2000/160

Rapport

Op 14 april 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoeker, die betrokken was bij een aanrijding te Amsterdam op 2 oktober 1997, klaagt erover dat twee ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland in het registratieformulier dat zij naar aanleiding van de aanrijding hebben opgemaakt:

1. zijn verklaring te summier hebben weergegeven;

2. de verklaring van een getuige onjuist hebben weergegeven.

Achtergrond

Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen worden geregistreerd, een registratieformulier aan het Verbond van Verzekeraars (voorheen de Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren).

Indien uitsluitend een registratieformulier wordt opgemaakt is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk plaatsvindt via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen. Zo wordt in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan en worden in de regel geen uitgebreide verklaringen van betrokkenen en eventuele getuigen op papier gezet.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder en verzoeker een aantal specifieke vragen gesteld.

Twee betrokken ambtenaren hebben tijdens het onderzoek een verklaring afgelegd.

Het bureau burgerzaken van de gemeente Amsterdam heeft tijdens het onderzoek desgevraagd informatie verschaft.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker, de korpsbeheerder en één van de betrokken ambtenaren deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De andere betrokken ambtenaar gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker was op 2 oktober 1997 in Amsterdam als bestuurder van een auto betrokken bij een aanrijding met een andere auto, die werd bestuurd door de heer S. Mevrouw Hy., inzittende van de auto van verzoeker, was getuige van de aanrijding. Twee politieambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland kwamen korte tijd na de aanrijding ter plaatse. Zij namen een verklaring op van beide bestuurders en van getuige Hy. Naar aanleiding van hun bevindingen ter plaatse maakten zij een registratieformulier - ook wel genoemd registratieset of verkeersongevallenstaat - van de aanrijding op. In het registratieformulier is onder de rubriek "beknopte omschrijving ongeval" met betrekking tot de toedracht van de aanrijding onder meer opgenomen:

"Beide voertuigen reden over de rijbaan van de Stadhouderskade, kudrv de Jan Luykenstraat en gidrv de Hobbemakade. Gekomen ter hoogte van de kruising Stadhouderskade/Weteringsschans, is de rijbaan verdeeld over twee rijstroken. De linker rijstrook is bestemd voor verkeer dat linksaf en rechtdoor wil en de rechterrijstrook is bestemd voor verkeer dat rechtdoor wil. 14.1 (verzoeker; N.o.) reed over de linker rijstrook en 14.2 (S.; N.o.) reed over de rechterrijstrook. De beide voertuigen reden niet naast elkaar.

14.1 verklaarde ons dat hij rechtdoor wilde rijden en dat 14.2 plotseling naar links kwam, waardoor een aanrijding ontstond.

Getuige Hy, inzittende van 14.1, verklaarde ons dat 14.1 moest uitwijken voor een links afslaande auto, welke verder niet bij de aanrijding betrokken was. De getuige verklaarde ons dat 14.1 richting aangaf naar rechts, in zijn spiegel keek en plotseling was bij de manoeuvre naar rechts daar de auto van 14.2.

14.2. verklaarde ons dat hij iets achter 14.1 reed en dat 14.1 plotseling naar rechts kwam om een andere auto in te halen, daarbij kon 14.2 niets meer doen om een aanrijding te voorkomen."

2. Verzoeker diende bij brief van 5 juni 1998 een klacht in bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die onder meer inhield:

"Middels dit schrijven maak ik bezwaar tegen de opmaak van het proces-verbaal (...) inhoudende dat de getuigen verklaring van mevr. Hy. niet juist is weergegeven.

De verklaring van de heer S. 14-2 niet juist is.

De toedracht van het ongeval is anders de heer S. heeft mij moedwillig in de flank rechts aangereden naar aanleiding van eerdere schermutselingen op de weg voor het Parkhotel daar wilde hij van de rechter rijbaan links in voegen. De verklaring van mevr. Hy. heeft dat ook verklaard tegenover de agente mevr. R., het is verkeerd in het proces-verbaal opgenomen. (...)

Het opmaken van dit PV. heeft mij direct in mijn belangen getroffen want de verzekering betaalt mijn schade niet uit maar vergoedt de schade aan de heer S. wel. Het PV. is onjuist opgemaakt; de getuige is onjuist weergegeven. De schade aan de auto van de heer S. was niet zo groot als opgegeven.

Op grond van vorenstaande verzoek ik U het besluit in de PV. te heroverwegen en te wijzigen."

3. Verzoeker voegde bij zijn brief van 5 juni 1998 aan de politie onder meer een ongedateerde verklaring waaronder de naam van getuige Hy. was vermeld. Deze verklaring hield in:

"I was sitting next to mr. H. A man in a red VW Golf road on the right side of us a long time, he became irritated.

I think he rides too long next to us, we road about 20 km/h.

Mister H. had to stop for a car before him.

At once it was by the Museum, he put his car in the door of mister H. without any sign.

You can see it, only the door was hidded!

It's unfair that mister H. gets the blame of it, it's not his fault."

4. Verzoeker voegde voorts bij zijn brief van 5 juni 1998 aan de politie onder meer een brief van 8 december 1997 van hem aan zijn verzekeringstussenpersoon, die onder meer inhield:

"Ik reed 2 okt.1997 om 9.20 uur op de Stadhouderskade voor het Mariotthotel Leidsepl. (Mariotthotel aan mijn rechterzijde)

Links op de rechterrijstrook voor het Vondelpark. (de weg bestaat uit 2 x 2 rijstroken)

De splitsing naar links is de Stadhouderskade rechts de Hobbemastraat.

Ik ga links en de heer S. die rechts schuin achter mij reed ging ook naar links de Stadhouderskade op ging. Dus de Heer S. bevond zich op de verkeerde rijstrook hij wilde voor mij invoegen (voor het Parkhotel waar de weg smaller wordt).

Hier ontstond bij de Heer S. irritatie, ter hoogte van de P.C. Hooftweg worden het weer 2 x 2 rijstroken (...).

Hij reed nog steeds links op de rechter rijstrook (2 x 2 rijstroken) voor het Rijksmuseum (rechts van mij).

Bij de kruising Stadhouderskade Spiegelstraat (links en rechts parkeerplaats Rijksmuseum) moet ik stoppen voor links afslaand verkeer de Spiegelstraat op.

DE HEER S. (...) HAALT MIJ RECHTS IN EN RIJDT MIJ MOEDWILLIG IN DE FLANK RECHTS IN DE DEUR EN ZIJKANT UIT WRAAK VOOR EEN EERDERE SCHERMUTSELING VOOR HET PARKHOTEL WAAR DE WEG VEEL SMALLER IS.

Dus ik ben niet uitgeweken op de kruising Stadhouderskade Spiegelstaat ik stond hier stil op de linker rijstrook achter mijn voorganger (...).

(...) De getuigenis van mevr. Hy. luidde ook zo maar is in de laatste 2 regels verkeerd door de agent weergegeven dus moet zijn dat ik mijn auto (voor het Parkhotel) inderdaad naar rechts ben uitgeweken om de heer S. niet in te laten voegen omdat hij mij rechts in haalde. (hier wordt de weg smaller)

Zij verklaarde dat wij rechtdoor wilden rijden en de heer S. bewust in mijn deur en zijkant reed het gesprek vond plaats in het Engels. Vandaar het misverstand in het uitwerken van het proces-verbaal."

5. Betrokken ambtenaar G. maakte op 12 augustus 1998 naar aanleiding van verzoekers klacht bij de politie een rapport op waarin onder meer is vermeld:

De verklaringen zijn zoals die op dat moment tegen ons zijn gedaan ook in de verkeersongevallenstaat (VO-staat) gezet. Dit houdt in dat ook de verklaring van de getuige Hy. aan ons is verklaard, zoals deze in de VO-staat is vermeld. Ik rapporteur kan mij nog herinneren dat dit gesprek met deze getuige in het engels is gevoerd, door de collega R. De collega R. heeft lange tijd in een engelstalig land verbleven en beheerst deze taal dan ook uitmuntend. Ook de getuige Hy. sprak uitstekend engels en er was volgens ons op dat moment dan ook geen sprake van een misverstand.

(...)

Ik, rapporteur, wens te verklaren dat ik enkele maanden geleden al een keer telefonisch contact gehad heb met de heer H.

De heer H. was ontevreden over de kwaliteit van mijn werk, omdat ik naar zijn zeggen de verklaringen had omgedraaid en hij nu voor de schade van de tegenpartij moest opdraaien. De heer H. was daar heel boos over en eiste dat ik mijn verklaring zou wijzigen. Ik heb in een uur durend telefoongesprek getracht de heer H. duidelijk te maken dat ik mij de aanrijding niet meer kon herinneren en dat ik bleef bij het verhaal zoals dat vermeld was in de VO-staat. Ik heb geprobeerd de heer H. zo beleefd mogelijk uit te leggen dat hij moeilijk van mij kon verwachten dat hij zijn zin kreeg als ik mij iets niet meer kon herinneren. (...)

Na ongeveer een uur bleef de heer H. nog steeds aandringen dat ik mijn verklaring moest aanpassen en hem zijn zin moest geven. Ik heb daarop het telefoongesprek afgebroken, waarbij de heer H. boos de hoorn op de haak gooide.

(...)

Ik, rapporteur, krijg dan nu ook het gevoel bij deze klacht dat de heer H. zich persoonlijk op mij wil revancheren. Nieuw is voor mij ook de herziene verklaring van mevrouw Hy. Wat mij daaraan opvalt is dat haar verklaring nu exact het tegenovergestelde is als destijds bij ons op straat. Ik vind dat raar, verwarring van iets zou best nog wel eens tot de mogelijkheden kunnen bestaan, echter het precies tegenovergestelde lijkt mij onmogelijk."

6. Inspecteur He. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland maakte op 19 september 1998 naar aanleiding van verzoekers klacht bij de politie een rapport op van een op 16 september 1998 tegenover hem door betrokken ambtenaar mevrouw R. afgelegde verklaring. Deze verklaring hield onder meer in:

"Ik herinner mij die aanrijding daar ik de engels sprekende passagier gehoord heb omtrent de toedracht van de aanrijding. De verklaring die ik van de engels sprekende vrouw heb opgenomen heb ik ook zo in de verkeersongevallenstaat vermeld. De nu op brief gestelde engelse verklaring is het tegenovergestelde van de afgelegde verklaring. Dit bevreemdt mij. Ik heb er geen enkel belang bij om een andere verklaring op papier te zetten dan zoals die aan mij is opgegeven. Wat mij toen wel op viel was het rare gedrag van de bestuurder toen ik deze engels sprekende vrouw enkele vragen wilde stellen. Hij maakte toen een opmerking in de trant van: "Jij mag niet met haar spreken. Zij verklaart wat ik verklaar". Enige tijd later sprak ik toch deze vrouw en hetgeen zij mij verklaarde heb ik ook verwoord. Ik vind het vreemd dat deze bestuurder onze verklaringen in twijfel trekt, omdat wij niets anders doen dan weergeven wat de betrokkenen aan ons verklaren. Over schermutselingen van te voren met elkaar is ons toen niet gebleken. Daarover is niets gezegd. Als dat gemeld was dan had dit een ander verhaal opgeleverd en was dat door ons in het onderzoek meegenomen en in de door ons opgemaakte verkeersongevallenstaat vermeld. Nogmaals ik heb er geen enkel belang bij een andere verklaring op papier te zetten dan hetgeen mij door de betrokkene is meegedeeld."

7. Inspecteur He. maakte op 20 november 1998 een rapport op inzake de klacht van verzoeker, dat onder meer vermeldde:

"Op 20 oktober 1998 heeft er een 2de bemiddelingsgesprek plaatsgevonden waarbij klager kennis heeft genomen van de verklaring van Mw. R. Ook nu gaf klager aan het niet eens te zijn met deze verklaring en hetgeen is weergegeven in de registratieset. Klager bleef volhouden dat de tegenpartij met opzet tegen zijn auto was gereden.

Daarnaast was klager ontstemd omtrent het feit dat de tegenpartij voor een klein krasje 1900 gulden had ontvangen en dat hij zijn schade groot 4000 gulden niet door de verzekering vergoed krijgt en daarnaast ook nog eens zijn no-claim kwijt is. Ook nu kwam de geschreven verklaring van Mw. Hy. ter sprake, die tegengesteld was aan hetgeen zij ter plaatse aan Mw. R. had verklaard.

Op mijn daartoe gestelde vraag wat voor belang de betrokken politieambtenaren hebben of zouden hebben bij een andere weergave in de registratieset dan die welke ter plaatse door partijen is aangegeven kon klager ook geen antwoord geven. Op dit punt gaf ik klager aan niet aan de integriteit van deze ambtenaren, mede gelet op hun verklaringen, te twijfelen.

Klager gaf ook aan te blijven volhouden omdat hij onschuldig was.

Ik deelde klager mee dat uit een gesprek dat ik met de verzekeringsmaatschappij had was gebleken dat de verzekeringsmaatschappij genegen is een nieuw onderzoek te starten als er nieuwe feiten aangedragen worden. Hierop zei ik klager dat er tot op heden nog geen nieuwe feiten boven tafel waren gekomen, waarbij ik klager aangaf niet aan de juiste weergave van de desbetreffende collega's te twijfelen.

Ik legde klager uit dat politieambtenaren bij gelegenheid van een aanrijding slechts datgene in een registratieset vermelden dat ter plaatse van een aanrijding aan deze politieambtenaren wordt medegedeeld door betrokken partijen.

Al met al legde de klager een hulpvraag bij mij neer, waarop ik aangaf dat hij alsnog via zijn verzekeringsmaatschappij de tegenpartij aansprakelijk moest stellen en gaf hem tevens aan dat ik de getuige Hy. zou benaderen omtrent haar later geschreven verklaring.

(...)

Door mij is getracht de getuige Hy. omtrent haar schrijven te horen. Naspeuringen en een aantal adresbezoeken hebben niets opgeleverd. Bij mijn laatste adresonderzoek op 15 november 1998 werd op het adres (...) mij medegedeeld dat de huidige bewoonsters sedert 2 weken op dit adres woonden, Mw. Hy. niet te kennen en ook niet wisten waar de vorige bewoners naar toe gegaan zijn.

Ook via het bevolkingsregister, via de telefoon en politiegegevens was niet achter het woonadres van Mw. Hy. te komen."

8. De beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland deelde aan verzoeker bij brief van 19 maart 1999 in reactie op de klacht bij de politie - met betrekking tot de door de Nationale ombudsman onderzochte gedragingen - mee dat zijn klacht ongegrond was. Voor een nadere toelichting verwees de korpsbeheerder naar het advies van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland. In dit advies van 24 februari 1999 van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland was onder meer opgenomen:

“De feiten

(…)

Klager verklaart dat hijzelf rechtdoor reed en dat S. auto plotseling naar links kwam, waardoor klager aangereden werd. In de registratieset onder 'de beknopte omschrijving ongeval' is opgenomen een verklaring van mevrouw Hy., die bij klager in de auto zat. Daarin verklaarde zij dat klager moest uitwijken voor een linksafslaande auto, richting aangaf naar rechts, in zijn spiegel keek en naar rechts manoeuvreerde. In de registratieset is ook opgenomen S.'s verklaring waarin hij verklaarde dat klager plotseling naar rechts kwam rijden om een andere auto in te halen en dat S. niets meer kon doen om een aanrijding te voorkomen. Klager is van mening dat de weergave van de verklaring van getuige Hy. berust op een misverstand. Volgens hem heeft Hy. politieambtenaar R. in het Engels verteld dat klager rechtdoor reed en dat S. bewust rechts op klagers auto inreed. Klager heeft een schriftelijke verklaring van Hy. bijgevoegd met een verklaring van die strekking. R., die lange tijd in een Engelstalig land gewoond heeft en de Engelse taal goed beheerst, verklaart dat er geen enkele onduidelijkheid was omtrent de toedracht van de aanrijding. Tevens verklaart zij dat klager probeerde te voorkomen dat zij met de getuige Hy. sprak. Volgens R. zei klager haar dat de getuige zou verklaren wat hij verklaarde. Rapporteur inspecteur He. heeft verschillende pogingen ondernomen om Hy. te horen. Zij is echter op geen enkele manier meer te achterhalen.

De Commissie baseert zich bij de vaststelling van de feiten op de rapportage van de politie, die overeenkomt met de verklaring van de getuige. Dat de politie de getuige verkeerd zou hebben begrepen, als gevolg van een te geringe beheersing van de Engelse taal, is niet aannemelijk. Immers R. heeft een goede beheersing van de Engelse taal. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de Commissie tot een ander oordeel zou moeten komen. Op dit punt, namelijk de onjuiste weergave van de verklaring van getuige Hy. beschouwt de Commissie de klacht feitelijk ongegrond.

Volgens klager is S.'s verklaring onjuist. De Commissie laat dat in het midden. Het gaat er in het kader van de klachtbehandeling om, dat diens lezing juist is weergegeven, niet of zijn lezing juist is. Nu niet gebleken is dat de politie de verklaring van S. niet juist heeft weergegeven, is de klacht in zoverre feitelijk ongegrond.

(...)

Politieambtenaar G. verklaart bij het telefonisch gehoor door inspecteur He. dat hij op grond van de twee verklaringen die tegen klagers in gingen en de poging van klager om de verklaring van getuige Hy. te voorkomen, de overtuiging had dat klager uitgeweken was naar rechts en zo het ongeluk veroorzaakt had. (...)

De behoorlijkheid

(...)

De Commissie is wel van oordeel dat de politieambtenaren met het opnemen van de elkaar tegensprekende verklaringen van de bij het ongeval betrokken personen behoorlijk hebben gehandeld. De verschillende visies op de toedracht van de aanrijding komen zo duidelijk naar voren."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht en komt tevens naar voren onder FEITEN.

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

In reactie op de klacht deelde de (plaatsvervangend) beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland bij brief van 16 augustus 1999 mee dat hij bij zijn eerder gegeven oordeel over de klacht bleef en dat hij voor de motivering daarvan verwees naar het advies van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland (zie FEITEN, onder 8.).

D. verklaring betrokken ambtenaar R.

In het kader van het onderzoek verklaarde betrokken politieambtenaar R. op 27 augustus 1999 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:

"Op de dag van de aanrijding kwam ik samen met mijn collega ter plaatse. We hebben toen ieder een betrokken bestuurder te woord gestaan. Ik sprak met de heer H.

Hetgeen de heer H. over de aanrijding verklaarde, heb ik op papier gezet.

Nadat ik de verklaring van de heer H. had opgenomen, vertelde ik hem, dat ik ook met zijn passagier zou gaan praten. Hij reageerde daar op zodanige wijze op, dat ik de indruk kreeg dat hij niet wilde dat ik met zijn passagier sprak. Hij was zeer kortaf. Ik bedoel daarmee te zeggen dat hij steeds zei, dat zijn passagier hetzelfde verklaarde als hij. Hij zei dit op een toon alsof hij bedoelde te zeggen dat ik de passagier niet mocht gaan horen. Ik ben toch naar de passagier toegelopen en heb haar verklaring opgenomen. Haar verklaring over de toedracht van de aanrijding luidde anders dan de verklaring van de heer H.

De passagier was een mevrouw die uit een Oost-Europees land afkomstig was. Zij heeft haar verklaring in het Engels afgelegd. Ik spreek de Engelse taal goed. Ik heb gedurende vijf jaar in Engeland en Hongkong gewoond en gewerkt. De passagier sprak de Engelse taal redelijk. Wij begrepen elkaar goed. Een paar keer heb ik een deel van haar verklaring herhaald, zodat ik zeker wist wat ze bedoelde te zeggen. Ik weet nog dat zij het woord voor knipperlicht niet wist. Ik heb dat toen nog aangewezen. Zij heeft tijdens ons gesprek bevestigd dat haar alles duidelijk was. Toen ik met haar sprak stond er ook niemand bij ons, die ons gesprek kon volgen.

Wat de passagier mij heeft verteld, heb ik ook op papier gezet. Ik ken geen van de partijen en heb ook geen belang om iets anders op papier te zetten. Lange tijd na de aanrijding kwam de heer H. met een andersluidende verklaring van zijn passagier. Het bevreemdt mij dat lange tijd na de aanrijding deze verklaring nog boven komt. Ik blijf erbij dat hetgeen ik op papier heb gezet overeenkomt met hetgeen de passagier heeft verklaard."

E. Informatie van verzoeker

De Nationale ombudsman vroeg tijdens het onderzoek verzoeker om gegevens van Hy. zodat zij bij het onderzoek kon worden betrokken. Verzoeker deelde in een telefoongesprek, dat hij op 13 oktober 1999 voerde met een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, mee dat Hy. was verhuisd, dat hij haar nieuwe adres niet kende en dat hij niet meer met haar in contact kon komen.

F. verklaring betrokken ambtenaar G.

In het kader van het onderzoek verklaarde betrokken ambtenaar G. op 8 november 1999 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:

"Op de plaats van de aanrijding zag ik alleen getuige Hy. (…)

Ik sprak de heer H. die dag wel, maar mijn collega nam zijn verklaring op. Ik nam de verklaring van de tegenpartij op. Hetgeen betrokkenen bij een aanrijding aan ons vertellen, zetten wij op papier. Dat deden wij naar mijn mening ook in deze zaak. Pas nadat de heer H. had gehoord dat hij door de verzekering als schuldige aan de aanrijding werd aangemerkt, verklaarde hij dat hij voorafgaand aan de aanrijding door de tegenpartij werd achtervolgd en dat de tegenpartij hem opzettelijk had aangereden. Dat had hij echter op straat niet verteld. In een lang gesprek, dat de heer H. en ik lange tijd na de aanrijding voerden, drong hij er bij mij op aan om de omschrijving van het ongeval aan te passen, maar dat deed ik niet. Ik kon mij op dat moment geen feiten meer herinneren. Ik ging ervan uit dat hetgeen op papier stond ook hetgeen was wat direct na de aanrijding was verklaard door de partijen.

Ik heb vele aanrijdingen opgenomen en kan mij om deze reden niet meer precies herinneren wat er was gebeurd. Wat op papier staat houd ik echter voor juist. Wij hebben ook geen enkele reden om een onjuiste omschrijving van de aanrijding op papier te zetten.

Mijn collega nam de verklaring van getuige Hy. op. Dat herinner ik mij nog goed. Opvallend was dat zij bij de heer Ha. in de auto had gezeten tijdens de aanrijding, maar dat zij hetzelfde verhaal vertelde als de tegenpartij van de heer H. Dit was een verhaal dat afweek van hetgeen de heer H. verklaarde. Mijn collega en ik overlegden hierover ter plaatse nog.

Ik kan mij niet herinneren of ik getuige Hy. heb horen spreken op de plaats van de aanrijding. Ik weet nog wel dat mijn collega haar in de Engelse taal hoorde. Mijn collega spreekt deze taal goed omdat zij meer dan een jaar in Hongkong heeft gewoond."

G. Reactie verzoeker

Verzoeker liet bij brief van 10 december 1999 onder meer weten:

"Ik heb meteen verklaard dat de tegenpartij (...) mij achtervolgde dit heb ik op straat wel verklaard. (...) de Getuige in mijn auto Hy. vertelde in het Engels hetzelfde als ik.

De politie heeft hierover niet overlegd met elkaar.

(...)

Bij mijn verklaring door mevr. de politieambtenaar stond mevr. Hy. gewoon erbij zij verstaat het ned. goed. De verklaring van Mevr. Hy. was dezelfde als die van mij. Het woord knipperlicht was daar niet aanwezig, het moet zijn stoplicht. Ik stond erbij."

H. Informatie van de gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam heeft tijdens het onderzoek desgevraagd laten weten dat de gegevens en verblijfplaats van getuige Hy. niet in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn opgenomen.

Beoordeling

Inleiding

Verzoeker is op 2 oktober 1997 met zijn auto in Amsterdam betrokken geweest bij een aanrijding met een andere auto, die werd bestuurd door de heer S. Mevrouw Hy., inzittende van de auto van verzoeker, was getuige van de aanrijding. Twee politieambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, de heer G. en mevrouw R., zijn korte tijd na de aanrijding ter plaatse gekomen. G. heeft ter plaatse een verklaring opgenomen van S., en R. heeft ter plaatse een verklaring opgenomen van verzoeker en van Hy. Naar aanleiding van hun bevindingen maakten zij een registratieformulier op van de aanrijding. In dit formulier zijn onder de rubriek "beknopte omschrijving ongeval" met betrekking tot de toedracht van de aanrijding onder meer de verklaringen van de betrokken partijen en de getuige opgenomen.

A. Ten aanzien van de weergave van de verklaring van verzoeker

1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de betrokken politieambtenaren zijn verklaring te summier hebben weergegeven in het registratieformulier. In dit formulier is als verklaring van verzoeker opgenomen dat verzoeker rechtdoor wilde rijden en dat S. plotseling naar links kwam, waardoor de aanrijding ontstond. Verzoeker stelt dat hij op de plaats van de aanrijding aan de politie heeft verteld dat er voorafgaand aan de aanrijding een schermutseling in het verkeer heeft plaatsgevonden met S., en dat S. hem hierna volgde en vervolgens moedwillig de aanrijding veroorzaakte.

2. R. heeft het volgende verklaard. Hetgeen verzoeker aan haar heeft verklaard, is opgenomen in het registratieformulier. Op de plaats van de aanrijding is niet gebleken van schermutselingen tussen verzoeker en S. voordat de aanrijding plaatsvond. Indien zij daarvan toen wel kennis had genomen, zou zij dit zeker hebben opgenomen in het registratieformulier.

3. Het registratieformulier dient onder meer voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie achtergrond). Om die reden behoren op dat formulier alle beschikbare gegevens te worden vermeld, die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. De bij de afwikkeling van een aanrijding betrokken politieambtenaren dienen ter verkrijging van gegevens over die aanrijding het nodige onderzoek te verrichten, voor zover zij daartoe in redelijkheid in staat zijn. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Hierbij verdient het aanbeveling dat in het registratieformulier de lezingen van beide partijen - kort - worden weergegeven, wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan het ongeval.

4. In dit geval staan de lezingen van verzoeker en S. tegenover elkaar. Het is juist dat de politie de verschillende verklaringen in het registratieformulier heeft opgenomen. Voor de vaststelling van de schuld aan deze aanrijding is het niet van belang of er voorafgaand aan de aanrijding schermutselingen in het verkeer hebben plaatsgevonden tussen verzoeker en S. Uit eventuele voorafgaande schermutselingen en eventueel daardoor ontstane irritatie kan immers niet worden geconcludeerd of verzoeker dan wel S. zodanig stuurde dat de aanrijding ontstond.

Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat S. opzettelijk tegen de auto van verzoeker is gereden is het volgende van belang. Deze opzet kan blijken uit de verklaring van S. of uit objectiveerbare feiten of omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de wijze van rijden door S., eventueel gemaakte gebaren of claxonneren. Opmerkingen van bij een aanrijding betrokken partijen over zodanige feiten of omstandigheden dienen wel in een registratieformulier te worden opgenomen. In dit geval is echter niet naar voren gekomen dat verzoeker zodanige feiten of omstandigheden heeft verteld aan de betrokken ambtenaren. Naar voren komt dat verzoeker slechts heeft gezegd dat S. de aanrijding opzettelijk heeft veroorzaakt. Het is niet onjuist dat de betrokken ambtenaren deze niet-objectiveerbare opmerking niet in het registratieformulier hebben opgenomen.

De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.

B. Ten aanzien van de weergave van de verklaring van getuige Hy.

1. In het registratieformulier is als verklaring van getuige Hy. opgenomen dat verzoeker moest uitwijken voor een auto, die niet was betrokken bij de aanrijding, dat verzoeker richting aangaf naar rechts, in zijn spiegel keek en dat bij de manoeuvre naar rechts de auto van S. daar plotseling was. Verzoeker stelt dat Hy. op de plaats van de aanrijding tegenover R. een verklaring heeft afgelegd die gelijkluidend is aan een niet gedateerde door hem overgelegde schriftelijke verklaring van Hy. (zie FEITEN, onder 3.). Die verklaring verschilt wezenlijk van de verklaring die is opgenomen in het registratieformulier. Verzoeker klaagt erover dat de betrokken ambtenaren de verklaring van de getuige onjuist hebben weergegeven in het registratieformulier. Verzoeker heeft tijdens de klachtbehandeling door de politie naar voren gebracht dat er een misverstand is ontstaan over de inhoud van de verklaring van Hy., omdat zij haar verklaring tegenover R. in de Engelse taal heeft afgelegd.

2. G. en R. hebben verklaard dat Hy. op de plaats van de aanrijding door R. is gehoord in de Engelse taal. R. heeft verklaard dat hetgeen Hy. toen heeft verklaard is opgenomen in het registratieformulier. Beide ambtenaren en de korpsbeheerder brengen naar voren dat R. gedurende enkele jaren heeft gewoond en gewerkt in Engelstalige landen en dat zij de Engelse taal goed beheerst. De korpsbeheerder volgt het advies van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland. Deze heeft geadviseerd de klacht in zoverre ongegrond te verklaren, omdat niet aannemelijk is dat het feit dat de verklaring in de Engelse taal is afgelegd, heeft geleid tot het verkeerd begrijpen ervan en omdat niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de klacht gegrond zou moeten worden verklaard.

3. Ten bewijze van zijn stelling met betrekking tot de onjuiste weergave van de verklaring van Hy. heeft verzoeker een niet-gedateerde verklaring overgelegd, die volgens hem van Hy. afkomstig is. Nu Hy. niet is te achterhalen, kan niet worden vastgesteld dat deze verklaring daadwerkelijk afkomstig is van Hy. en dat daarin het standpunt van Hy. correct is weergegeven. Om deze reden kan de overgelegde verklaring niet gelden als steun voor het standpunt van verzoeker. R., die de verklaring van Hy. ter plaatse heeft opgenomen, heeft verklaard dat de verklaring van Hy. correct in het registratieformulier is vermeld. De stelling van verzoeker dat de verklaring van Hy. verkeerd is begrepen door R. is niet aannemelijk, nu is gebleken dat R. gedurende enige jaren in Engelstalige landen heeft gewoond en gewerkt. Voorts wordt opgemerkt dat de verklaring van Hy. gelijkluidend is aan de verklaring van S., die niet is opgenomen door R., maar door G. Gelet op voorgaande omstandigheden wordt het standpunt van R. met betrekking tot de weergave van de verklaring van Hy. meer aannemelijk geacht dan dat van verzoeker.

Ook in zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Handelwijze omtrent opmaken registratieformulier naar aanleiding van aanrijding (verklaring verzoeker te summier; verklaring van getuige onjuist weergegeven).

Oordeel:

Niet gegrond