten, hoewel er ook contacten zijn geweest met de huiseigenaar V. en met de deelgemeente Feijenoord. Voor een deel horen de klachten ook door die instanties te worden behandeld. Ik moet echter vaststellen dat de klachten die de heer T. bij brieven van 9 en 10 augustus 1998 en 1 januari 1999 aan de politie heeft gezonden, niet alle schriftelijk zijn afgehandeld c.q. beantwoord. Er is de heer T. overigens zowel schriftelijk als mondeling meegedeeld dat niet iedere brief als een aparte klacht zou worden behandeld en dat niet meer op iedere brief zou worden gereageerd als de inhoud op hoofdlijnen overeenkwam met eerdere brieven Dat het taalgebruik van de heer T. in die brieven - en ook in andere correspondentie -beneden peil en op het beledigende af is, doet niet af aan het feit dat verlangd mag worden dat brieven worden beantwoord. Aan de betrokken hoofdinspecteur, hoofd van de basiseenheid Maashaven, zal ik vragen alsnog voor afhandeling zorg te dragen. Tevens zal ik deze hoofdinspecteur vragen aan uw verzoek te voldoen om afschriften van ambtelijke stukken, die niet reeds bij het verzoekschrift zijn gevoegd, aan u ter beschikking te stellen."

D. inlichtingen chef basiseenheid Maashaven

1. Ho., chef basiseenheid Maashaven van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, deelde in aanvulling op de reactie op de klacht van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond bij brief van 1 oktober 1999 onder meer mee:

"In de achterliggende jaren heeft de heer T. op velerlei wijze klacht gedaan omtrent de door hem ervaren geluidsoverlast van zowel Café X als van de sportaccommodatie de N-hal, beide gesitueerd op korte afstand van zijn woning. In deze periode is meerdere malen en door diverse politiemedewerkers met de heer T. over de door hem ervaren geluidsoverlast gesproken. In het verlengde hiervan heeft ook diverse keren overleg plaatsgevonden met de vergunningverlenende instantie, zijnde de Deelgemeente Feijenoord en zijn eveneens gesprekken geweest met de eigenaars c.q. beheerders van de beide accommodaties. In beide gevallen is de voor de onderscheiden lokaties afgegeven vergunning nader bezien en zijn verdere afspraken gemaakt over de in de gelegenheden te houden festiviteiten alsmede de ten gehore te brengen muziek. Dit houdt o.m. in dat in de N-hal andersoortige, met name aan de wijk gerelateerde en zowel in de zin van geluidsoverlast als parkeren beduidend minder overlastgevende activiteiten worden georganiseerd. Voor wat het genoemde café is in overleg met de beheerder gekomen tot het afbouwen van de activiteiten met live-muziek.

Parallel hieraan bleef echter een nogal brede stroom van en in kleurrijke bewoordingen vervatte klachten bij zowel de Deelgemeente Feijenoord als de politie binnenkomen. Hoewel de momenten waarop de verschillende klachten betrekking hadden telkenmale wisselden, varieerde het kernthema van de klachten op zich niet. Rekening houdend met de reeds met de heer T., de Deelgemeente Feijenoord en de accommodatiebeheerders gehouden gesprekken alsmede de inmiddels in het kader van de ervaren overlast lopende activiteiten, vormde zich geleidelijk aan omtrent de klachten van de heer T. het beeld van 'de herhaling van zetten zonder nieuwe gezichtspunten'. Uit dien hoofde heb ik de kwestie gaandeweg de laatste maanden van 1998 meerdere malen met de Deelgemeente Feijenoord besproken vanuit de vraagstelling of het blijven reageren op de klachten van de heer T. uit dien hoofde nog wel zinvol dan wel reëel was. Hierbij had geen der partijen, waarbij geen der partijen uiteindelijk buiten de reeds genomen stappen en het in ieder geval voor wat betreft het Café X éénzijdige klachtenbeeld, in de zin dat buiten de heer T. geen andere omwonenden structureel klachten over de horecagelegenheden uitten, verdere oplossingen voorhanden. In deze fase ontstond langzamerhand de gedachte dat wellicht een finaal gesprek met de heer T. tot meer wederzijds begrip zou kunnen leiden.

Deze gedachte is ook ter sprake gekomen in een telefoongesprek mijnerzijds met een medewerkster van de Afdeling Algemene Bestuurszaken van de Gemeente Rotterdam (ABZ). Hoewel in februari 1999 aanvankelijk een gesprek met de heer T., de betreffende medewerkster, eventueel een vertegenwoordiger van de Deelgemeente Feijenoord en sowieso ondergetekende gepland zou worden, bleek mij begin maart dat inmiddels een gesprek had plaatsgevonden tussen de medewerkster van ABZ en T. Tevens had in het verlengde hiervan reeds een terugkoppeling van dit gesprek met de Deelgemeente Feijenoord plaatsgevonden en werd mij duidelijk dat er geen vervolggesprek in de oorspronkelijk beoogde samenstelling meer zou plaatsvinden. In het verlengde hiervan is mijnerzijds met de Deelgemeente Feijenoord afgesproken dat een gezamenlijk gesprek met de heer T. zou plaatsvinden. Hoewel dit gesprek in oorsprong in mei jl. zou worden georganiseerd, is dit op initiatief van de politie als gevolg van de inmiddels bij u lopende klachtprocedure tijdelijk opgeschort.

Het betreffende gesprek heeft echter inmiddels op 23 september jl. plaatsgevonden en is buiten de heer T. bijgewoond door Mevr. St., hoofd Juridische Zaken Deelgemeente Feijenoord, de (…) klachtencoördinator van het District Feijenoord-Ridderster en ondergetekende. Hierbij heeft de heer T. in samenvattende zin bericht gedaan van zijn klachten en hebben zowel de vertegenwoordigers van de Deelgemeente als die van de politie een samenvatting gegeven van de in het verlengde van de klachten ondernomen activiteiten en de ons inziens in dit kader bereikte (tussen)resultaten. Hoewel de heer T. meerdere malen heeft aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in de politieorganisatie, de Deelgemeente Feijenoord en andere (bewoners)organisaties, gaf hij daarnaast aan dat de geluidsoverlastklachten van zowel het Café X als N-hal reeds geruime tijd verminderd zijn. In het café wordt geen live-muziek, zijnde een kernpunt in de door T. geuite klachten, meer ten gehore gebracht en resteert naar zijn mening een overigens niet structurele geluidsoverlast van de periodiek plaatsvindende karaoke-activiteiten. Daarnaast attendeerde T. op de door hem ervaren overlast van bijvoorbeeld claxonerend wegrijdende dan wel buiten het café ruziezoekende en vernielende bezoekers van Café X. Het laatste kleurde hij in aan de hand van een tweetal gedurende de laatste maanden plaatsgevonden hebbende incidenten, waarbij hij overigens had waargenomen dat de politie ter plaatse was geweest. Resumerend is in het gesprek van de zijde van de politie en de Deelgemeente Feijenoord aangegeven dat:

ð de aanwezigheid van horeca- en/of sportaccommodaties in de direkte omgeving van woningen leidt tot een bepaalde, maar niet altijd te ondervangen mate van (geluids)overlast;

ð binnen het gebied van de Basiseenheid Maashaven een actief beleid inzake de 169 horecagelegenheden wordt gevoerd, maar dat zowel het Café X als van de sportaccommodatie de N-hal qua algemeen klachtenbeeld reeds geruime tijd zeker geen aandachtspunt vormen;

ð de beheerders van de accommodaties in het verlengde van de eerdere klachten aanspreekbaar zijn gebleken en dat tot maatregelen c.q. aanpassingen is gekomen;

ð derhalve reeds geruime tijd echter geen sprake meer is van een tot optreden noodzakende mate geluidsoverlast vanuit de betreffende gelegenheden;

ð zich, hoe vervelend ook, al dan niet onder invloed van drank in en in de direkte omgeving van horecagelegenheden incidenten kunnen voordoen, maar dat dit zolang het daadwerkelijk incidentele gebeurtenissen betreft, niet is te voorkomen;

ð gelet op de frequentie waarmee dergelijke gebeurtenissen zich kennelijk hebben voorgedaan, inzake Café X geen sprake is van een (meer) structurele situatie;

ð wanneer in de toekomst zich dergelijke incidenten voordoen de politie wanneer zij hiervan op de hoogte wordt gebracht, hierop in ieder geval ad hoc zal reageren en zo nodig hieromtrent in gesprek zal treden met de beheerder van de gelegenheid;

ð de politie de bereidheid heeft om Café X ongeacht klachten regelmatig te controleren, hetgeen door de heer T. als niet nodig werd ervaren.

Het door mij in de achterliggende half jaar bijgehouden dossier wordt gevormd door de door de heer T. aan de basiseenheid Maashaven toegezonden brieven en faxen en bevat derhalve geen verdere ambtelijke stukken.

Ten slotte nog een opmerking omtrent het door de firma So. opgestelde geluidsmetingsrapport. Hieromtrent is binnen de politie een misverstand gerezen. De heer T. heeft het rapport, zijnde de schriftelijke verslaglegging van een in februari en maart 1998 gehouden geluidsmeting in augustus 1998 aan een chef van de basiseenheid Maashaven toegezonden. Op zich voegde het rapport echter niets nieuws toe aan het reeds bestaande en reeds in behandeling zijnde overlastbeeld, aangezien in het verlengde van de eerdere klachten van de heer T. o. m. het aspect live-muziek en de hiermee samenhangende geluidsoverlast, hieromtrent reeds met de betreffende beheerder was gesproken. Ik verkeerde onterecht in de veronderstelling dat het bestaan van het rapport 'als gegeven' bij de overige qua afhandeling van klachten van de heer T. betrokken medewerkers van de Politie Rotterdam Rijnmond bekend was."

2. Ho., chef basiseenheid Maashaven van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zond bij begeleidende brief van 18 oktober 1999 mutaties uit het dag en nachtrapport (mutaties) van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond over café X en de N-hal over de periode gelegen tussen 1 januari 1995 en 17 oktober 1999. Hierbij deelde Ho. onder meer mee:

"Door de afdeling bijzondere wetten van district 9 is medio augustus 1998 in verband met een nieuwe vergunningaanvraag een nader onderzoek ingesteld betreffende de N-hal. Er is zowel met de exploitanten van de N-hal als met de eigenaar (Dienst Recreatie Rotterdam) diverse malen contact geweest. Dit heeft geresulteerd in het feit dat alle vergunningen geheel op orde zijn. Hiervoor was o.a. een zogenaamd akoestisch rapport benodigd. Dit akoestisch rapport heeft de exploitant op eigen kosten, moeten laten opmaken. Voorts zijn er de nodige voorwaarden aan de vergunning verbonden. De vergunning is in maart 1999 aan de exploitant uitgereikt. Gelet op het meldingenverloop blijken de genomen akoestische maatregelen afdoende."

Ho. legde elf relevante mutaties over de N-hal over:

- mutaties van 12 februari 1997, 10 april 1997, 12 april 1997, 15 juli 1997, 4 augustus 1998 en 19 september 1998 in de avond- en nachtelijke uren betroffen evenementen, waarbij geen sprake was van een melding en waarbij de politie geen geluidsoverlast constateerde;

- mutaties van 13 april 1997 en 6 augustus 1998 in de nachtelijke uren betrof een evenement waarbij sprake was van een melding door respectievelijk verzoeker (13 april 1997) en een niet in de mutaties vermeld persoon (6 augustus 1997), en waarbij de politie geluidsoverlast op straat constateerde;

- een mutatie van 7 augustus 1998 in de nachtelijke uren over geluidsoverlast vanuit de N-hal. De politie was die nacht naar aanleiding van verschillende telefonische meldingen uit de buurt - waaronder van verzoeker - verschillende malen ter plaatse gegaan en had ook eenmaal telefonisch contact opgenomen met mensen in de N-hal met het verzoek de muziek zachter te zetten. Niet na iedere melding die nacht constateerde de politie ook daadwerkelijk geluidsoverlast. In de mutatie was opgenomen dat de melders kennelijk met elkaar hadden afgesproken de politie over geluidsoverlast te bellen.

- een mutatie van 20 september 1998 in de avonduren over een geluidmeting door de technische recherche. In de mutatie is opgenomen dat er één meting was verricht, waarbij de politie constateerde dat de vastgestelde normen werden overschreden. Er werd geen proces-verbaal opgemaakt omdat volgens de mutatie voor een proces-verbaal drie metingen nodig zijn.

- een mutatie van 1 november 1998 in de nachtelijke uren over geluidsoverlast. Pas na anderhalf uur kon de politie reageren op de melding door een niet in de mutatie vermeld persoon. De mutatie vermeldt dat op dat moment het feest bijna was afgelopen, maar niet of er geluidsoverlast was geconstateerd.

- een mutatie van 13 juni 1999 waarin staat vermeld dat er een klacht van een niet in de mutatie vermeld persoon over geluidsoverlast was binnengekomen. Ter plaatse constateerde de politie geen geluidsoverlast.

Ho. legde twintig relevante mutaties over café X over:

- mutaties van 28 mei 1995, 3 juli 1995, 11 november 1995, 8 juni 1996 en 14 juni 1996 tweemaal in de avond- en nachtelijke uren over een meldingen van geluidsoverlast door een niet in de mutaties vermeld persoon, waarna de politie café X telefonisch of ter plaatse verzocht de overlast te beëindigen;

- mutaties van 21 maart 1996, 8 juni 1997, 22 november 1997 en 10 september 1999 over onenigheid in of bij het café;

- mutaties van 1 maart 1998 en 29 november 1998 in de avond en nachtelijke uren over een melding van geluidsoverlast door een niet in de mutaties vermeld persoon, waarbij de politie geen geluidsoverlast constateerde;

- een mutatie van 4 augustus 1996 over een bezoek van verzoeker aan het politiebureau. Verzoeker meldde de politie dat hij al lange tijd geluidsoverlast ondervond van het café X en dat een gesprek met de kroegbaas hierover niet tot resultaat leidde. Verzoeker deelde de politie mee dat de politie op 4 augustus 1996 in de nachtelijke uren was opgetreden bij het café in verband met geluidsoverlast en dat daarbij bedreigingen waren geuit naar verzoeker. De politie kon hiervan geen mutatie vinden.

- een mutatie opgemaakt op 5 augustus 1996 over een optreden van de politie op 4 augustus 1996. Op 4 augustus 1996 constateerde de politie naar aanleiding van een melding door verzoeker van geluidsoverlast door het café in de avond en nachtelijke uren dat "niet echt sprake was van luide muziek". Bezoekers en de kroegbaas reageerden agressief en zeiden dat zij zo reageerden door het constante politiebezoek naar aanleiding van oneigenlijke meldingen van geluidsoverlast. De politie constateerde enige tijd na het bezoek aan het café dat de kroegbaas en twee bezoekers stonden te schelden voor de vermoedelijke woning van verzoeker.

In deze mutatie werd tevens melding gemaakt van een gesprek tussen de politie en verzoeker op 5 augustus 1996, waarin de politie verzoeker uitleg gaf over de maatregelen die tegen het café werden ondernomen en dat dit kon leiden tot geluidmetingen en eventueel een proces-verbaal en sluiting van het café X.

- een mutatie van 8 augustus 1996 in de nachtelijke uren over een melding van geluidsoverlast door een niet in de mutatie vermeld persoon. Ter plaatse constateerde de politie dat de geluidsinstallatie "redelijk hard" stond en dat buiten de geluidsoverlast mee viel. De klanten in het café reageerde kwaad. Volgens hen zou verzoeker regelmatig met zijn hondje langs het café lopen waarna ongeveer tien minuten later de politie ter plaatse kwam. De politie nam geen maatregelen.

- een mutatie van 8 augustus 1996 waarin melding werd gemaakt van een gesprek tussen de politie en de beheerder van café X. Hierin deelde de beheerder mee dat hij en zijn bezoekers zich inderdaad agressief hadden gedragen. Hij wijdte dit aan het constant gedurende enige maanden bellen door verzoeker over geluidsoverlast, waarna de politie ter plaatste kwam en niets constateerde;

- een mutatie van 15 september 1996 waarin werd vermeld dar de technische recherche had geprobeerd een geluidsmeting bij het café te doen, maar dat er op dat moment geen geluid werd waargenomen. Tevens werd vermeld dat nog eenmaal een poging tot geluidmeting zou worden gedaan;

- een mutatie van 26 december 1996 in de avonduren over geluidsoverlast door het café X, waarbij de politie na een melding door verzoeker overlast door harde muziek constateerde, maar waarbij niet is vermeld of de politie daartegen actie had ondernomen;

- een mutatie van 16 mei 1997 over het aanspreken door de politie van de eigenaar van het café in verband met het hebben van een terras zonder terrasvergunning;

- een mutatie van 27 oktober 1997 waarin melding werd gemaakt van een brief van verzoeker over de voortdurende geluidsoverlast van café X. Vermeld werd dat niets werd ondernomen, omdat verzoeker in zijn brief verzocht niet de politiemeldkamer in kennis te stellen.

e. Reacties verzoeker

1. Verzoeker deelde bij brief van 21 december 1999 onder meer mee dat uit de mutaties die de korpsbeheerder had verstrekt naar zijn mening bleek dat er daadwerkelijk overlast was geweest, waartegen de politie onvoldoende actie had ondernomen. Ook deelde verzoeker mee dat niet van alle gebeurtenissen/meldingen een mutatie was opgemaakt. Verder deelde verzoeker onder meer nog mee:

"…wil ik kenbaar maken dat de woningverhuurder, de stichting Volkwoningen uit eigen bewegen mij GEEN huurverhoging meer heeft gestuurd over het huurjaar 1-juli-1999/ 1-juli-2000. Dus de verhuurder is ook van mening dat de overlast nog steeds gaande is. De twee voorgaande huurjaren heeft de huurcommissie de huurverhoging als onrechtmatig beoordeeld. De huurcommissie heeft mijn andere klachten over de woning zelfs buiten beschouwing gelaten in haar oordeel (bijlage l ), omdat de overlast al voldoende schade toe richtte aan ons wettelijk gegarandeerde woongenot. Ook de verhuurder, ook eigenaar van het café pand, eigenaar van zo'n beetje de hele wijk, heeft het al die jaren nagelaten om enige maatregel te nemen tegen de geluidsoverlast. Hoewel ze, net als de korpsbeheerder daartoe wettelijk verplicht zijn!! (…)

Inzake geluidsoverlast meldingen van het café; wij, mijn vriendin en ik hebben besloten dat we geen politie meer zullen bellen als er geluidsoverlast is uit de kroeg. Vanwege het feit dat de illegale kroegzetbaas met zijn klanten ons ongestoord met verbaal geweld voor onze woning kunnen gaan staan bedreigen met fysiek geweld. De politie durft/wil in dergelijke gevallen NIET in te grijpen, feitelijk de wetgeving handhaven. Burgers tegen geweld te beschermen. (…)

De beweringen van de korpsbeheerder, bij monde het hoofd van de basis eenheid Maashaven moet ik met een baal zout nemen. Want het gesprek is nergens over gegaan. Het gesprek is gehouden om de voortdurende druk van de gemeente Rotterdam te kunnen oplossen. (…) Geen enkel `heet' onderwerp is ter sprake gebracht door de deelgemeente of politie! Zelfs mijn beweringen tijdens dat gesprek dat wij geen politie meer willen/durven te bellen omdat de politie niet durft/wil komen als de kroegzetbaas en zijn klanten ons komen bedreigen, is door de chef basiseenheid Maashaven volledig omzeilt met een politiek (…) verhaal. Verdere inzet van mij kant had derhalve geen enkele zin, omdat de politie zelfs geen basis wettelijke rechten/ veiligheid wil garanderen! Feitelijk zou een politie beambte zichzelf blaren op de tong moeten praten om, het terecht zwaar beschadigde vertrouwen van de burgers in zijn falen te herstellen. Dit is duidelijk niet gebeurd!

Bij de politie heb ik op 6 november (1999; N.o.) (…) een klacht ingediend over de geluidsoverlast van de Sporthal (…). De politie heeft op deze klachten geen enkele inzet gepleegd! (…)

Het verweer van de korpsbeheerder in de schrijven van 23-juli en 1-oktober:

De korpsbeheerder heeft het nagelaten om inhoudelijk verweer te voeren tegen mijn klachten zoals u die geformuleerd hebt in uw brief van 27 april 1999 (…). De korpsbeheerder heeft de klachten niet eens ontkend, of afgezwakt. Derhalve kan en mag ik ervan uit gaan dat de korpsbeheerder de klachten erkent en onderschrijft, maar niet opschrift durft te erkennen! (…) 'van het resultaat werd u (T.) schriftelijk op de hoogte gesteld', nog steeds ben ik zeer geïnteresseerd naar dat verdwenen onderzoek (…) en de verstuurde brief!! (…)

23 juli, beide adviezen waren niet negatief:

De Sporthal had al meerdere malen illegale feesten gehouden (zonder enkele vergunning) en georganiseerd en het café hield nog illegaal een terras, illegale levende muziek feesten en bedreigde burgers met geweld. Deze feiten zijn van de korpsbeheerder zijn eigen mutaties! Wat bedoelt (de korpsbeheerder; N.o.) dan met de definitie 'niet negatief? Wat valt er onder zijn definitie 'negatief, dagelijks een schietpartij tegen dienders? Of als men (de korpsbeheerder; N.o.) gaat bedreigen?

23 juli, het meetrapport So.:

Het moge zo zijn dat het geluidsmetingen rapport geen rol heeft mogen spelen, qua tijd en indienen in het verlenen van de café vergunningen. Maar net zo duidelijk is het feit dat ondanks de duidelijke normen overschrijdingen de politie GEEN enkele actie ondernomen heeft op voorkomen en opheffen van de banale geluidsoverlast, na de kennisgeving van de geluidsmeting resultaten. Nee, het tegendeel blijkt. (…)

23 juli, brief van 20-oktober:

Op de brief van 20 oktober heb ik geen antwoord gekregen, zoals andere brieven. (…)

1 oktober, diverse politiemedewerkers:

De activiteiten van de politiemensen bestonden voornamelijk uit: de geluidsoverlast was niet zo erg, dan kunt u beter maar gaan verhuizen, we hebben geen mensen beschikbaar. Opmerkelijk genoeg durft men deze uitlatingen niet op schrift naar de burger te sturen! Merkwaardig genoeg zijn er wel vele politiemensen voor de vele Mega feesten in de binnenstad beschikbaar!

1 oktober, genoemde café - gekomen tot het afbouwen van de live-muziek:

De korpsbeheerder zegt dat hij in overleg met de illegale café beheerder de live-muziek heeft afgebouwd (…). Buiten het feit dat de korpsbeheerder nu expliciet heeft erkend dat er illegale-live-muziek feesten, met de daarbij behorende overlast gehouden zijn. Is dit te bizar voor woorden! De illegale café beheerder heeft geen vergunning voor levende muziek feesten. In plaatst van de wet te handhaven geeft de korpsbeheerder nu nog eens zijn volmacht om 'afbouw illegale geluidsoverlast feesten te geven' (…)

In de laatste maanden van 1998 had de korpsbeheerder de beschikking over het geluidsmetingen rapport, desondanks heeft de korpsbeheerder in samenspanning met het deelgemeente bestuur besloten om niets aan de aanhoudende klachten te doen. Ik acht het met name van belang dat de korpsbeheerder geen enkele aanwijzing of gegrond verwijt had dat T. nog ongegrond klaagde, het geluidsmetingen rapport en de mutaties versterken juist T.'s klachten.

1 oktober, buiten T. - geen andere omwonende klachten:

Elke gegronde klacht kan met een juiste formulering van woorden en zinnen belachelijk gemaakt worden (…), als burgers met instemming van het controlerende bestuur beroofd mogen worden van hun burgerrechten, dan klaagt 99% niet meer. Die vluchten de wijk uit, gaan verhuizen. (…) Een mooi en duidelijk voorbeeld daarvan is mutatie 07/08/98-5, ondanks het feit dat bewoners/burgers de gehele avond in de overlast gezeten hebben, blijkt de korpsbeheerder zijn personeel zeer creatief te zijn met de verklaringen na de constatering dat de bas dreunen buiten duidelijk hoorbaar waren/was en weer niet gemeten hebben. Ik citeer 'kennelijk heeft men met elkaar afgesproken de politie te bellen'. Nadat de politie de bewoners/burgers hele avond de overlast heeft laten zitten!!!!!! (…) Die bewoners/burgers bellen echt geen politie meer, zeker geen politie die overtreders juist in bescherming neemt, juist de overtreders hun gang laten gaan!!!!!!

1 oktober. T. niet nodig ervaren:

(…) Ik erken, dat ik het aanbod om café X, regelmatig te controleren afgeslagen heb. Omdat ik al te veel keren voorgelogen ben door de korpsbeheerder zijn personeel en vanwege het feit dat live-muziek-karaoke installaties snel weggeborgen kan worden, zo nodig in een hand gedragen kan worden. Dus die wordt snel weggeborgen als de politie voor de deur komt rijden, wat resulteert in 'niets geconstateerd' mutaties (…)

1 oktober, voegde het rapport So. echter niets toe aan de bestaande:

(…) In tegenstelling tot wat hij wil doengeloven in zijn brief van 23 juli; 'dat het geluidsmetingen rapport niet in de beslissing betrokken kon worden omdat het te laat was', verklaart hij nu dat het niets nieuws toevoegde aan. Hij bagatelliseert keiharde meetresultaten, terwijl hij zelf in gebreke blijft om metingen uit te voeren ten tijde van de overlast meldingen!! Zodoende blijft hij volmachten geven aan overlast gevende instellingen, om de overlast te blijven produceren. (…) Wat ook uitermate triest is dat de burger via een andere weg nog eens ernstig benadeeld wordt door het opzettelijke falen van de korpsbeheerder. Indien ik een rechtszaak zou voeren tegen de Sporthal of café, dan zal de advocaat van deze instellingen bij de politie overlastmeldingen opvragen. En dan blijkt daaruit dat de instelling, in strijd met de werkelijkheid weinig of geen overlast veroorzaakt in de woonomgeving. Het mag duidelijk zijn dat de rechtszaak niet meer zal gaan over de veroorzaakte overlast, maar over verdwenen, onvolledige en niet geregistreerde meldingen. Probeer nu maar eens als burger je recht te halen, vanuit zo'n achterstand positie!"

2. Verzoeker voegde bij zijn brief van 21 december 1999 onder meer een (gedeelte van een) uitspraak over de wijziging van de huurprijs van verzoekers woning in 1998 van de Huurcommissie in het ressort Rotterdam. In deze uitspraak waren de resultaten van het rapport van So. (zie FEITEN, onder 8; N.o.) opgenomen en overwoog de Huurcommissie dat de geconstateerde geluidsoverlast in de woonruimte en met name de woonkamer een ernstig woongenotschadend gebrek opleverde.

3. Verzoeker deelde bij brief van 28 december 1999 mee dat hij nog steeds geluidsoverlast ondervond van de N-hal en café X. Verzoeker gaf een overzicht van 16 dagen gelegen tussen 8 augustus 1999 en 17 december 1999 waarop hij in de avond- en nachtelijke uren geluidsoverlast had ervaren. Verzoeker voegde bij zijn brief van 28 december 1999 onder meer enkele faxen van 26 december 1999 aan onder andere de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, waarin stond vermeld dat verzoeker nog steeds geluidsoverlast ondervond.

Beoordeling

I. Ten aanzien van het reageren op meldingen van geluidsoverlast

1. Verzoeker heeft bij de politie gedurende de afgelopen jaren vele malen geklaagd over geluidsoverlast van horeca-activiteiten in de nabijheid van zijn woning. Het betreft onder meer overlast door luide muziek in de avond- en nachtelijke uren, veroorzaakt door een café en een sporthal. Verzoeker stelt op de momenten van de door hem ondervonden geluidsoverlast niet te kunnen slapen.

2. Verzoeker klaagt erover dat de politie onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van zijn meldingen van geluidsoverlast. Hij stelt dat veel meldingen niet zijn vermeld in het dag- en nachtrapport van de politie. Verzoeker stelt verder dat hij is gestopt met het iedere keer melden van geluidsoverlast, omdat de politie hiertegen toch onvoldoende optreedt. Voorts heeft hij meegedeeld dat hij, ook nadat hij bij de Nationale ombudsman een klacht had ingediend, nog geluidsoverlast ondervond.

3. Verzoeker heeft in 1992 aan de toenmalige gemeentepolitie te Rotterdam en in augustus 1996 aan het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond schriftelijk meegedeeld dat hij vaak geluidsoverlast ondervond van het café. In augustus 1996 heeft verzoeker aan de politie voorts meegedeeld dat de na de melding ter plaatse gekomen politiemensen volgens verzoeker onvoldoende actie hadden ondernomen. Bij contact nadien met de politie heeft verzoeker gemerkt dat de politie hiervan niets had geregistreerd. De wijkagent heeft verzoeker bij brief van 6 december 1996 meegedeeld dat verzoeker "een tamelijk nauw begrip heeft van overlast" in verhouding tot andere buurtbewoners.

4. In april 1997 heeft verzoeker wederom schriftelijk aan de wijkagent meegedeeld dat hij geluidsoverlast ondervond. De wijkagent heeft verzoeker hierop verwezen naar de brief van 6 december 1996 en hij heeft aan verzoeker meegedeeld dat de politie slechts één melding van verzoeker over geluidsoverlast bekend was.

5. In maart 1998 heeft verzoeker door een bedrijf, So., geluidsmetingen laten verrichten. Het bedrijf heeft hiervan in april 1998 een meetrapport opgemaakt. In het rapport komt het bedrijf tot de conclusie dat in de woonkamer en voor de gevel van verzoekers woning het geluidsniveau van muziekgeluiden veel hoger is dan volgens de voorschriften is toegestaan (zie FEITEN, onder 8.).

6. In mei 1998 heeft verzoeker de politie wederom schriftelijk meegedeeld dat hij geluidsoverlast ondervond. In reactie daarop deelde de politie (opnieuw) aan verzoeker mee dat de indruk bestond dat verzoeker een tamelijk nauw begrip van overlast heeft en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die een ander optreden van de politie rechtvaardigden.

7. In augustus 1998 heeft verzoeker de politie een kopie gestuurd van het rapport van So. en heeft hij meegedeeld dat dit rapport aanleiding was voor de huurcommissie om huurverhoging te weigeren. De huurcommissie in het ressort Rotterdam had gewogen dat de geconstateerde geluidsoverlast in de woonruimte van verzoeker een ernstig woongenotschadend gebrek opleverde (zie REACTIES VERZOEKER onder 2.).

8. Verzoeker heeft aan de politie vervolgens in augustus 1998 en januari 1999 schriftelijk meegedeeld dat hij wederom geluidoverlast had ondervonden.

9. De beheerder van het regionale politiekorps heeft meegedeeld dat de gemeentepolitie Rotterdam en later het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond wel hebben gereageerd op de meldingen van verzoeker en dat zij brieven van verzoeker hebben beantwoord, maar dat dit niet heeft geleid tot een structurele oplossing. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat het meetrapport van So. niet bekend was bij de politie, terwijl de chef van basiseenheid Maashaven heeft meegedeeld dat dit rapport wel door de politie was ontvangen. De chef van basiseenheid Maashaven heeft verder nog meegedeeld dat inmiddels met de beheerders van de sporthal en café X afspraken waren gemaakt om geluidsoverlast te voorkomen. Volgens de chef van de basiseenheid is verzoeker echter als enige blijven klagen over geluidshinder.

10. De politie heeft 15 mutaties uit het dag- en nachtrapport overgelegd waarin is vermeld dat zij een melding had gekregen van geluidsoverlast door het café of de sporthal, gespreid over de periode gelegen tussen 28 mei 1995 en 13 juni 1999 (zie INLICHTINGEN CHEF BASISEENHEID MAASHAVEN, onder 2.). In twee mutaties van meldingen van 4 en 5 augustus 1996 wordt vermeld dat de beheerder en bezoekers van het café hadden meegedeeld dat veelvuldig werd geklaagd over geluidsoverlast en de politie hierop telkens ter plaatse was gekomen. Van de periode 1995 tot 4 augustus 1996 heeft de politie zeven mutaties overgelegd. Het betrof mutaties van 28 mei, 3 juli en 11 november 1995, en van 21 maart, 8 juni en 14 juni (2x) 1996. In twee mutaties wordt vermeld dat de melding afkomstig is van verzoeker. In de overige mutaties wordt niet vermeld wie de eventuele melder is.

11. Ook een grote hoeveelheid meldingen van geluidsoverlast kan aanleiding geven om tot nadere actie over te gaan. Uit de mededelingen van verzoeker en uit de mededelingen van de beheerder en bezoekers van het café, die zijn vastgelegd in dag- en nachtrapporten van de politie, komt voldoende vast te staan dat de politie niet alle meldingen en de reacties daarop heeft vastgelegd. Dit heeft verzoeker beperkt in zijn mogelijkheden om aan te tonen in hoeverre er sprake was van structurele geluidsoverlast. Daarmee heeft de politie ook zichzelf de mogelijkheid ontnomen om een juiste inschatting te maken over de actie die was vereist in deze problematiek.

12. Daarnaast heeft de politie geconcludeerd dat verzoeker de enige is die meldingen van geluidsoverlast nabij zijn woning heeft gedaan. Deze conclusie valt uit de mutaties niet te trekken, en ook overigens heeft de politie dit niet aannemelijk gemaakt. In bijna alle mutaties is immers niet vermeld van wie de meldingen van geluidsoverlast afkomstig zijn. De politie had op basis hiervan verzoeker niet mogen meedelen dat hij een te nauw begrip van overlast heeft. Dit heeft er ten onrechte toe geleid dat de oorzaak van meldingen van de overlast kennelijk voornamelijk aan de beleving van verzoeker wordt toegeschreven ten gevolge waarvan onvoldoende aandacht is besteed aan de vraag in hoeverre daadwerkelijk sprake was van burengerucht.

13. In geval van de meldingen over geluidsoverlast door de sporthal en het café in de avond en nachtelijke uren konden de betrokken politieambtenaren in eerste instantie ter plaatse op basis van eigen waarneming inschatten of er sprake was van overtreding van artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht (burengerucht; zie achtergrond, onder 1.) dat beoogt verstoring van de nachtrust tegen te gaan. Van belang hierbij is dat verzoeker de politie heeft meegedeeld dat hij door de geluidsoverlast niet kon slapen. De politie heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in strafrechtelijke zin op te treden tegen de gemelde geluidsoverlast. Kennelijk vond de politie dat hiervoor onvoldoende aanleiding bestond. Uit de mutaties blijkt wel dat de politie vaak heeft gereageerd op meldingen van geluidsoverlast en dat de politie ook afspraken heeft gemaakt met de beheerders van de sporthal en het café om geluidsoverlast te voorkomen. Dit is op zichzelf niet onjuist.

Nadat verzoeker echter het meetrapport van So. had overgelegd en nadat verzoeker had meegedeeld dat de huurcommissie in het ressort Rotterdam in dit rapport aanleiding vond om te concluderen dat de gemeten geluidsoverlast een ernstig woongenotschadend gebrek opleverde, had de politie in deze langdurige problematiek dienen over te gaan tot nadere actie. Zo had de politie - bijvoorbeeld door eigen meting - kunnen onderzoeken of de te hoge geluidsbelasting in de nachtelijke uren in verzoekers woning voortduurde, ook nadat nadere afspraken over geluidsoverlast waren gemaakt met de beheerders van de sporthal en het café. Afhankelijk van de resultaten hiervan had de politie kunnen bepalen of er sprake was van burengerucht dan wel anderszins van overtreding van relevante (milieu)wetgeving en of nadere (strafrechtelijke) actie was vereist.

14. Gezien het voorgaande is het niet juist dat de politie heeft afgezien van nadere acties in reactie op de meldingen van geluidsoverlast en de brieven van verzoeker.

De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

II. Ten aanzien van het niet-reageren op de brief van verzoeker van 20 oktober 1998

1. Verzoeker heeft bij brief van 20 oktober 1998 het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verzocht om kopieën van alle vergunningen van de sporthal en het café met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Bij brief van 1 januari 1999 heeft hij de politie gerappelleerd. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond niet heeft gereageerd op zijn brief van 20 oktober 1998.

2. De beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond heeft in reactie op de klacht laten weten dat medewerkers van de gemeente Rotterdam hebben voldaan aan verzoekers wens om inzage.

3. Op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (zie achtergrond, onder 2.) dient een bestuursorgaan een brief waarvan de behandeling kennelijk door een ander bestuursorgaan dient plaats te vinden, door te zenden naar dat andere bestuursorgaan. Daarbij dient het bestuursorgaan dat de brief had ontvangen de afzender van de brief - gelijktijdig met de doorzending - mee te delen dat zijn brief is doorgezonden en aan welk bestuursorgaan de brief is gezonden.

4. In dit geval heeft de politie de brief van 20 oktober 1998 van verzoeker kennelijk voor afhandeling doorgezonden naar de gemeente Rotterdam. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verzoeker is meegedeeld dat zijn brief ter afhandeling is doorgestuurd naar de gemeente Rotterdam. Op grond hiervan wordt ervan uitgegaan dat dit niet is gebeurd. Dit is niet juist, gezien het gestelde onder 3.

De onderzochte gedraging is ook in zoverre niet behoorlijk.

III. Ten aanzien van de reactie op verzoekers brieven van 9 en 10 augustus 1998 en 1 januari 1999

1. Verzoeker heeft bij brieven van 9 en 10 augustus 1998 en van 1 januari 1999 aan de politie erover geklaagd dat de politieambtenaren van bureau Maashaven hebben geweigerd afdoende op te treden tegen geluidsoverlast door de sporthal en het café. Een klachtencoördinator stuurde verzoeker in reactie op deze brieven een ontvangstbevestiging. In reactie op verzoekers brief van 1 januari 1999 deelde de klachtencoördinator verzoeker verder nog mee dat de klachten van verzoeker al eerder waren onderzocht en dat hij hierover al eerder schriftelijk op de hoogte was gesteld. Verzoeker heeft de politie bij fax van 14 januari 1999 meegedeeld dat hij geen schriftelijke afdoening van een klacht had ontvangen en dat hij alsnog graag een afschrift hiervan wilde ontvangen. Vervolgens stuurde verzoeker de politie rappels in januari en februari 1999.

2. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zijn klachten niet, dan wel in onvoldoende mate, heeft afgehandeld.

3. De korpsbeheerder heeft in reactie op de klacht laten weten dat de klachten die verzoeker bij de genoemde brieven bij de politie had ingediend ten onrechte niet alle schriftelijk zijn afgehandeld. De korpsbeheerder merkte daarbij op dat verzoeker wel was meegedeeld dat niet iedere brief als aparte klacht zou worden behandeld en dat niet meer op iedere brief zou worden gereageerd als de inhoud op hoofdlijnen overeenkwam met eerdere brieven van verzoeker.

4. Uit het voorgaande volgt dat de klachten die verzoeker bij de genoemde brieven heeft ingediend - ondanks de rappels van verzoeker - niet zijn afgehandeld. Dit is niet juist. Verzoeker heeft bij zijn brief van 9 augustus 1998 aan de politie nieuwe informatie verstrekt: het meetrapport van So. Tegen deze achtergrond is de reactie van de korpsbeheerder dat verzoeker is meegedeeld dat niet meer zal worden gereageerd op diens brieven indien deze inhoudelijk overeenkomen met eerdere brieven, niet begrijpelijk.

Ook in zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), is gegrond.

Instantie: Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond

Klacht:

Neemt onvoldoende actie naar aanleiding van meldingen over geluidsoverlast; klachten hierover niet of in onvoldoende mate afgehandeld.

Oordeel:

Gegrond